INLEIDING TOT MODE - EN CONFECTIE INDUSTRIE
Inhoudsopgave
2. DE STRUCTUUR VAN DE CONFECTIESECTOR................................................................................................ 1
3. DE ORGANISATIE VAN HET PRODUCTIEPROCES..........................................................................................7
4. KENNISMAKING MET DE BELGISCHE CONFECTIEBEDRIJVEN......................................................................30
5. BEROEPSPROFIEL VAN DE MODETECHNOLOOG........................................................................................33
6. SECTORORGANISATIE............................................................................................................................... 34
7. DIGITALE CONFECTIE................................................................................................................................ 40
8. DUURZAAM ONDERNEMEN...................................................................................................................... 45
9. ECOLABELS VOOR TEXTIEL........................................................................................................................ 47
2. De structuur van de confectiesector
2.1 Wat is confectie?
1
,Confectie het ontwerpen en assembleren van allerlei textielproducten, door het samenvoegen van
versch basismaterialen zoals bv textielgrondstoffen en fournituren. Het is niet enkel kledij.
Confectiesector alle bedrijven die typische confectietecnieken bv patroontekenen, snij-, stik,
strijkwerk, lassen, tapen… toepassen
Industriële serieproductie/massaproductie series in matenreeksen wordt gemaakt (als ze geen
maatwerk moeten doen, blijft de prijs laag)
Verschil van maatwerk en confectie is dat het bij confectie gaat om het assembleren van producten
die niet op maat van de klant zijn gemaakt
2.2 Wat behoort er wel/niet tot de confectiesector
Confectie :
– Bovenkleding (heren, dames, kinderen, baby’s)
– Lingerie
– Bruids-en feestkleding
– Werkkleding
– Beschermkleding
– Overige kleding (inclusief leder en bont)
– Accessoires: dassen, hoofddeksels, handschoenen (incl. leder en bont)
– Keukenlinnen
– Tafellinnen
– Toilet-en badlinnen
– Bedlinnen
– Matrassen
– Gordijnen
– Parasols
– Zonneschermen
– Regenschermen
– Windschermen
– Dekzeilen
– Tenten
– Slaapzakken
– Rugzakken
– Schoudervullingen
– Speelgoed van textiel: poppen & knuffels
– Bloemen van textiel
– Vlaggen
– Zeildoek
– Lampekappen
GEEN confectie:
– Vervaardiging van maatkleding (couture, haute couture)
– Vervaardiging van schoeisel en leernijverheid (excl. kleding in leder)
– Groothandel in textiel (excl. schoeisel)
– Distributie in textiel en kleding (excl. schoeisel)
– Kleinhandel in textiel en kleding (excl. schoeisel)
– Textielsector (spinnen, weven, breien, vlechten, finishing, …)
– Textielverzorgende sector: industriële wasserijen en ververijen, wasserettes, linnenverhuur, …
Textielsector is niet hetzelfde als confectiesector --> de textielsector bewerkt ruwe grondstoffen
tot bruikbaar textielproduct (halffabricaat) en de confectiesector assembleert bruikbaar
textielproduct tot eindproduct
2.3 Confectiebedrijven en cijfers
Bedrijven die actief zijn in de kleding- en confectie-industrie immers moeilijk te vatten onder 1 of
meerder NACE-codes. Veel bedrijven zijn verhuisd naar een klein- of groothandel omwille van de
internationalisering van de sector.
2
,De grens tussen fabrikant en handelaar is soms vaag, omdat de meeste bedrijven geen productie
meer hebben in België kopstaart bedrijven. De bedrijfsgrootte kan op twee manieren bekeken
worden
1. Rangschikken per omzetcijfer, winst, marktaandeel
2. Tewerkstelling
Een kledingbedrijf produceert voornamelijk kleding, terwijl een modebedrijf ook asseccoires kan
produceren zoals juwelen, brillen…
2.3.1 Wereld
Inditex is het grootste modebedrijf ter wereld. Daarna volgt Nike en LVMH. Om deze rangschikking te
bepalen wordt er gekeken naar economische winst. De wereldwijde markt worden op dit moment
gedomineerd door 20 grote spelers en zijn hiermee goed voor 97% van de economische winst. Deze
20 bedrijven bezitten de bekendste merken zoals Zara, Nike en H&M.
2.3.2 Europa
Momenteel werken er 1,3 mil mensen binnen de textiel- en kledingindustrie. De meeste (1mil) werken
voor productiebedrijven. De overige 614.000 werknemers werken in de textiel en handgemaakte
stoffen. Van het totaal aantal bedrijven in de textiel- en kledingindustrie 173.000 zijn er zo’n 120.000
actief in de kleding en bijna 53.000 produceren textiel. Ongeveer 80 bedrijven produceren
handgemaakte stoffen.
2.3.3 België
Ongeveer 85% van de Belgische kleding- en confectiebedrijven situeren zich in Vlaanderen. Met een
concentratie van 64% in Oost- en West-Vlaanderen zijn dit de belangrijkste confectieregio’s, goed
voor iets meer dan de helft van de tewerkstelling.
De confectiesectoren in Belgie zijn meestan KMO’s. Zo een 95% tellen minder dan 50 werknemers en
74% tellen slecht minder dan 10 werknemers. In de meeste gevallen zin het familiebedrijven. Deze
KMO’s zijn goed voor 60% van de jobs binnen deze sector. Het aanatl ondernemingen zorgen dan
voor 40% van de jobs.
2.4 Sterktes van de Belgische confectiebedrijven
Het sterke punt van de Belgische confectioneur is zijn service, zowel op het vlak van
leveringstermijnen als de orderflexibiliteit. Drie weken is zowat de norm voor een eerste bestelling.
Bijbestellingen worden binnen de week geleverd. Zeker in het segment van de casual, de
damesbovenkleding en de lingerie, speelt de Belgische confectioneur de kaart van het
gepersonaliseerde design en de permanente productontwikkeling.
Belgen hebben een goede reputatie wanneer het gaat over kwaliteit. Samen met de betrouwbaarheid
is de kwaliteit van de gebruikte materialen en de afwerking overigens de basis van de marketing van
de Belgische confectie.
2.5 Delokalisatie als onderdeel van industriële dynamiek
Delokalisatie wil zeggen dat er een fysieke verplaatsing van economische activiteiten naar het
buitenland plaatsvindt. Naast loonkosten spelen ook de toegang tot de lokale markt, fiscale voordelen
en knowhow een grote rol. Delokalisatie wordt dus gezien als defensieve strategie om de
concurrentiekracht te behouden. Het verloopt niet zonder problemen, moeilijkheden met de lokale
wetgeving, het politieke klimaat, het transport en de kwaliteitsbewaking regelmatig aangeklaagd door
delokaliserende bedrijven. Ontwerp, productievoorbereiding, marketing en verkoop blijven
plaatsvinden in Vlaanderen. Het snijwerk en de finishing verdwijnt stilaan uit Belgi ë̈. In één op drie
gevallen wordt het stikwerk volledig afgebouwd. Het is overwegend de massaproductie die wordt
uitbesteed aan de lageloonlanden, maar ook specialisaties van een buitenlands productiebedrijf
kunnen worden benut.
2.6 Types bedrijven
Fasen productiecyclus:
1. Uittekenen ontwerpideeën
2. Patronage: patronen tekenen van de kledingstukken of ideeën
3. Snijden: het uitsnijden van stoffen
3
, 4. Assemblage: de onderdelen monteren tot een product
5. Afwerking: afwerken van de producten zodat ze klaar zijn voor verkoop
6. Verkoop
Sector is sterk geëvolueerd en heeft als gevolg
1. Mondialisering van economie en de arbeid
2. De hoge loonkosten in het westen
Deze zaken hebben dan weer als gevolg
1. Wijziging in de bedrijfsorganisatie
2. Weinig kleding- en confectiebedrijven die de productiecyclus zelf verrichten
De 3 soorten delocalisatiegewijzigde bedrijfsorganisaties:
1. Bedrijven met volledige productie:
Versch. grote afdelingen: ontwerp, preproductie, productie, verkoop en distributie
+ Voordeel: directe controle over volledig proces
- Nadeel: in dal periode minder productie onderbenutting productiecapaciteit
tijdelijke werkloosheid
- Nadeel: in piekperiode veel productie onvoldoende productiecapaciteit overuren of
uitbesteding van productie aan loonconfectiebedrijven
Komt nog zeer zelden voor in België, maar is niet rendabel wegens hoge loonkosten
2. Loonconfectiebedrijven:
– Geen eigen collecties, geen patronage, geen inkoop van stoffen, geen verkoop
van collecties, maar sommigen hebben wel een eigen private label.
– Ze produceert kleding in opdracht van andere bedrijven
– Beperkt zich voornamelijk tot assemblagewerk (soms snijwerk) en afwerking
– Opdrachtgevendbedrijf levert patronen, stoffen, fournituren, verpakking, …
3. Convertors of kop-staart bedrijven:
– Meest voorkomend
– Kleding komt hier creatief tot stand
– Eigenlijke productie gebeurt ergens anders en komt nadien terug en wordt op de
markt gezet
– Zorgt voor ontwerp of samenstelling van collecties, soms patronage, inkoop van
stoffen en fournituren en verkoop en distributie
– Snijwerk, stikwerk en afwerking worden uitbesteed
– Prototypes worden ook meestal uitbesteed
– Werken soms samen met stylingbureaus of servicebureaus die zorgen voor
ontwerp en patronage
4. Anderen kleding- en confectiebedrijven
– Modelleringsstudio's of stylingbureaus
– Ontwerpbureau ontwerpen collecties en accessoires in opdracht vd klant
– Beperken tot het maken van patronen en graderen
2.7 Leerwijzer
1. Wat is confectie?
Confectiesector = industriële arbeidsintensieve sector
à Instaat voor ontwerpen en assembleren van textielproducten
Bedrijf in de confectiesector passen confectietechnieken toe:
– Snijden
– stikken
– lassen
– tapen
– strijken
– …
4