Policing and Surveillance
P1 1.Politie en legitimiteit
Inleiding
- Probleem met legitimiteit (vb. relatie politie en jongeren met andere etnische achtergrond,
disproportioneel politiegeweld, optreden coronafeestjes feestje Club Brugge,…)
- Legitimiteit: breed en moeilijk concept, kan je veel mee doen, maar moet juist geïnterpreteerd
worden
1.Legitimacy Turn
- Justice Tankebe
- Vanaf jaren 1970 groei van onderzoek naar politielegitimiteit, terwijl onderzoek naar gebruik van
afschrikking nihil is
- Legitimiteit probeert gehoorzaamheid af te dwingen op basis van legitimiteit.
- Procedurele rechtvaardigheid is een deelaspect van legitimiteit
2.The president’s task force on 21st Century policing (2015)
- Legitimiteit zeer belangrijk geworden na 9/11 veel meer aandacht voor afschrikking
o Onderzoek reageerde op afschrikking en zei om legitimiteit te gebruiken
o Obama heeft Task Force ingevoerd wilde politie hervormen en heeft meer procedurele
rechtvaardigheid in het leven geroepen
- Nu druk in Amerika om aan legitimiteit te werken Black Lives Matter
1.Wat is legitimiteit?
- Legitimiteit = gezag, gehoorzaamheid, ervoor zorgen dat mensen mij gaan volgen op een
aanvaardbare manier,…
- Grondlegger legitimiteitstheorie Max Weber:
o Vraag: ‘Hoe komt dat de burgers alles doen wat de staat hen vraagt?’ (vb. belastingen
betalen, stoppen voor het rood, gaan werken,…)
o Komt door afschrikking, maar ook door gehoorzaamheid
o Meer dan afschrikking alleen, ook soort autoriteit die voortvloeit uit de wet
1.Empirische legitimiteit
- Beetham: bouwt verder op Weber
o Niet alleen de wet of zijn uitstraling, maar ook moral alignment (= waarden en normen
moeten herkenbaar zijn in de wijze waarop de staat functioneert)
o Je moet jezelf herkennen in waarden en normen, voordat je die kan afdwingen
- Weber: legitimiteit is vast in je stelsel, Beetham: legitimiteit moet gepercipieerd worden als
rechtvaardig
- Beetham (1991, 2013): als autoriteit/macht legitiem is moet ze voldoen aan 3 elementen
1. De macht van de autoriteit is legitiem wanneer het overeenstemt met gevestigde regels
(wettelijk)
2. Wanneer deze regels verantwoordbaar zijn (normatieve rechtvaardiging – gedeelde
waarden)
3. De machtsposities van diegenen die macht in handen hebben, erkend worden door de
onderworpenen (onderworpen aan de macht) en die dit ook bevestigen via acceptatie en
erkenning van de macht (toestemming)
- Bevestigen van gevestigde regels betekent dat de macht verworven is en uitgeoefend wordt
overeenkomstig formele regels en informele tradities
,Verschil
- Weber: normatieve legitimiteit (= streven naar andere verantwoordelijkheidsverdeling leidt tot
meer zeggenschap van burgers, bedrijven en organisaties)
o Objectieve standaarden voor ethische evaluatie
o De overheid voldoet aan een aantal objectieve criteria (gedeelde waarden en normen,
overeenkomstig de wet, …) (vb. democratische verkiezingen)
o Rechtsfilosofisch - rechtssociologisch
- Beetham: empirische legitimiteit (= meer normacceptatie leidt tot meer normnaleving)
o Een oordeel is een empirisch feit
o Legitimiteit wordt mee geconstrueerd door de samenleving (symbiotische relatie)
o Is gebaseerd op de perceptie van de burger (vb. burgers percipiëren politie als corrupt)
- Alleen een politie die kan rekenen op een hoge graad van empirische legitimiteit kan rekenen op
steun van de burger!
2.Tyler (1990) Why do people obey the law?
- Tyler linkt elementen van empirische en normatieve legitimiteit aan elkaar
- Burgers schrijven autoriteit toe aan overheid als ze fair worden behandeld
- Procedure moet fair zijn! ‘You have to act procedural just’ :
1. Fairness van de regels zelf:
Regels moeten worden afgestemd op het morele kader van de samenleving
(inhoudelijke moraliteit)
Morele afstemming (gedeelde basis tussen burger en politie)
2. Competent zijn in controleren van criminaliteit :
Sociale ecologie van vertrouwen en legitimiteit
Gepercipieerde mogelijkheid van de politie om sociale controle te bewerkstelligen
2.2 stromingen in de literatuur (McLean & Worden)
- Sociaal-psychologie:
o Kijken op basis van individu, microniveau, interactie met burger
o Individuele percepties en vooruitzichten en het effect daarvan op gedrag
o Hier wordt legitimiteit gelinkt aan de ‘outcome’ (= wat voor effect heeft politiepraktijk op
samenleving), vooral aan samenwerking met de politie en gehoorzaamheid aan de wet
o Procedural justice is sleutel daartoe
- Organisationeel-institutionalisme:
o Maatschappij bestaat uit instituten die moeilijk te veranderen zijn en waarbij legitimiteit
voortvloeit uit bestaan van organisatie, organisatieniveau
o Gaat uit van de externe vraag die op organisaties berusten en hoe organisaties daarop
reageren
o Legitimiteit wordt hier gelinkt aan de overleving en voorspoed van organisaties (perceptie
organisatie), het identificeert strategieën die organisaties aanwenden om hun legitimiteit
te bewerkstelligen en gaat ook de gevolgen daarvan na op hun werking en structuur
, 1.Institutionele theorie
- Centraal: steun die we geven aan de organisatie, institutionele erkenning
- “Een algemene perceptie of veronderstelling dat de actoren van een entiteit wenselijk, gepast of
gepast zijn binnen een sociaal geconstrueerd systeem van normen, waarden, overtuigingen en
definities” (Suchman, 1995, p. 574)
- “Mate van culturele steun voor een organisatie” (Meyer and Scott, 1983, p. 201)
- De kracht van legitimiteit zit (volgens institutionele theorie) in de verwachtingen van de
‘soevereinen’, niet bij het algemeen breder publiek
- Legitimiteit heeft veeleer te maken met afwezigheid van problemen dan met verwezenlijkingen van
organisaties (Deephouse and Suchman, 2008).
- Is niet hetzelfde als reputatie en status (Deephouse and Suchman, 2008):
o Heeft te maken met de wijzen waarop we legitimiteit invulling geven
2.Sociaal-psychologie
- Vertrouwen en verplichting staan centraal
- Het oordeel dat burgers vellen over de rechtmatigheid van het politieoptreden de organisaties die
hun daartoe machtigen en erop toezien
- Centraal staat: “Waarom gehoorzamen mensen de wet?” (Tyler, 2004)
- Niet ondersteunen van politie maar ook ”gehoorzamen” :
o Als mensen niet gehoorzamen, moet je je de vraag stellen wat je uitstraalt van legitimiteit
- Uitgangspunt: “Wanneer mensen het gevoel hebben dat een autoriteit legitiem is, autoriseren ze
die autoriteit om te bepalen wat hun gedrag zal zijn binnen een bepaalde reeks situaties”
o Wisselwerking: politie legitimiteit afdwingen, gaan burgers legitimiteit geven heeft
impact op organisatie/instituut
- Minder gericht op afschrikking!!!
- MAAR:
o Later onderzoek maakt onderscheid tussen vertrouwen en gehoorzaamheid (vb. SS tijdens
de WOII)
Het is niet omdat mensen gehoorzaam zijn, dat ze u vertrouwen
o Indicatoren van gehoorzaamheid zijn latent en verschillend van vertrouwen (Reisig et al.,
2007)
o Vertrouwen beïnvloed samenwerking en naleving, gehoorzaamheid beïnvloed geen van
beide
o Vertrouwen en gehoorzaamheid zijn twee verschillende dimensies van legitimiteit
o Legitimiteit moet niet samen gevoegd worden met vertrouwen en gehoorzaamheid
(Bradford and Jackson)
3.Antecedenten van Institutionele theorie
- Sterke institutionele omgeving
- Moeilijk om het effect (efficiëntie en effectiviteit) van deze organisaties te meten (weinig oorzaak-
gevolg van hun handelen)
- Institutionele ‘Mythes’ (wel duidelijke verwachtingen over structuur en de rol van de organisatie)
- De structuren dienen de legitimiteit, zelfs als ze niet effectief zijn of tot betere prestaties leiden
- Institutionele druk
- Weinig veranderlijke organisaties (institutioneel isomorphisme)
- Legitimiteit wordt bereikt wanneer de organisatie erin slaagt zich aan te passen aan die
institutionele omgeving, d.i. opnemen van structuren en praktijken die de institutionele mythes
voorschrijven
- Strategieën van legitimiteit: inrichten, herstellen of onderhouden van legitimiteit