ECONOMIE 4: TOEGEPASTE DIDACTIEK
1 DIDACTISCHE WERKVORMEN
leerstijl: beschrijving van attitudes en gedragingen die bepalen wat iemands voorkeurmanier
van leren is
geen wetenschappelijk bewijs dat leerstijlen daadwerkelijk bestaan
verschillende manieren van leerstof tot je nemen = goed kunnen werken
rekening houdend met het motivatie- en activiteitsprincipe zetten we twee zaken voorop:
zorg voor afwisseling en variatie in de werkvormen
leg het accent op de meer activerende werkvormen, werkvormen waarbij de leerling
centraal staat
didactische werkvormen: organisatievormen om de lesdoelen te realiseren
werkvorm omschrijving voorbeeld
doceervorm en
de leerkracht staat centraal, de
aanbiedende werkvormen vertellen
leerling blijft passief demonstratie
onderwijsleergesprek
de rol van de leerkracht is: leergesprek
gespreksvormen
moderator klasgesprek en
groepsdiscussie
groepswerk
samenwerkings- of leerkrachtgestuurd
simulatiespel
interactieve werkvormen samenwerken om te leren rollenspel
programma wordt in kleinere begeleid zelfstandig
eenheden opgesplitst (= leren
individualiserende
modules, zelfstudiepakketten…) zelfstudiepakket
werkvormen contractwerk /
en duidelijke doelstellingen
worden geformuleerd hoekenwerk
projecten
excursies
andere werkvormen
huistaken
praktijkleren
1
,1. Doceren
frontaal onderwijs: een vorm van leraar-gestuurd onderwijs
voordelen nadelen
grote groepen minimaal contact met docenten
eenvoudig qua organisatie geen differentiatie
ordelijke presentatie van leerinhouden kennis beklijft veelal slecht
leerlingen gemotiveerd houden:
geef vooraf de bedoeling aan van je uiteenzetting en geef een kort overzicht
varieer het stemgebruik (zowel wat sterkte, timbre als wat snelheid betreft)
behoud oogcontact met de luisteraars
denk om duidelijkheid (zowel wat betreft de schema's, als wat betreft de
uiteenzetting zelf)
nodig de leerlingen uit vragen te stellen (laat ze eventueel vragen noteren, laat ze
onderbreken, of reserveer tijd na ieder onderdeel)
stel zelf vragen om een wat langere uitleg te onderbreken
bouw je verhaal eventueel uit, vertrekkend van een groepsdiscussie
hou de tijdsbudgettering goed in het oog (5 à 10 min. ononderbroken
eenrichtingsverkeer is een maximum)
zorg voor afwisseling in didactische werkvormen (laat een tekst stil lezen, geef korte
opdrachten...)
hou de zaak levendig en toon dat je zelf geïnteresseerd bent
reageer positief op reacties van leerlingen
gooi geregeld bruggen naar de ervaring van de leerlingen
Voorbeeld:
Hoe ontstond de bankencrisis in 2008? Ik vertel dan altijd het korte verhaal van econoom Peter Praet die in
Washington aan de praat geraakt met een Egyptische taxichauffeur.
Ons bankbiljet vindt zijn oorsprong in de middeleeuwse wisselbrieven. Ik leg dat uit terwijl ik de handelaar speel
die tussen de markten van de Champagnestreek en Italië heen en weer reist zonder geld.
2. Demonstreren
demonstreren: werkvorm waarbij de leraar iets in zijn werking toont, of iets voordoet terwijl
de leerlingen toekijken
Voorbeeld:
Les m.b.t. het gebruik van de MAR, de werking van de balansrekeningen, het marktevenwicht, het gebruik van
een rekenmachine, een verkoopsituatie, secretariaatswerkzaamheden zoals sorteren, de postbedeling ...
2
, 3. Onderwijsleergesprek
onderwijsleergesprek: de leraar roept via gerichte vragen informatie bij leerlingen op en vult
die aan
brengt de leerlingen stapsgewijze en geleidelijk tot bepaalde inzichten
vraagtechnieken:
brengt rust in het gesprek, leerlingen hebben de tijd om na te
pauzeren
denken, de leraar neemt de tijd om gepaste reacties te overwegen
passieve leerlingen
duid niet alleen leerlingen aan die een teken geven
activeren
stel geregeld open vragen, en vraag aan meerdere leerlingen,
vragen doorspelen zonder aan te geven wat je van het eerste antwoord vond, wat hun
antwoord is
duidelijke vragen
streef een korte, eenduidige formulering na
stellen
via vragen die beginnen met: Waarom?, Hoe?, Waardoor?, Wat
stel vooral
denk jij? Of door opdrachten als: Leg uit, Geef voorbeelden, Zeg dat
denkvragen
eens in je eigen woorden ...
geen retorische
vragen, geen ja- tenzij je onmiddellijk vraagt: waarom?
neen vragen
een techniek die kan worden gebruikt na een "ik weet het niet",
toespitsen een zwak of een (gedeeltelijk) foutief antwoord
geeft de kleinst noodzakelijke suggesties
de leerling wordt hier uitgenodigd iets toe te voegen, nader te
nader verklaren
verklaren, duidelijker te zijn, concreter, een voorbeeld te geven ...
de leerling wordt uitgenodigd om zijn antwoord in een ruimere
relateren
context te plaatsen
herhaal de
leerlingen moeten leren duidelijke en verstaanbare antwoorden te
antwoorden van de
geven, zodat iedereen in de klas ze kan verstaan
leerlingen niet
inductief: uit het bijzondere volgt het algemene
Voorbeeld:
Als je bv. aan de hand van een aantal proeven in het fysicalokaal tot een algemene wet komt.
deductief: uit het algemene volgt het bijzondere
Voorbeeld:
Veronderstel dat het begrip constante kosten als volgt aangebracht wordt: ‘Bepaalde kosten variëren niet met
de grootte van de productie. Hun bedrag kan worden geschat voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld 500,00
euro per week. We noemen die kosten daarom vaste of constante kosten. Zoek nu zelf een voorbeeld van zulke
kosten.’
3