Industriële productie S4
Deel 1: Consumer Behavior & Quality Experience
De voedingssector bestaat uit:
Consument
Primaire productie (geeft grondstoffen die direct te consumeren zijn of klaar zijn voor productie – landbouw)
Import en export (transport van VM – invoer + uitvoer)
Transformatie (in deze sector wordt alles gemaakt, we kunnen dit niet direct kopen – fabrieken)
Distributiesector (supermarkt, grootkeuken, horeca,..)
Randsectoren
o Boekhouder
o Designer verpakking
1.1 consument
Consumer behaviour = je gaat nadenken om iets te kopen
Consument of verbruiker = diegene die iets koopt voor zichzelf of voor anderen, niet met de bedoeling de gekochte
goederen of diensten te verlopen of te verwerken voor verkoop. De koophandeling vormt de basis van de economie
en elke consument heeft een bepaald budget om te besteden.
1.2 Consumentengedrag
Gedrag = het geheel van acties en reacties van een persoon met zijn omgeving, het is soms wel en soms niet
waarneembaar en het gebeurt bewust of onbewust
Consumentengedrag = het geheel van facetten die een rol spelen bij een aankoop: wat ze kopen, waar ze het kopen,
wanneer ze het kopen en waarom ze het kopen.
Motivator = het verleiden, de motivatie tot een aankoop
o Interne motivatie = de klant zegt een bepaald product te willen kopen (reeds overtuigd)
o Externe motivatie = wijst op de omgeving om zo mensen te overtuigen. Hierbij kan je verschillende pijlers
prikkelen (ruiken, zien, horen, voelen, proeven,..)
1.3 Honger
Honger = biologisch signaal in ons lichaam wat erop wijst dat er een behoefte is aan eten. De lijn met trek en
goesting is heel dun.
Goesting = zin in eten zonder dat de primaire levensbehoefte in gedrang is
1.4 Smaak en smaakbeleving
Smaakbeleving = hoe je de smaak ervaart. Het bestaat uit 4 elementen:
Smaken
Je proeft smaken via je tong en neus
Food pairing = het combineren van smaken
Smaakregistratie
Je kan smaken registreren door te kijken (ogen) of door te voelen (rijpheid, temperatuur, structuur,..), ook
horen maakt hier deel van uit (krakende chips = krokante, goede chips)
, Smaakprofiel
Smaakprofiel = een bepaald gevoel in je mond, het mondgevoel wordt bepaald door:
o De textuur
o Het smaakgehalte (de variërende intensiteit van smaken)
o Het smaaktype (een fris of rijp gerecht)
o De complexiteit (bepaald of je bij elke hap hetzelfde proeft of steeds opnieuw wordt verrast)
Smaakwaardering
Smaakwaardering = de subjectieve en emotionele kant van smaak. Dit wordt beïnvloed door wat je
verwacht.
1.5 Aankoopbeslissing
De aankoopbeslissing kan je beïnvloeden door rekening te houden met demografische elementen zoals leeftijd of
sociale klasse van je doelgroep. Je kan onder andere inspelen op cultuurgebonden facetten, emoties of bijgeloof.
1.6 Consumptiehoeveelheid
Brain Wansink lanceerde een beïnvloedingsmidel om inzicht te krijgen in de determinerende factoren van een
voedingskeuze. Zowel de aankoopbeslissing als de consumptiehoeveelheid kan beïnvloed worden via stimuli:
1.6.1 Consumptienorm
Consumptienorm = de verpakkingsgrootte van producten die je krijgt in de winkel zorgen ervoor dat wij die portie als
normaal gaan zien. Bv: als je thuis frieten bakt hanteer je dezelfde hoeveelheid als in de frituur.
1.6.2 Monitoren
We denken constant onze inname te kunnen monitoren, maar is dat wel zo?
1.6.3 Primaire voedselfactoren
Primaire voedselfactoren berusten op het feit dat nog voor we ons voedsel hebben gekregen we al een smaakbeeld
hebben gevormd.
,De visuele cues = de meest krachtige primaire voedselfactoren. De vraag hierbij is of we nu met onze ogen of met
onze maag eten? Alle porties worden steeds groter.
o Unit bias = hoe groot of hoe klein een portie ook is, een tweede potje of zakje open doen is een drempel.
o Saillantie = er worden meer sandwiches verkocht als ze doorheen de verpakking zichtbaar zijn. Het succes
hiervan hangt wel af van de aantrekkelijkheid van het getoonde voedsel.
o Smaakvariëteit = we kopen meer wanneer er meer dan 3 verschillende smaken te kiezen zijn
o Dimensionele factoren = hierbij spelen centration bias en height bias een rol. Zo kijk je bij een glas frisdrank
naar hoe hoog dit is gevuld en zul je blijer zijn met een bord dat goed vol ligt
o De vorm = een vierkante pizza wordt groter geschat als een ronde pizza
o De kleur = prikkelt onze geur- en smaakverwachtingen. Rode kleuren worden als zoeter en smaakvoller
ervaren
1.6.4 Omgevingsfactoren (eetomgeving)
o Atmosfeer = de omgeving/atmosfeer (temperatuur, licht, geur, kleur, geluid,...)
o Eating effort = de moeite die het kost of het gemak waarmee het eten bekomen kan worden. Zo drinken we
bv meer als een fles wijn bij op de tafel staat
o Eating with others = hoe gezelliger het is, hoe langer je aan tafel blijft, hoe meer je eet
o Eating distractions = afleidingen, je hersenen verwerken maar 1 prikkel tegelijk. Zo zal je meer eten tijdens
het tv-kijken
1.7 De kunst van het beïnvloeden
Neuromarketing = medische inzichten en technieken worden toegepast op verkopen. Een klant wil kwaliteit, dus we
geven de illusie van kwaliteit.
Overtuigingskracht blijkt steeds te vertrekken vanuit dezelfde basisprincipes:
Wederkerigheid = wanneer je van iemand iets krijgt is de kans groter dat je hem of haar later iets terug geeft
(amuse op restaurant zorgt voor meer gelduitgave)
Binding en rechtlijnig gedrag = als consumenten zich laten verleiden tot een eerste kleine stap (binding)
zullen ze ook sneller ja zeggen tegen volgende stappen (na een aantal x ja zeggen durf je geen nee te zeggen
= kopen auto)
Sociale bevestiging = kuddegedrag (iedereen eet een salade op restaurant, ik ook)
Sympathie = we voelen ons goed bij een sympathiek of bekend gericht (complimenten krijgen)
Autoriteit = we geloven in autoriteiten (we kopen sneller een product dat een award heeft gewonnen)
Schaarste = op = op, ‘nog 1 plaats beschikbaar’ zorgt ervoor dat je sneller zal kopen
Prijs = geen eurotekens plaatsen zorgt voor meer uitgave
Looproute = in de winkel lopen we tegen de klok in, wat zorgt voor trager winkelen en meer kopen,
essentiële VM liggen vanachter in de winkel waardoor je wel de hele winkel door moet, kleine producten bij
de kassa zijn makkelijk om mee te nemen,…
Storytelling = een verhaal vertellen rond een product ‘eerlijk bereid in een Belgische keuken’
Totaalbeleving = klanten meekrijgen in je verhaal doe je het beste door ze dingen te laten beleven. Je
restaurant moet niet alleen de place to buy zijn, maar ook de place to be met gezellige lampjes, lage tafels,
mooie zetels,…
1.8 Inspelen op trends
Food mood = consumenten zijn steeds meer bezig met de relatie tussen hun voeding en hun welzijn. De
trend focust zich op de emotionele rol die voeding in ons dagelijks leven inneemt.
Grootmoederswijze = stoemp met worst, spruitjes en rode kool, pudding met een velletje,…
Fermented = Kimchi (verzonken groenten), Kombucha (gegiste, verzuurde en gesuikerde thee), …
Food printer 3D
, Deel 2: Quality
Kwaliteit houdt in dat een product aan de specificaties en verwachtingen van de wet en de klant voldoet. Het gaat
dan om kenmerken zoals samenstelling, vormvastheid, smaak, geur, kleur en textuur.
Kwaliteit = een norm, die elke dag opnieuw nagestreefd/behaald moet worden.
Deel 3: Quality Assurance
3.1 Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg = kwaliteit waarborgen = het voldoen aan de eisen die met de klanten zijn afgesproken. Hierbij is het
belangrijk dat de producten de juiste eigenschappen hebben, dat de prijs overeenkomt met wat is afgesproken, dat
de leverdatum wordt gehaald,…
Kwaliteitszorg = de beste manier om tegen lage kosten te voldoen aan de afgesproken specificaties:
1. Uitsluitend de noodzakelijke handelingen verrichten
2. Deze handelingen in één keer goed uitvoeren
Hiervoor is er een kwaliteitsmanagementsysteem nodig = product, proces, geheel
management
Quality Control = product georiënteerd, de controle van parameters/specificaties
om te zien of het tussen- of eindproduct voldoet aan de eisen
Quality Assurance = proces georiënteerd, beheerst en verbetert het gehele
proces op basis van de resultaten uit de QC, zo worden de klanten, het bedrijf en
de overheid gerust gesteld dat het aan de kwaliteitseisen voldoet
Quality Management Systeem = het gehele managementsysteem inclusief het
waken over de prijs, de leverdatum en de relaties met personeel, klanten en overheid
3.2 Deming = kwaliteitscirkel
De cirkel omschrijft 4 activiteiten die op alle verbeteringen van toepassing zijn. Samen zorgen ze voor een betere
kwaliteit. Het heeft een cyclisch karakter.
PLAN – DO – CHECK – ART (PDCA-cirkel)
Op deze cirkel vind je ook een vijfde object terug ‘borging’. Dit zorgt ervoor dat de bal niet terug van de helling zou
rollen, wat dus steeds zorgt voor een betere prestatie.
KPI = key performance indicators = parameters waarop we de prestatie beoordelen
De cirkel is waardeloos zonder proces, een bal is geen proces, een bal trappen wel.
3.3 Zero defects
Hoeveel klachten zijn acceptabel? Hoeveel fouten mogen gemaakt worden?
Elk product dat voldoet aan de eisen is een kwaliteitsproduct. Fouten kunnen ontstaan, maar ze mogen niet blijven
bestaan. Iedere afwijking moet gedetecteerd, gemeld en opgelost worden. Fouten mogen zich ook niet herhalen, het
gaat om een meetsysteem.