Dit document bevat meer dan 150 oefenvragen voor het keuzevak Psychologische Interventies voor Complexe Problematiek van het derde jaar psychologie. De oefenvragen zijn gebaseerd op alle literatuur, hoorcolleges en reflectievragen. De antwoorden bevatten allemaal een uitgebreide uitleg.
,Vragen
Week 1
1. Wat is de inferentiële verwarring?
Volgens de inference-based approach (IBA) verwarren mensen met een obsessief-
compulsieve stoornis (OCS) mogelijkheden (possibilities) met de realiteit. Dit wordt ook
wel inferentiële verwarring (inferential confusion) genoemd.
2. Wat is het verschil tussen obsessieve twijfels en gewone twijfels?
Inferentiële verwarring leidt tot twijfels die niet gebaseerd zijn op een opvallende
waarneming. Normale (niet-obsessieve) twijfels zijn wel gebaseerd op waarnemingen.
3. Mensen met OCS passen hun gedrag aan naar de mogelijkheid alsof deze realiteit is. Tot
welk probleem leidt dit?
Deze mensen proberen een ingebeeld probleem op te lossen in de werkelijkheid.
Hierdoor komen zij klem te zitten en blijft de stoornis voortbestaan.
4. Wat zijn de zes redeneertrucs van OCS en onder welke categorie vallen deze?
• Verwarren.
o Categorieën mixen. Twee verschillende soorten dingen verwarren.
o Gebeurtenissen mixen. Een eerdere gebeurtenis verwarren met het nu.
• Toepassen.
o Feiten uit hun verband halen. Denken aan een algemeen feit en dat
toepassen op de situatie nu.
• Bedenken.
o Puur ingebeeld verhaal bedenken. Denken aan wat er allemaal zou
kunnen gebeuren.
• Wantrouwen.
o Wantrouwen van de normale waarneming. Niet vertrouwen wat je ziet,
hoort, voelt, ruikt, proeft of van binnen merkt of weet.
• Stellen.
o Conclusies trekken zonder bewijs. Zonder bewijs zeker weten dat iets zo
is.
5. Inference-based therapy (IBT) is een therapievorm die aansluit op de IBA. Waarom is deze
ontwikkeld?
Deze nieuwe behandeling is ontwikkeld omdat 50-75% van de cliënten na een CGT-
behandeling nog steeds voldoet aan de DSM-criteria voor OCS. Daarnaast haken veel
mensen vroegtijdig af wanneer zij een CGT-behandeling krijgen. Dit komt doordat
mensen bij CGT hun angst moeten aangaan en de dwang moeten onderdrukken. Dit is
erg beangstigend. Bij IBT hoeft dit niet.
2
,6. Beschrijf IBT.
Bij IBT worden de primaire twijfels in kaart gebracht en worden deze weerlegt. Dit kan
bijvoorbeeld door te kijken naar feiten in de realiteit of door neutrale tegenhangers te
bespreken. Dit zijn situaties die lijken op de obsessie-trigger maar geen obsessie
triggeren. Ook wordt cliënten geleerd dat zij zich in niet-obsessieve situaties juist wel
baseren op waarnemingen in plaats van ingebeelde mogelijkheden. Pas als de cliënt echt
voelt dat het ingebeelde probleem er niet is, verdwijnt de dwanghandeling.
7. Wat is de belangrijkste focus van IBA en hoe verschilt dit van CGT?
8. Julien et al. (2016) hebben een literatuuronderzoek uitgevoerd om een overzicht te creëren
van de werkzaamheid van IBT. Wat waren de drie belangrijkste conclusies?
Uit dit literatuuronderzoek bleek:
• Dat de context waarbinnen opdringerige gedachten voorkomen bij niet-klinische
individuen verschilt van de context waarbinnen opdringerige gedachten
voorkomen bij individuen met OCS. De opdringerige gedachten van niet-
klinische individuen werden over het algemeen gerechtvaardigd door triggers in
de omgeving. De opdringerige gedachten van individuen met OCS werden echter
meestal niet gerechtvaardigd door de context.
• Dat individuen met OCS vaak een inductieve redeneerstijl hadden en dat
inferentiële verwarring geassocieerd werd met OCS-symptomen.
• Dat IBT effectief is in de behandeling van OCS. Twee studies toonden aan dat de
effectiviteit van IBT even hoog was als dat van cognitieve gedragstherapie
(CGT).
9. Wat is omgekeerd beredeneren?
De denkstijl van IBA wordt ook wel omgekeerd beredeneren (inverse reasoning)
genoemd. Hypothetische gebeurtenissen vormen hierbij de basis van de conclusies over
de realiteit. Verschillende studies hebben al een associatie met OCS aangetoond.
3
, 10. Wong en Grisham (2017) hebben een onderzoek uitgevoerd om het mogelijke causale
verband tussen omgekeerd beredeneren en OCS in kaart te brengen. Hoe zag dit onderzoek
eruit?
Wong en Grisham (2017) hebben een niet-klinische steekproef van 187 proefpersonen
samengesteld en opgedeeld over drie condities. In de eerste conditie werd een
interpretatieve cognitieve bias procedure gebruikt om de deelnemers te trainen in
omgekeerd beredeneren. In de tweede conditie werd deze procedure gebruikt om de
deelnemers te trainen in gezond zintuigelijk-gericht beredeneren. De controle conditie
werd niet getraind.
11. Wong en Grisham (2017) hebben een onderzoek uitgevoerd om het mogelijke causale
verband tussen omgekeerd beredeneren en OCS in kaart te brengen. Wat waren de resultaten?
Uit dit onderzoek bleek dat de deelnemers die getraind waren om omgekeerd te
beredeneren meer OCS-symptomen rapporteerden en meer vermijding vertoonden dan
deelnemers in de controlegroep. In vergelijking met de controlegroep, had de training in
gezonde beredenering geen effect op symptomen of gedrag. Deze bevindingen
ondersteunen de hypothese dat er een causaal verband bestaat tussen omgekeerd
beredeneren en OCS.
12. Waarom is schematherapie ontwikkeld?
Wanneer mentale problemen te complex, chronisch en/of geïntegreerd zijn in de
persoonlijkheid, kunnen de technieken van de reguliere cognitieve therapie mogelijk
niet genoeg impact hebben. Daarom is schematherapie ontwikkeld.
13. Wat is de rationale van schematherapie?
Aaron Beck ontdekte dat het gebruikt van beeldspraak (imagery) ervoor kon zorgen dat
mensen met complexe mentale problemen niet alleen begrepen wat er werd besproken
(zoals bij reguliere cognitieve therapie), maar het ook konden voelen. Daarnaast is
bekend dat chronische problemen vaak voortkomen uit traumatische ervaringen uit de
kindertijd, maar de reguliere cognitieve therapie besteedde hier geen aandacht aan.
Schematherapie herkent dat vroege ervaringen cognitieve schema’s vormen die een
leven lang in stand gehouden kunnen worden. Verder kunnen bij onstabiele cliënten
vaak verschillende modi herkend worden, in plaats van stabiele karaktereigenschappen.
Bij schematherapie wordt rekening gehouden met de schemamodus waar de cliënt op
dat moment in zit.
14. Noem vier overkoepelende schemamodi en wat hiermee gedaan moet worden.
• Kindmodi. Het kwetsbare kind (deze moet getroost en verzorgd worden), het
woedende kind, het impulsieve kind, het ongedisciplineerde kind.
• Disfunctionele copingmodi. Willoze inschikkelijke, boze beschermer, onthechte
beschermer, onthechte zelfsusser, perfectionistische overcontroleerder,
zelfverheerlijker, pest en aanval. Er moet contact gelegd worden met de
beschermers en de cliënt moet hier regie over krijgen.
• Ondermijnende oudermodi (deze moeten gecancelled worden). Veeleisende
ouder, schuldinducerende ouder, straffende ouder.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mandyrose. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.