ORTHOPEDAGOGIEK: HANDICAPS
INLEIDING: WAT HOUDT ORTHOPEDAGOGIEK IN?
Orthopedagogiek is, in Vlaanderen en Nederland, één van de disciplines binnen de pedagogische
wetenschappen en betreft een volwaardige, autonome discipline met specifieke eigenheid. Ze bestudeert op
een wetenschappelijke wijze het handelen in als problematisch omschreven opvoedingssituaties. De
orthopedagogiek is daarmee niet alleen gericht op de studie en de behandeling van individuele stoornissen en
beperkingen, maar op het handelen in de gehele problematische opvoedingssituatie met een bijzondere
aandacht voor de context.
Klinische orthopedagogiek is het vanuit een wetenschappelijk onderbouwd referentiekader verrichten van
handelingen gericht op de preventie, de diagnostiek, de begeleiding en behandeling van opvoedings-,
ontwikkelings-, leer-, gedrags-, en emotionele problemen en de psychosociale gevolgen ervan bij kinderen,
jongeren of volwassenen en hun context. De orthopedagogiek is de discipline die de theorieën, modellen,
methoden en technieken ontwikkelt voor het bedoelde wetenschappelijk referentiekader.
Wetenschappelijk referentiekader:
- Interactioneel, ecologische & systemisch
- Levensloopperspectief
- Biopsychosociale verklaringsmodellen
Praktijk- en handelingsgerichte wetenschappen:
- Bevorderen van ontwikkelings- en ontplooiingskansen
- Bevorderen van kwaliteit van leven
- Ondersteunen van volwaardige participatie (relationeel, sociaal en maatschappelijk
- Gericht op diverse domeinen van ontwikkeling en functioneren
- Focus op krachten en competenties van cliënten
Handicap, imbiciel, gestoord,… we zitten in een continue zoektocht naar een woord/ naam om een
gehandicapte te benoemen zonder dat dit beledigend overkomt
Altijd spreken in functie van ‘people first language’ vb. personen met een handicap (niet een gehandicapte)
Visie op handicap: ICF
Model van de wereld gezondheidsorganisatie dat een visie geeft op handicap
- International Classification of Functioning, Disability and Health
- Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren
Zowel krachten als negatieve factoren beschrijven in het ICF kader!
1
,GEZONDHEID: zowel fysiek en mentaal
3 invalshoeken
1. Lichaamsfunctioneren en -structuren (individueel gericht)
Afwijkende of afwezige functies (cognitief, sensorisch, motorisch,… functioneren)
Soms heeft dit een structurele basis in de anatomische wetenschappen
verstoringen in het auditieve systeem, centraal zenuwstelsel,….
Stoornis: afwijking in of verlies van functies of anatomische eigenschappen
2. Activiteit (individueel gericht)
Belemmeringen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (leren en kennis gebruiken,
communicatie, zelfzorg, mobiliteit, huiselijk leven, socio-economisch welbevinden,…)
Beperking: moeilijkheden ervaren in het uitvoeren va dagelijkse activiteiten of taken (geen, lichte,
matige, ernstige of volledige)
3. Participatie (groepsgericht)
Belemmeringen bij het deelnemen aan maatschappelijke/sociale leven (arbeid, vrije tijd,
onderwijs, sport,…)
Participatieproblemen/ handicap: moeilijkheden ervaren in de deelname aan het
maatschappelijke leven (geen, lichte, matige, ernstige, volledige)
2 factoren die bevorderend of belemmerend kunnen werken:
1. Omgevingsfactoren: kunnen bevorderende of belemmerende invloed hebben op functioneren,
activiteit en participatie
Toegankelijkheid, hoe gemakkelijk maken wij het voor hen, ondersteuningsnetwerk, technologie,
hulpmiddelen, attitudes, systemen van de maatschappij, beleid, diensten,…
2. Persoonlijke factoren: kunnen bevorderende of belemmerende invloed hebben op functioneren,
activiteit en participatie
Leeftijdsgerelateerde factoren, voorgeschiedenis, persoonskenmerken, karaktereigenschappen, …
2
,OUDERSCHAP ONDER DRUK?
‘?’ niet alle ouders hetzelfde ervaren en dus niet alle ouders een kind met een handicap als zwaar ervaart
ONDERKENNEN, VERWERKEN EN AANVAARDEN
ERVARINGEN VAN OUDERS
- Periode van onderkenning
Ouders zitten vaak in een 2-strijd: ze weten dat er iets aan de hand is. Hebben vaak het gevoel dat
er iets is, maar hopen dat et niets is. Ook reacties van de omgeving zorgen mee voor die 2-strijd.
We zitten hier in een rekbare fase deze kan van korte duur zijn, maar ook van lange duur zijn
voor ze weten wat er echt aan de hand is. (vb doc. Puck)
Deze periode kan ook terug komen
- Diagnosemededeling
Vaak is er een focus op wat de problemen zijn
Is eigenlijk gelijk aan een slechtnieuwsboodschap, daarom is het belangrijk dat we als
hulpverlener ook de krachten benoemen
- Reacties op de diagnose
Ouders kunnen vaak heftig reageren ‘wat nu?’, ‘ik kan dat niet’, ‘dat is mijn kind niet’,…
Voor deze reacties moeten we begrip tonen
Ouders kunnen zich geïsoleerd voelen doordat andere dit niet mee maken en het gevoel te
hebben alleen te zijn hierin
- Verwerking
Ouders kunnen meegroeien met hun kind door mogelijkheden te zien
Partnerrelaties kunnen veranderen
Voor alleenstaande ouders kan het gemis van een partner tevoorschijn komen
THEORETISCHE MODELLEN
1. STAPPENMODEL IN ROUWPROCES
FASE CENTRALE GEDACHTEN/GEVOELENS HULPVERLENING
Shock Emotionele desorganisatie: verwarrring, Sympathie en emotionele
verlamming, ongeloof, irrationale reacties steun betonen
Reactie Expressie van zeer diverse gevoelens: Luisteren, niet be- of
verdriet, depressie, ontgoocheling, angst, veroordelen, helpen
agressie, ontkenning, schaamte, gevoel van verwoorden, begrip,
falen, afweer, verlies van eigenwaarde, opbrengen, eerlijk en open
onzekerheid, machteloosheid, … zijn
Adaptatie Verlangen om kind en zijn handicap te Betrouwbare en accurate
accepteren, meer realistische inschatting informatie geven
van mogelijkheden en beperkingen, vragen
betreffende de eigen rol, hoop en vreugde
Oriëntatie Hulp, informatie en steun zoeken, positieve Wegwijs maken, begeleiding
betekenis zien van kind, gevoel van en ondersteuning bieden
controle hervinden
Crisis voorbij Wegwijs maken, begeleiding
en ondersteuning bieden
3
, - Voordelen:
Door dit model zien we in dat ouders eerst moeten kunnen openstaan voor informatie
Ouders moeten vaak eerst de eerste fase doorlopen voor we kunnen overschakelen naar een
volgende fase. We moeten als hulpverlener inschatten in welke fase ze terecht komen om op
basis daarvan en zo goed mogelijke hulpverlening te kunnen realiseren
De focus op de emotionele aanpassing vermijd dat we bepaalde reacties als pathologisch gaan
zien. We weten dat normaal is en kan ervoor zorgen dat we deze kunnen erkennen
Het geeft aanknopingspunten voor de hulpverlening
- nadelen:
Het geeft aan wat goed en slecht rouwen is, terwijl dit voor iedereen anders kan zijn
Het model insinueert dat rouw voorbij is en nooit meer terug komt door het lineair proces, men
krijgt geen plaats om dingen opnieuw te ervaren
Niet alle ouders doorlopen dezelfde stappen!
2. CHRONISCH ZORGENMODEL
- Voordeel: cyclisch, ouders kunnen opnieuw rouwen
Geeft erkenning aan het feit dat verwerking een complex en continue proces is. Ouders kunnen
opnieuw getriggerd worden en opnieuw een verlies ervaren
- Nadeel: nadruk ligt stek op het emotionele, er spelen ook nog andere dingen mee die hier niet aan te
pas komen
Wat er aan dit model gekoppeld wordt is het concept van ‘goed genoeg ouderschap’ Dat concept stelt dat het
een illusie is om alleen maar positieve emoties, positieve reacties te hebben op je kind. Er kunnen ook zeker
negatieve momenten, gevoelens zijn. Maar het is belangrijk dat de balans doorslaat naar het positieve. Dat er
meer positieve gebeurtenissen, emoties zijn dan negatieve momenten.
4