SAMENVATTING POLITICOLOGIE
1 Politiek en politieke wetenschap
1.1 Politiek
Politiek heeft betrekking op het sturen van de samenleving
Etimologie: Grieks ‘politika’ = dat wat met de polis/staat te maken heeft
Afspraken noodzakelijk om te kunnen samenwerken
Grote groep meer afspraken formalisering
Omgaan met verschillen en conflicten
Aristoteles: mens is een zoön politikon (sociaal wezen)
Plato: boek Politeia (hoe kan samenleving optimaal bestuurd worden?)
Veel breder begrip van politiek: politici, partijen, verkiezingen, staten, regio’s,
wetten, parlementen, regeringen, diplomaten, …
1.2 Variaties in politiek
1.2.1 Territorium
Samenlevingen verbonden aan grondgebied:
Gemeenten
Provincies
Regio’s
Landen
Internationale organisaties van landen
Lidmaatschap is omvattender en dwingender (regelgeving enkel omzeilen
door verhuizing)
Meest belangrijke en omvattende vorm van sturing (door historische evolutie)
Andere politieke structuur: Rooms-Katholieke Kerk, maar zonder grondgebied
(dalende macht door stijgende macht wereldlijke heersers)
Staten:
= samenlevingen met een grondgebied
Vaak ook interne structuren (federalisme)
Lidmaatschap niet louter functioneel
Mate van regelgeving kan per staat sterk verschillen
1.2.2 Cultureel
Reikwijdte van politiek = mate waarin regels in het dagelijkse leven van
burgers mogen ingrijpen
Oorspronkelijk: basisregels, politie en rechtbanken (justitie en
binnenlandse zaken); bescherming van grenzen (defensie en buitenlandse
zaken); belastingen (financiën)
Later: zeggenschap over sociale rechten (onderwijs en arbeidsrechten)
Evolutie in politieke cultuur:
o Ongeschreven regels over wat politiek kan worden en wat niet
o Regels veranderen op grond van behoeften
o Steeds vaker ingrijpen in privésfeer (bijv. partnergeweld, alcohol)
,1.2.3 Vormen
Heeft betrekking op de dagelijkse praktijk van het politieke bedrijf:
Verschillen tussen politieke systemen (regimes)
Classificaties
o Democratisch versus autoritair
Democratie: macht is tijdelijk, verspreid over verschillende
groepen, verkiezing, fundamentele rechten
o Unitaire versus federale staat
Unitarisme: centraal bestuur
Federalisme: deelgebieden met eigen gedecentraliseerd
bestuur
o Variatie in instellingen en procedures
Verkiezingen, kieskringen, formules, politieke partijen,
parlement, staatshoofd, …
1.3 Politieke wetenschap
Doelstelling: politieke gebeurtenissen en instellingen proberen te begrijpen en
verklaren (≠ beoordelen, maar analyseren)
Regels van de politieke wetenschap:
Intellectuele distantie
o Niet deelnemen aan het politieke bedrijf
o Neutraliteit bestaat niet effect op keuze onderwerpen
Aandacht voor postkolonialisme, groene partijen, rechts-
populistische partijen, terrorisme, …
o Politicoloog doet verslag over zijn bevindingen
Meningen kunnen worden bijgestuurd
Beleid kan worden bijgestuurd
Strategie van actiegroepen kan worden gewijzigd
Wetenschappelijke methode
o Bewust ingezamelde waarnemingen
Betekenis geven aan maatschappelijke gebeurtenissen (bijv.
aanslag)
Geschikte methoden en technieken
Voortdurend systematisch verzamelen van data
verschijnsel duiden binnen brede categorie (geval van
algemeen verschijnsel)
o Keuze onderzoekstechnieken
Kwantitatief = richt zich op numerieke data (getallen) en
statistiek
Kwalitatief = focus op woorden en betekenissen
o Openheid
Zeggen wat je doet en waarom je het doet
Repliceerbaar controleren en verfijnen
1.4 Instrumenten van de politieke wetenschap
Doelstelling: politiek begrijpbaar te maken, te analyseren en inzichten aan te
reiken over het hoe en waarom van de gebeurtenissen
,1.4.1 Concepten
= begrip, algemene categorie, verschijnsel dat wordt benoemd om het
nauwkeurig te kunnen afbakenen (bijv. geslacht, gender)
Bijv. ‘polyarchie’: welomschreven ideaaltype van een niet-reëel regime
Concepten sturen ons denken en helpen ons hoofd- en bijzaken van elkaar te
onderscheiden
1.4.2 Modellen
= vereenvoudigde weergave van de realiteit, waarin relaties worden beschreven
(complexiteit wordt gereduceerd)
Bijv. wegenkaart
Politieke kringloop van David Easton (1965)
Twee inputs:
Eisen = vragen vanuit individuen of groepen om een politieke
oplossing
o Politieke eisen kunnen zeer gevarieerd (content overload) en
zeer talrijk (volume overload) zijn stress
o Gatekeepers of sluiswachters (bijv. instellingen en structuren)
reguleren de uiting van politieke eisen (bundelen individuele
eisen tot principes)
Steun = uitingen van vertrouwen in het systeem
o Negatief (gehoorzaamheid)
o Positief (bijv. betogen)
o Niet-naleving is de afwezigheid van steun
Output: politieke beslissingen
Feedback:
Eis werd ingewilligd nieuwe eisen + steun aan regime
Niet-inwilliging verlies van steun aan het regime
, 1.4.3 Theorieën
= beschrijven en verklaren de verbanden tussen politieke verschijnselen
Resultaat van waarnemingen en onderzoek sturen onderzoek
Hypothese = voorspelling die getoetst wordt
Bijv. theorie van de ‘personalisering’: individuele kenmerken van kandidaten
bepalen hoe kiezers stemmen