In deze samenvatting komt alle verplichte literatuur voor. De samenvatting is overzichtelijk geordend in hoofdstukken en paragrafen die overeenkomen met de boeken, hierdoor is de informatie ook makkelijk terug te vinden in de boeken. Deze samenvatting bevat alle nodige kennis voor het tentamen, zel...
1.2 visies
Informatie en communicatie worden in toenemende maten gedigitaliseerd. Daarom wordt er gepleit
voor de inzet van 21-eeuwse vaardigheden zoals creativiteit, kritisch denken,
probleemoplossingsvaardigheden, communiceren, samenwerken, digitale geletterdheid, sociale en
culturele vaardigheden en zelfregulering.
8 belangrijke visies op taalonderwijs zijn:
traditioneel taalonderwijs: wordt gezien als drager van onze cultuur. Nadruk ligt op
schriftelijke vaardigheden, en daarbinnen het vormaspect (spelling). Grammatica
(woordsoorten en zinsontleding) is belangrijk omdat dit leidt tot betere taalbeheersing. Bij
het lezen is de aandacht op de techniek (leestechniek, leesbegrip en leesbeleving). Weinig
aandacht voor spreken en luisteren.
+ zeer overzichtelijk
niet als betekenisvol ervaren door leerlingen en sommige aspecten worden onderbelicht
thematisch-cursorisch taalonderwijs: leerlingen leren taal door het te gebruiken in zinvolle
gebruikssituaties. Werken aan interessante taken binnen een bepaald thema. Naast deze
taken worden ook cursorische activiteiten gegeven, daarbij leren de leerlingen vak
onderdelen zoals technisch lezen, spelling en grammatica.
+ ervaren deze manier van leren als zinvol
kost veel tijd en moeilijk om balans te vinden tussen thematisch en cursorisch.
taal bij alle vakken: taal gebruik je voor het leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen
van nieuwe inzichten. Veel interactiemogelijkheden aanbieden
+ betekenisvolle situatie
-sommige taalonderdelen komen minder goed uit de verf
communicatief taalonderwijs: mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid staat centraal.
Minder gericht op correctheid, meer op het tot stand komen van de communicatie en het
overbrengen van de bedoeling van spreker/schrijver.
+ gemotiveerd door situatie
leerkracht kiest alles
whole-languagebenadering: taal wordt als één geheel aangeboden. Binnen taalrondes en
tekstbesprekingen worden alle taalvaardigheden (praten, luisteren, schrijven en lezen).
strategisch taalonderwijs: leerlingen moeten voor het uitvoeren van communicatieve taken
strategieën uitgelegd, gedefinieerd en aangeleerd krijgen.
+ leerlingen krijgen beschikking over een middel om grip te krijgen op taal.
Leerkracht gebruikt strategieën snel te rigide (leerlingen raken verveeld).
taakgericht taalonderwijs: leerlingen leren taal om taken te doen maar ook door taken uit te
voeren leren zij taal. Onderwijs vanuit (voor leerlingen) interessante taken. De taken liggen in
de naasten ontwikkeling (kloof). De bedoeling is dat leerlingen zelf gemotiveerd zijn om (in
interactie met andere) deze kloof te overbruggen. Want wanneer leerlingen zelf leren
ontstaat fundamenteel leren (het blijft langer hangen).
+ betekenisvolle situatie
-sommige taalonderdelen komen minder goed uit de verf en veel werk voor de leerkracht
interactief taalonderwijs: kent drie pijlers namelijk betekenisvol leren (rijke, uitdagende,
motiverende, herkenbare en functionele contexten), sociaal leren en strategisch leren. Er
moet balans zijn tussen gerichte instructie en zelf ontdekken.
, vaardigheden
spreken- luisteren-
1.3 inhouden en doelen schrijven en lezen
inhouden van het taalonderwijs op de basisschool
Vaardigheden: Wanneer kinderen op de basisschool komen
kunnen zij al spreken en luisteren. Lezen en schrijven
moet systematisch uitgelegd en geoefend
worden.
Woordenschat: woordkennis is van het vak
taalbeschouwing
Nederlands
fundamenteel belang voor de taalvaardigheid.
jeugdliteratuur: leerlingen komen hiermee in
aanraking met andere culturen, leven zich in en
genieten van verhalen. Door het taalgebruik in een
prentenboek (hyperbool, overdrijving,
archaïsche taal ‘verouderde taal’) werkt een prentenboek ook
aan het taalverwervingsdoel.
jeugdliteratuur
Taalbeschouwing: het nadenken over de gebruikte taal. Reflectie is
ondersteunend voor het ontwikkelen en bewust hanteren van taal.
Daarnaast leren leerlingen taal te waarderen als fascinerend fenomeen
en cultuurelement.
Kerndoelen
Bepalen het aanbod dat een school moet realiseren. Voor de Nederlandse taal zijn 12
kerndoelen opgesteld, deze luiden als volgt;
,Tussendoelen en leerlijnen
Een leerlijn is een bundeling van concrete (les)doelen. Deze leerlijnen vormen dus een
concretisering van de kerndoelen voor scholen die zoeken naar inhouden van het taalonderwijs.
Scholen kunnen ze gebruiken als advies. De tussendoelen zijn onderverdeeld in beginnende
geletterdheid, gevorderde geletterdheid en mondelinge communicatie.
Referentiekader taal en rekenen
Bepaald het niveau dat leerlingen moeten bereiken. Er staat beschreven wat leerlingen op
verschillende momenten in hun schoolloopbaan op het gebied van taal en rekenen moeten
kennen en kunnen. Dit referentiekader is ingedeeld in 4 domeinen, namelijk
mondelinge taalvaardigheid
lezen
schrijven
begrippenlijst en taalverzorging.
Deze domeinen zijn onderverdeeld in 4 niveaus:
fundamenteel niveau (1F) voor het eind van BO, SBO en praktijkonderwijs
niveau 2F voor mbo 1,2,3 en vmbo
niveau 3F voor mbo 4 en eind havo
niveau 4F voor eind vwo
Ongeveer 75% van de leerlingen bereikt dit niveau aan het eind van het schooltype. Wanneer
leerlingen al verder zijn gaan zij streven naar het volgende niveau, het streefniveau (1S). Voor
de basisschool geldt dat 1S gelijk staat aan 2F.
1.4 didactiek in het taalonderwijs
De visie op taalonderwijs bepaalt voor een belangrijk deel de didactiek ervan.
Leerlingen kunnen incidenteel en intentioneel leren.
Incidenteel leren = leren in spontane/ onbedoelde situaties
Intentioneel leren = als een kind er zelf bewust voor kiest om nieuwe vaardigheden te leren of
reeds geleerde vaardigheden uit te bereiden.
Er zijn 2 soorten leersituaties:
Instructieve leersituatie = via directe instructie en inoefenen
Constructieve leersituatie = wanneer een leerkracht ingaat op de leervraag van leerlingen d.m.v.
ankers of routines. Ankers zijn rijke, probleemgeoriënteerde contexten die functioneren als
gemeenschappelijke kennisbron en die uitdagen om nieuwe problemen te verkennen. Een
routine is een terugkerend, vaststaande en herkenbare leersituatie die aanzet tot communicatie
en daardoor leidt tot betekenisvolle taalactiviteiten (bijvoorbeeld een thema opening d.m.v.
woordveld).
Deze leersituaties dienen elkaar
af te wisselen. De keuze hangt af
directe anker
van de leerkracht zijn visie op instructie
onderwijs en de inhoud van de
leerstof. leeractiviteit
oefening routine
, 1.5 evalueren en omgaan met
verschillen
bij het evalueren van onderwijs
spelen toetsen een belangrijke rol.
Er zijn summatieve toetsen, deze
geven aan of een leerling (na een bepaalde periode) een kennisdomein beheerst. Er komt een
kwaliteitsoordeel uit en je kunt er voor slagen/zaken.
Een formatieve toets is gericht op het evalueren van het gegeven onderwijs. De leerkracht kan n.a.v.
deze toets maatwerk leveren en/of zijn onderwijs aanpassen.
H2 Taal
2.1.1 de vier domeinen van taal
Receptief proces is het geven van betekenis aan klanken en tekens (ontvangend).
Productief proces is het produceren van spraakklanken en lettertekens.
Productief receptief
De vier domeinen van taal Spreken Luisteren
mondeling
Schrijven Lezen
Schriftelijk
2.1.2 geletterdheid
Geletterdheid is de vaardigheid in het lezen en schrijven.
Er wordt onderscheid gemaakt in;
ontluikende geletterdheid: kinderen van 0-4 jaar, die geleidelijk aan ontdekken dat er
geschreven taal bestaat.
Beginnende geletterdheid: kinderen van groep 1,2 en 3 die het alfabetisch schrift en het
verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken (foneem-grafeem koppeling).
Kinderen leren woorden verklanken, hechten er betekenis aan en schrijven woorden
Gevorderde geletterdheid: kinderen van groep 4 t/m 8. Herkennen steeds sneller woorden
en lezen steeds makkelijker (geautomatiseerd). Ontdekken smaak en kunnen gevoelens
omzetten in geschreven taal.
2.1.3 omschrijving van taal
Taal is een complex systeem van tekens en regels waarmee mensen betekenissen met elkaar
uitwisselen met verschillende functies. Daarin zitten de volgende 3 elementen;
Taal heeft verschillende functies (communicatief, conceptualiserende (greep krijgen op de
wereld) en expressieve functie).
Taal heeft betekenis.
Taal heeft een systeem. In de taal worden klanken, tekens en woorden, zinnen en teksten
gecombineerd volgend bepaalde regels
2.2 functies van taal
De 3 functies van taal zijn communicatie, greep krijgen op werkelijkheid (conceptualisering) en
expressie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper paulinevanveen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.