Deontologie
Deontologie is de plichtenleer van een beroep. De plichtenleer is een onderdeel van de
ethiek. Belangrijke vragen vanuit de deontologie:
wat is goed handelen?
wat is goed handelen als sociaal werker?
wat is volgens jou als sociaal werker goed sociaal werk.
De beroepsethiek van het sociaal werk
Sociaal werk is een waardegericht beroep, beroepsethisch handelen behoort tot de kern van
het beroep.
→ Je kan niet aan sociaal werk doen zonder te botsen op beroepsethische vraagstukken. Je
komt voortdurend in situaties die vragen oproepen.
→ Ethisch handelen gaat niet zozeer over de grote filosofische vraagstukken. Voor de sociaal
werker is het een concreet deel van de dagelijkse beroepspraktijk
→ Het gaat om ethiekwerk: sociaal werkers moeten in concrete situaties morele afwegingen
maken en de vraag stellen ‘’wat wordt hier van mij verwacht’’
Sociaal werk is waardewerk
je bent als sociaal werker niet enkel goed in het juiste gebruik van methoden en
instrumenten, je hebt ook oog voor de belangen en keuzes van de mensen met wie je
werkt en de organisatie voor wie je werkt
je kiest een positie, die niet neutraal is, maar gebaseerd is op de basiswaarden van
het sociaal werk en de opdracht die je vanuit je organisatie uitvoert
je bouwt een eigen professioneel waardenkader op, je formuleert eigen standpunten
en visies en onderbouwt deze
het handelen vanuit een positie gebaseerd op waarden noemen we ‘normatief
handelen’
Houvast: het belang van beroepsethiek
→ Ethiek: bestudeert het geheel van waarden en normen waaraan we ons gebonden achten,
de moraal. Ethiek bestudeert situaties die gaan over de vraag: wat is goed?
→ Ethiek steunt op vragen stellen en reflecteren en de antwoorden daarop. Ethiek begint
niet met handelen, maar met nadenken over ons handelen.
→ Bij ethiek gaat het over waarden en relaties. Wie werkt met mensen, gaat relaties aan,
vertrekt daarbij vanuit zijn waarden en werkt met mensen die mogelijk andere waarden
belangrijk vinden. Waarden kunnen botsen (dilemma’s)
Dilemma
→ Toestand waarin tussen twee wegen, die beide bezwaren opleveren, een keuze moet
worden gemaakt
→ Ethische dilemma’s: welke keuze je ook maakt, beide alternatieven brengen een aantal
nadelen met zich mee
→ een botsing tussen waarden staat centraal
→ de keuze die je maakt laat altijd een ‘moreel residu’ na, een gewetensprobleem
→ het betreft een keuze tussen waarden die allen even waardevol zijn
1
,Een sociaal werker dient goed na te denken over de waarden en normen die zijn
professioneel handelen beïnvloeden, omdat:
hij vaak te maken krijgt met mensen die op dat moment in hun leven kwetsbaarheid
ervaren
de interventies ingrijpend kunnen zijn in het leven van anderen
de interventies een vertrouwelijk karakter hebben
de sociaal werker ten aanzien van de cliënt, zijn organisatie en de samenleving zijn
ingrijpen moet kunnen verantwoorden (= kunnen benoemen welke waarden
meespelen, welke regels je volgt en welke afwegingen je maakt)
samengevat: wat is beroepsethiek.
het is een onderdeel van de ethiek
het is het ethisch kader voor handelen dat een beroepsgroep voorschrijft aan zijn
leden
het omvat waarden en normen die het handelen sturen
beroepsethiek is normatief, ze is niet waardenvrij of neutraal
soms is beroepsethiek beschrijven en laat ze veel vrijheid aan de beroepskracht om
er zelf invulling aan te geven, soms schrijft ze concrete regels voor die je als basis
moet nemen voor je handelen
→ Beroepsethiek is sterk verbonden met het vermogen van sociaal werkers om autonoom,
kritisch en bewust keuzes te maken in hun werk
→ Sociaal werk is complex, onvoorspelbaar en onzeker. Het moet altijd recht doen aan de
persoon in zijn situatie, het is dus altijd maatwerk.
→ De keuzes die een sociaal werker maakt om een probleem aan te pakken, bepalen voor
een groot deel de uitkomst ervan.
→ Daarom is het een beroep waarin het belangrijk is om het werk goed te doen, maar ook
om het goede werk te doen.
het werk goed doen ⇒ technisch instrumenteel werk, met inzet van de juiste
methoden en technieken, onderbouwd door kennis en vaardigheden. Richt zich op
de vraag: welke middelen zijn nodig om een bepaald doel te bereiken?
het goede werk doen ⇒ normatief werk, de sociaal werker laat zich inspireren door
de waarden van het beroep en de organisatie en door de eigen visie en waarden. Dit
betreft een ethische basishouding waarin je als sociaal werker steeds weer vragen
stelt over de keuzes die je maakt (beroepshouding)
Sociaal werk is een combinatie van kennis, kunde en vaardigheden om de dingen goed en
efficiënt te doen enerzijds en anderzijds het vermogen om daarbij een ethisch kompas te
hanteren om de goede dingen te doen
⇒ Reflectie hierbij is cruciaal!!!
reflectie is de kunde om kritisch te kijken naar het eigen handelen, gebaseerd op kennis en
ervaring
Het belang van een reflectie
→ Als reflecterend stelt een SW zichzelf relevante vragen over de drijfveren voor keuzes en
handelen en stuurt dat handelen bij
→ Reflecteren is bewust bekwaam handelen → weten wat je doet, hoe je het doet en
waarom je het doet alsook wat de gevolgen van je handelen zijn
2
,relevante vragen:
Kom ik op voor wat ik waardevol vind?
Hoe kom ik op voor wat ik waardevol vind en hoe laat ik dat aan andere zien?
Welke waarden vind ik belangrijk en waarom?
Ethische reflectie is geen eenmalig gebeuren!!
Sociaal werk is een ethisch reflectief beroep
Mensen rekenen op de sociaal werker om verandering te brengen in een probleem of een
situatie die aangepakt moet worden. Daarbij moet er rekening gehouden worden met
verschillende belangen, die soms botsen.
De vier belangensferen waarin de sociaal werker beweegt:
1. De cliënt of het cliëntsysteem als belanghebbende
2. De maatschappelijke opdracht en het maatschappelijk belang
3. De opdracht en het belang van de organisatie
4. De sociaal werker zelf als deel van een beroepsgroep en de belangen van het beroep
De beroepsethiek van het sociaal werk
→ Afspraken, regels, decreten en wetten, maar ook beroepscodes, bepalen mee het
handelen van de sociaal werker
→ Het geheel aan richtinggevende handvatten dat vervat ligt in die regels en kaders bepaalt
de handelingsruimte van de sociaal werker (discretionaire ruimte)
→ Wetten, regels en afspraken helpen, maar zijn niet altijd voldoende om het ethisch
handelen te sturen. Een sociaal werker moet de kunde hebben om in de dagelijkse praktijk
eigen beroeps ethische afwegingen te maken die leiden tot goed onderbouwde keuzes
Vertrouwen en confidentialiteit
Sociaal agogische hulpverlening is onmogelijk zonder strikte vertrouwelijkheid. De kern van
de werkrelatie van de sociaal werker ligt in vertrouwen opbouwen en confidentialiteit of
vertrouwelijkheid garanderen.
Zonder vertrouwensrelatie geen sociaal werk !!
→ Dat betekent dat sociaal werkers uiterst voorzichtig moeten omgaan met de info die
verstrekt wordt
→ Het blijven verzekeren van vertrouwen is essentieel, vertrouwen is een onderdeel van de
werkrelatie die een sociaal werker aangaat
Vertrouwen opbouwen gebeurt bij elke cliënt opnieuw. Het gaat over
authentiek zijn
betrouwbaar zijn
transparant zijn over je opdracht en de beperkingen daarvan
over hoe je de info die je krijgt van je cliënt(systeem) in het belang van je cliënt
gebruikt en de garantie die je geeft dat je die info zonder instemming van de cliënt
niet met anderen deelt
→ Je garandeert aan je cliënt, dat wat tussen jullie besproken is, ook tussen jullie blijft
→ Daaruit volgt dat sociaal werkers een zwijgplicht hebben. Zwijgen is de norm, spreken is
de uitzondering.
3
, → Verplichting tot geheimhouding, vindt zijn grond in het recht op privacy
Het beroepsgeheim
→ Er is een wet- en regelgevend kader dat houvast biedt om vertrouwelijkheid te
garanderen aan je cliënt.
→ Dit wet- en regelgevend kader is bedoeld als bescherming van de sociaal werker enerzijds.
→ Het laat toe om informatie niet te moeten delen, ook als bijvoorbeeld politie of
overheidsinstanties, bezorgde ouders of leerkrachten erom vragen.
→ De wet op beroepsgeheim is een strafrechtelijke verbodsbepaling, je hebt de verplichting
om te zwijgen
→ Dit wet- en regelgevend kader is ook bedoeld als bescherming van de hulpvrager
Artikel 458 Sw en dus ook de naleving van het beroepsgeheim, wordt bevestigd door alle
codes voor deontologie in sociaal werk. Het is een basiswaarde.
“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle
andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun
toevertrouwd zijn, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in
recht of voor een parlementaire commissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de
wet, decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken,
worden gestraft met gevangenisstraf van een jaar tot drie jaar en een geldboete van
honderd euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen”.
Door welke bril kijken we naar het beroepsgeheim
Ofwel vinden we dit een ‘last’ of extra belasting: iets extra om rekening mee te houden.
Ofwel is dit een uitdaging en grote kans:
alles wat vanuit een vertrouwensrelatie met een cliënt tot ons komt, is dit geheim
dit moet binnen de context van de cliënt - hulpverlener relatie blijven
het is vanuit dit geheim dat je als MA het vertrouwen krijgt, het is vanuit dit
vertrouwen dat je je werk kan doen
Sommige beroep mogen een ‘hokje’ maken, waar niemand in mag. Art 458 Sw geeft sociaal
werkers de mogelijkheid om een plaats te creëren waar mensen kunnen zeggen wat er echt
is. Dit komt soms onder druk te staan!
Het beroepsgeheim is de toegangspoort tot de hulp- en zorgverlening.
Het beroepsgeheim geeft ook onze discretionaire ruimte. Er is een discretionaire ruimte voor
de sociaal werker, waarin de bewuste overweging gebeurt van de grenzen van het
beroepsgeheim.
Het beroepsgeheim: drie belangen
1. Het belang van de cliënt(en)
→ Privébelang: bescherming van de persoonlijke levenssfeer
→ Het BG beoogt een concrete cliënt de garantie te bieden dat de informatie die hij bekend
gemaakt aan een geheim plichtige, vertrouwelijk blijft
→ Doordat de HV kennis heeft over het privéleven van de cliënt, ontstaat asymmetrische
relatie. De geheimhoudingsplicht is een middel om de hulpvrager te behoeden voor
machtsmisbruik door de HV.
4