Immunologie
Inleiding
Verweer
Voorkomt invasie door vreemde organismen en moleculen
Balans tussen vernietigen vreemde cellen en vermeiden van zelfdestructie
Immuundeficiëntie: verzwakt immuunsysteem
o Oorzaak: HIV AIDS
Hypergevoeligheid: allergie
Auto-immuniteit: reactie tegen eigen lichaamscellen
Niet specifiek verweer: aangeboren
Specifiek verweer: verworven
Pathogenen
Grootte: Wormen > protozoa > fungi > bacteriën > virussen
Pathogeen: ziekteverwekkend van biologische oorsprong
Virulent: maat voor pathogeniteit, aanvalskracht van mo
Plaats van verweer
Besmetting: overbrengen ziektekiemen op weefsel of vw
Immuunverweer: specifiek en niet-specifiek (gebruik van eiwitten en cellen)
Geïnfecteerd: binnendringen in het lichaam
Ziek
Gezond immuun (verworven)
o Actief: vaccinatie (antigeen toedienen aanmaak eigen antilichamen (lange tijd)) of
ziek gezond
o Passief: moeder kind of antiserum (antilichaam toedienen (korte tijd))
Ontsteking: reactie van lichaam, kenmerken: dolor (pijn), calor (warmte), rubor (roodheid) en tumor
(zwelling)
Ontsmetten: bestrijden ongewenste kiemen met antiseptica (alcoholen, chloor, jood, chloorhexidine,
peroxiden, zware metalen, formaldehyde en glutaaraldehyde)
Steriliseren: niet-selectief, doodt alles
Aseptische technieken: besmetting vermeiden
Serum + stollingsfactoren = plasma
, Antibiotica
Bactericide: bacterie dodend (bv penicilline)
Bacteristatische: bacterie remmend (bv doxycycline, tetracycline)
Werking: inwerken op celwand, eiwitsynthese en DNA of RNA synthese remmen, DNA vernietigen of
foliumzuurproductie van bacterie stoppen
Antigeen en antilichaam
Antigeen: meestal eiwitten
Antilichaam: eiwitten (immuunglobulinen = deel van gammaglobulinen)
Passen op elkaar (sleutel slot)
Antilichaam
Niveaus van verdediging
1) Mechanische, biologische en chemische barrières
2) Niet-specifiek verweer
3) Specifiek verweer
Fysisch-mechanische verdediging
Vervellen (mo op huid verwijderen), tranen (mo uit oog verwijder), urine en faeces, trilhaartjes in
neus en luchtwegen, wimpers, wenkbrauwen, niezen, hoesten, koorts
Koorts
= pyrexie
In hypothalamus geregeld door respons op PGE 2 (prostaglandine E2) temperatuur ↑
Pyrogene stoffen: LPS (lipopolysaccharide), cytokinen IL-1, -6 (interleukinen) en TNF-α (tumor
necrosis factor) induceren productie prostaglandine
Huid
Epidermis = stratum corneum: constant vernieuwd door
keratinocyten
Kliertjes: microcidale moleculen, talg en zweet, zure pH en zouten
Commensale/lichaamseigen bacteriën: secreteren vetzuren