Industriële productie
1. Consumer Behavior & Quality Experience
1.1 Consument
Consument = verbruiker:
• Persoon die goederen of diensten koopt voor zichzelf of iemand anders
• Geen producten verkocht of verwerkt voor de verkoop (anders is het een producent/leverancier)
• Koophandeling = basis voor de economie
• Elke consument → heeft een budget waarmee hij optimaal probeert mee om te springen
• Besteding ↔ Sparen
o Sparen lijkt het tegenovergestelde van consumeren, maar het is eigenlijk hetzelfde maar uitgesteld
o Sparen gebeurt dus om uitgesteld consumeren mogelijk te maken
• Elke consument heeft rechten en plichten
o Je betaalt voor wat je koopt en je krijgt wat je hebt gekocht
• Jij staat centraal in je koopgedrag
• Hoe de aankoop tot stand komt (weloverwogen/impulsief) is voor elke aankoop anders
Bewust koopgedrag = je denkt na over je aankoop (leidt vaker tot tevredenheid)
Onbewust koopgedrag = iets kopen wat eigenlijk niet het de bedoeling/niet nodig was, dit leidt vaak tot meer
plezier/ beleving.
Handelaar = We kopen om nadien weer te verkopen
1.2 Consumentengedrag
Gedrag = geheel van acties en reacties van een persoon met zijn omgeving. (bv. prijs, merk: iets wat de winkelier
bepaalt).
Het is soms wel en soms niet waarneembaar, en het gebeurt soms bewust en soms onbewust.
3 facetten in deze definitie:
• Interactie: gedrag kan zowel ontstaan bij de persoon als bij de omgeving
• Een persoon vertoont altijd gedrag, ook al zien we het op dat moment (nog) niet. (bv. kok heeft geen zin om
te kuisen, maar doet het dan wel maar niet heel goed)
• We handelen niet altijd bewust. Soms ontstaat het uit een aangeboren of aangeleerde reflex.
Consumentengedrag = geheel van facetten die een rol spelen bij een aankoop: wat ze kopen, waar ze het kopen,
wanneer ze het kopen en waarom.
Als je consumentengedrag gaat bestuderen, moet je het aankoopgedrag van zowel een individu als een groep
begrijpen, net als de invloed van onder andere achtergrond, religie, reclame, familie en vrienden, influencers en de
maatschappij.
Motivator = de verleider, we worden constant verleid
• Interne motivatie: klant zegt dan dat hij/zij een bepaald product wil kopen
o De klant is reeds overtuigde
o Er moet niet persé geïnvesteerd worden om de klant te overtuigen
• Externe motivatie: klant moet extern overtuigd worden
o Marketing richt zijn pijlen op deze klanten
o Alle zintuigen kunnen geprikkeld worden bij de aankoop om het gewenste gedrag te bekomen:
§ Zien, horen, ruiken, voelen, proeven
1
,We denken dat we ons gedrag zelf in de hand hebben, maar in de werkelijkheid is ons gedrag niet altijd bewust. De
impuls/motivator start vaak vanuit de omgeving, dus vanuit de zaken/personen waar jij mee in contact komt in de
omgeving.
Voorbeelden van zaken die ons beïnvloeden:
• Prijs: kopen we het goedkoopste of het duurste? Persoon koopt van zuivel het goedkoopste (magere melk
is magere melk), maar van fruit koop ik het duurste, want dit proef ik.
• Merkidentiteit: coca cola wel, maar niet van huismerk everyday of geen pepsi.
Deze 2 voorbeelden maken duidelijk dat de motivator die dus vaak vanuit de omgeving komt. Wij bepalen zelf de
prijs niet of het merk. Dit zijn mooie marketing trucs om iemand te sturen qua koopgedrag
1.3 Honger
Honger is het biologische signaal van het lichaam dat ons erop wijst dat er behoefte is aan eten. Honger en
verzadiging worden geregeld in onze hypothalamus. Dat is het deel van onze hersenen dat instaat voor de dingen die
automatisch gebeuren, zoals onze hartslag of slaapritme.
Naast honger is er ook zo iets als trek, goesting en zin. De lijn tussen deze 2 is dus zeer dun! Bij goesting hebben we
zin in eten zonder dat de primaire levensbehoefte in gedrang is. De voedingsindustrie speelt vooral in op factoren
zoals trek, goesting en zin!
In eerste instantie gebeurt dit door hun (vaste) klanten en hun wensen te kennen. Maar in tweede instantie door
hun bestaande klanten en nieuwe klanten te verleiden.
1.4 Smaak en smaakbeleving
Smaakbeleving = hoe je smaken ervaart
Smaakbeleving bestaat uit 4 elementen:
• Smaken
• Smaakregistratie
• Smaakprofiel
• Smaakwaardering
1.4.1 Smaken
Met je tong:
• Veel smaakpapillen (= zenuwcellen die zorgen dat je bepaalde smaken proeft)
• 5 basissmaken: zoet, zout, zuur, bitter en umami
• Japanse professor: kikunae ikeda ontdekte de smaak umami tijdens het analyseren van zeewier bouillon
o Umami betekent in het japans: ‘heerlijk’
o Umami zit in: zeewier, oude kaas, paddenstoelen en sojasaus
Met je neus:
• Ook met je neus dicht/als je verkouden bent proef je de 5 basissmaken
• Neus en mond staan met elkaar in verbinding
• Door zintuigcellen in je neus gaan er stoffen naar je neus als je iets in je mond steekt
• Je kunt met je neus ‘verfijnd’ proeven
2
,Food pairing = een goede balans van smaken is belangrijk. Niet alleen in een gerecht, maar ook in de combinatie met
de gekozen drank
1.4.2 Smaakregistratie
Ons lichaam registreert de bevindingen van de andere zintuigen:
• Ogen: je kijkt naar wat je eet
• Voelen: rijpheid, temperatuur, structuur, versheid van een product voelen
• Horen: hoe de chips kraken
1.4.3 Smaakprofiel
• Smaakprofiel = als je een hap van iets neemt proef je niet alleen de smaak, je merkt ook een bepaald gevoel
in je mond
• Mondgevoel/textuur: bepaalt of je de hap als droog/vettig/romig ervaart
o Door combo van droge en filmtexturen ontstaan verrassende smaakprofielen
• Smaakgehalte: smaak varieert in intensiteit
• Smaaktype: hiermee bepaal je of een gerecht fris of rijp smaakt
• Complexiteit v/e gerecht: bepaalt of je bij elke hap hetzelfde proeft of telkens iets nieuws en verrassend
1.4.4 Smaakwaardering
Smaakwaardering = de subjectieve en emotionele kant van smaak. De waardering wordt beïnvloed door wat je
verwacht. Iedereen beleeft smaak anders.
1.5 Aankoopbeslissing
De beslissing om te eten en om een keuze te maken uit een aanbod. Dat zijn de eerste twee drempels waar je
potentiële klant overheen getild moet worden. Het goede nieuws is dat je ze hiertoe kan verleiden.
Welke zaken kan je bespelen?
• Demografische elementen: leeftijd/sociale klasse/…
• Cultuurgebonden facetten
• Emoties
• Bijgeloof
1.6 Consumptiehoeveelheid
Eens je de klant hebt gelokt, moet je hem zo veel mogelijk doen kopen, eten of besteden. Brian Wansink, een
Amerikaanse professor in consumer behavior lanceerde een beïnvloedingsmodel. Dit model leert ons hoe dat onze
omgeving ons beïnvloed in ons aankoopgedrag en ook in de hoeveelheid dat we kopen.
We kunnen zowel de aankoopbeslissing als de consumptiehoeveelheid beïnvloeden met stimuli of cues
beïnvloeden.
3
, Beïnvloedingsmodel van Wansink
Centraal: wat er geregeld wordt
Consumptienorm: de norm zoals die door de omgeving wordt opgelegd.
Voorbeelden:
• Elk potje yoghurt is 125g. We kopen een pot van 500g en toch zijn we geneigd om een hoeveelheid van
150g te eten.
• We kopen frieten in de frituur (300g). We kopen diepvriesfrieten van 1kg, maar toch eten we er een portie
van zoals in de frituur.
Consumptie monitoring accuracy: we denken dat we het zelf in de hand hebben, maar het is niet zo accuraat
want de omgeving heeft meer invloed dan we denken
Links: De echte omgeving
• Atmosfeer = kamertemperatuur, licht, geur
• Eating effort = de moeite die we moeten doen om iets te krijgen (bv. per glas bestellen/per fles bestellen)
• Eten met anderen: iets wat zorgt voor afleiding waardoor dat we niet bewust meer eten. We eten 50%
meer als we niet aan het opletten zijn. (bv. tijdens tv kijken, gsm gebruiken, krant lezen, …)
Food environment: omgeving wat betreft de eigenschappen van het VM
Voorbeelden: grootte van verpakkingen, vormen van borden, klein bord geven ipv groot bord, …
4