hoofdstuk 1 kennismaking met het internationaal recht
hoofdstuk 2 internationale rechtssubjecten
hoofdstuk 3 jurisdictie
hoofdstuk 4 rechtsbronnen
hoofdstuk 5 verdragenrecht
hoofdstuk 6 internat
Geschreven voor
Juridische Hogeschool (JHS)
HBO-Rechten
Internationaal Publiekrecht
Alle documenten voor dit vak (11)
Verkoper
Volgen
Rebekarostaa
Voorbeeld van de inhoud
Hoofdstuk 1: Kennismaking met het internationaal recht
1.1 Wat is internationaal recht?
Het internationaal recht is het recht tussen staten onderling.
De Verenigde Naties is in 1945 opgericht.
Volkenrecht is een ander woord voor het internationaal recht.
Er zijn drie elementen in het internationaal publiekrecht:
• Internationaal versus nationaal
Binnen het nationaal recht creëert de soevereine overheid wetten en regels voor burgers
op het eigen grondgebied. Internationaal gelden er andere regels, namelijk regelgeving
die staten waardevol vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals verdragen en
internationaal gewoonterecht.
• Publiek versus privaat
Het publiek (openbaar gezag) bedenkt regelging om internationale problemen, zoals
grensoverschrijdende milieuvervuiling aan te pakken. Internationaal privaatrecht richt zich
op geschillen tussen natuurlijke personen en/of rechtspersonen onderling. Met
internationaal privaatrecht hebben we te maken als in een privaatrechtelijke situatie
sprake is van verbinding tussen twee of meer landen (in het buitenland trouwen).
Nederland heeft over vele onderwerpen met andere landen verdragen gesloten.
Nederland heeft ervoor gekozen om het nationale internationale privaatrecht af te
stemmen met andere landen. Landen maken regels over situaties tussen waar ten
minstens twee EU-lidstaten zijn betrokken.
Nederland is sinds 1893 gastland van de Haagse Conferentie voor Internationaal
Privaatrecht. Nederland is aan 26 van de 38 verdragen gebonden die in dit verband zijn
gesloten over onderwerpen van internationaal privaatrecht.
De EU heeft veel verordeningen gemaakt om het internationaal privaatrecht van de EU-
lidstaten hetzelfde te brengen. Veel verdragen en EU-regels gaan inhoudelijk over
onderwerpen van (internationaal) privaatrecht, maar zo’n verdrag of een EU-verordening
valt zelf weer onder het internationaal publiekrecht.
• Recht
De afwezigheid van een internationaal systeem van handhaving is kenmerkend voor de
internationale rechtsorde. Het ontbreken van een centrale systeem van uitvoerende,
wetgevende en handhavende macht in het internationaal systeem heeft als gevolg dat er
niet één centraal orgaan is aan te wijzen dat wetten of regels maakt. In de internationale
gemeenschap leven staten de regels na die uit onderlinge afspraken voortvloeien.
Wetten gemaakt wat betreft conflictregels (welk recht is van toepassing) zijn te vinden in boek 10
van het Burgerlijk Wetboek (BW). In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staan de
regels over de bevoegdheidsverdeling van rechters, ook die in internationale situaties (welke
rechter is bevoegd).
De EU is een internationale organisatie die via haar instellingen sancties kan opleggen aan haar
lidstaten als die hun verplichtingen niet nakomen. Dit kan op eigen initiatief of op initiatief van
staten zijn.
Hoewel een centraal mondiaal systeem van uitvoerende, wetgevende en handhavende macht in
de internationale rechtsorde ontbreekt, hebben staten toch regels vastgelegd in verdragen. Ook
hebben staten sommige internationale organisaties de bevoegdheid gegeven om besluiten te
nemen waarover de staten hebben vastgelegd dat zij zich aan die besluiten gebonden achten.
1.2 Internationale rechtsorde
Afspraken tussen landen worden vastgesteld in overeenkomsten, die we verdragen noemen.
Internationale organisaties kunnen ook verdragen sluiten, zoals de Europese Unie.
Momenteel zijn er 193 staten lid van de VN. Zij kunnen zelfstandig verplichtingen met andere
staten aangaan (ook staten die geen lid zijn van de VN). In het internationaal recht is er sprake
van een horizontale rechtsorde.
Staten zijn (juridisch) gelijk aan elkaar. Staten zijn soeverein.
,Soeverein betekent hoogste macht of hoogste gezag. Artikel 2 lid 1 van het VN-Handvest
benadrukt het soevereiniteit van staten.
Als een staat zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te nemen, dan toont hij hiermee
zijn soevereiniteit (door wetten op eigen grondgebied te maken, maar ook door verdragen met
andere soevereine staten te sluiten).
Door de rechtsmacht of jurisdictie van een staat wordt de soevereiniteit ook kenbaar gemaakt. Dit
betekent dat Nederlandse bestuursrecht niet van toepassing is in het buitenland.
Het gevolg van het decentrale karakter van de internationale rechtsorde en de soevereine
gelijkheid van staten is, dat staten geen hogere macht boven zich hoeven te dulden. Een van de
uitzonderingen is de bindende besluiten van de VN-Veiligheidsraad en de sancties van de EU.
Staten hebben hier zelf voor gekozen en kunnen hier op terugkomen.
Vreedzame co-existentie betekent het streven van landen om vreedzaam naast elkaar te
bestaan. Het is niet de bedoeling dat staten zich met elkaars binnenlandse aangelegenheden
bemoeien (artikel 2 lid 3 van het VN-Handelvest).
Staten zijn in toenemende mate afhankelijk of interdependent van elkaar (zaken zoals milieu kan
een staat niet alleen oplossen). De samenwerking kan in zulke gevallen plaatsvinden door
verdragen te sluiten of door samen te werken in een internationale organisatie, zoals de
Europese Unie. Ook de samenwerking in de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is
een regionale vorm van een internationale organisatie.
Interdependent betekent onderlinge afhankelijkheid of samenhang.
Nederland heeft verschillende internationale organisaties gehuisvest, zoals het Vredespaleis en
het Internationaal Strafhof. Verder neemt Nederland deel aan het bewaken van vrede en
veiligheid in de wereld, zoals het verlenen van humanitaire hulp.
Het internationale rechtsorde kan niet los worden gezien van het politieke klimaat in een land.
Wisselingen van de politieke wacht in staten kunnen leiden tot andere internationale
verhoudingen.
Een ander kenmerk van de internationale rechtsorde is macht. Staten zijn formeel soeverein en
juridisch gelijk aan elkaar, maar politieke, economische en militaire macht kan veel groter zijn in
de ene land als de ander. In de praktijk betekent dit dat machtige staten soms wegkomen met
internationaalrechtelijke onrechtmatige gedrag, waar dat de kleinere staten niet lukt. Machtige
staten kunnen niet alle internationale regels en afspraken aan de laars lappen, omdat ze dan als
een onbetrouwbare partner worden gezien en niemand zaken met hen wil doen.
1.3 Doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde
Staten sluiten steeds vaker verdragen met elkaar en mensen kunnen zich steeds vaker beroepen
op internationaal vastgelegde rechten. De eerste stap hiertoe is door de VN gezet in 1948 met de
aanname van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Vele
mensenrechtenverdragen zijn hierna opgenomen in het Europees Verdrag tot bescherming van
de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het Internationaal Verdrag
inzake Burgerrechten en Politieke rechten (BUPO), het Verdrag inzake de uitbanning van alle
vormen van discriminatie van vrouwen (VN-Vrouwenverdrag) en het Internationaal Verdrag
inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Internationale organisaties hebben het proces van mensenrechten gestimuleerd en benadrukken
het recht op zelfbeschikking van individuen.
Dat mensen zich in Nederland rechtstreeks kunnen beroepen op internationale rechten en EU-
rechten heeft te maken met enerzijds het bijzonder karakter van het Nederlandse recht en
anderzijds met het bijzondere karakter van het EU-recht.
De doorwerking van het internationale recht in de nationale rechtsorde heeft te maken met het
soort systeem waarvoor een lidstaat heeft gekozen. Een lidstaat kan kiezen voor een monistische
of dualistische stelsel.
Monistische stelsel betekent dat het internationaal recht automatisch deel is van de nationale
rechtsorde. Omzetting van internationaal recht naar nationaal niveau via een speciale wet is dan
niet nodig.
Dualistische stelsel betekent dat het internationaal recht moet worden omgezet of
getransformeerd naar nationaal recht via een aparte wet.
,Nederland heeft gekozen voor een gematigd monistisch stelsel. Artikel 93 Grondwet regelt de
doorwerking van het internationaal recht. Mensen moeten zich aan bepaalde regels van
verdragen en van besluiten van internationale organisaties houden om er rechten aan te kunnen
ontlenen. De Nederlandse regering moet het ook bekendgemaakt hebben door publicatie in het
Tractatenblad. Nederland hoeft voor deze regels dus geen aparte wet te maken. In Nederland
werken alleen verdragsregels rechtstreeks door als ze eenieder verbinden zijn en als ze bekend
zijn gemaakt. In artikel 95 van de Grondwet staat hoe onze regering de regels bekendmaakt.
De Hoge Raad oordeelde in het Nyugatarrest in 1959 dat dit niet geldt voor regels van
internationaal gewoonterecht. Natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen geen beroep doen
op gewoonterecht. Om dit mogelijk te maken moet het gewoonterecht worden omgezet naar
Nederlandse recht (dualistisch).
De doorwerking van eenieder verbindende verdragsbepaling in de Nederlandse rechtsorde is
door de Hoge Raad vastgesteld in het Grenstractaat van Akenarrest.
Eenieder verbindende bepalingen zijn regels waaruit duidelijk een recht of plicht, een moeten
handelen of nalaten kan worden afgeleid. Uiteindelijk is het aan de rechter of een regel waarop
iemand zich beroept daadwerkelijk iedereen bindt.
Soms geeft de tekst van een verdrag een verbod of juist een opdracht om regelgeving uit te
voeren en toe te passen, zoals artikel 2 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake
economische, sociale en culturele rechten (IVESCR). Dit is wel een regel die niet iedereen
bindt. Deze regel is niet geschikt voor directe werking.
Artikel 94 Grondwet geeft aan dat eenieder verbindende bepalingen voorrang hebben op onze
nationale regels als die nationale regels in strijd zijn met de internationale regel.
Is een regel niet eenieder verbindend, dan zal de rechter een beroep daarop afkeuren en dan
heeft deze regel ook geen voorrang op Nederlandse regels.
Een bepaling uit een verdrag is rechtstreeks werkend als de bedoeling van partijen duidelijk is om
als objectief recht zonder daarbij een uitvoerende maatregel noodzakelijk is, te kunnen
functioneren.
Objectief recht is het geheel van rechtsregels en normen, zoals die voortvloeien uit wetgeving,
rechtspraak en gewoonte.
De verdragstekst dient voldoende nauwkeurig te zijn om door een individu te kunnen worden
ingeroepen. Om te bepalen of een eenieder verbindende verdragsbepaling voorrang heeft op
nationaal recht dat in strijd is met de verdragsbepaling, moet de rechter de Nederlandse wet
toetsen aan de desbetreffende verdragsbepaling. Artikel 120 Grondwet geeft aan dat de
Nederlandse rechter verdragen niet mag toetsen aan de Nederlandse Grond(wet)
(toetsingsverbod). Op grond van deze bepaling mag de rechter ook geen wetten in formele zin
toetsen aan de Grondwet. Hiermee wordt voorkomen dat de rechter op de stoel van het
parlement gaat zitten. Zo wordt rechtgedaan aan de trias politica.
Het parlement heeft ook te maken met internationaal recht op grond van artikel 91 Grondwet
(het Koninkrijk wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder
goedkeuring van de Staten-Generaal). Artikel 96 Grondwet geeft aan dat het parlement
toestemming dient te geven over een oorlogsverklaring. Ook dient het parlement op grond van
artikel 100 lid 1 Grondwet ingelicht te worden over de inzet van Nederlandse militairen in het
buitenland.
, Hoofdstuk 2: Internationale rechtssubjecten
2.1 Internationale rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn zelfstandige dragers van rechten en plichten.
Actoren zijn mensen die door hun functie betrokken zijn bij sociaal of politieke processen.
In het nationale recht kennen we natuurlijke personen en rechtspersonen als rechtssubjecten.
In het internationaal recht zijn alleen staten volledig rechtssubjecten. Internationale organisaties,
mensen, volken, de-factoregeringen en bevrijdingsbewegingen kunnen onder omstandigheden
dragers worden van internationaalrechtelijke rechten en plichten. Hierdoor worden zij
rechtssubjecten.
2.2 Staten
Om een staat te zijn, moet een land voldoen aan de criteria:
1. Territoir of grondgebied;
Een staat dient te beschikken over grondgebied of territoir.
Staten die aan zee grenzen, kunnen maximaal twaalf zeemijlen tot hun grondgebied
rekenen. De grenzen moeten exact vast staan.
2. Bevolking;
Noodzakelijk is dat er op het grondgebied een bevolking woont. Het gezag moet immers
door iemand en over iemand worden uitgeoefend. De juridische relatie tussen een staat
en zijn bevolking is gebaseerd op de nationaliteit van de burgers.
Er bestaat dan een verschil tussen bewoners van een staat die wel de nationaliteit van
die staat hebben (onderdanen) en bewoners die niet de nationaliteit van de staat bezitten
(vreemdelingen). Alleen onderdanen van de staat hebben toegang tot de staat. De staat
kan zijn onderdanen in het buitenland ook bescherming bieden. Staten mogen niet
onbeperkt onderscheid maken tussen onderdanen en vreemdelingen. Het
discriminatieverbod beperkt die mogelijkheid aanzienlijk.
Ius soli-beginsel → nationaliteit die men gekregen heeft door geboorte.
Ius sanguinis-beginsel → nationaliteit is via rechtswege verkregen.
De band tussen staat en onderdaan op grond van nationaliteit heeft ook gevolgen voor de
rechtsmacht van de staat over de onderdaan.
3. Een regering oefent er effectief het hoogste gezag uit: soevereiniteit;
Er dient op elk grondgebied en over de bevolking gezag te worden uitgeoefend. Bijzonder
voor de staat is dat hij als enige de naleving van de regels met geweld kan afdwingen
(geweldsmonopolie). De regels van de staat zijn de hoogste binnen een bepaald
gebied, de staat is dus soeverein. Het is aan de soevereine staat zelf om invulling te
geven aan de structuur van zijn gezag.
Het internationaal recht stelt geen regels voor wijziging van de gezagsstructuur van een
staat. Een staat getuigt van onafhankelijkheid wanneer een staat zelfstandig relaties kan
aangaan met andere staten.
Deze criteria komen we niet in ons nationale recht tegen, maar zijn gegroeid in het internationale
gewoonterecht. Hierbij gaat het wel om de gewoonterecht vanuit het Europese perspectief.
Erkenning is een vierde criterium, maar is niet vereist om vast te stellen of sprake is van een
staat. Erkenning is een eenzijdige rechtshandeling naar internationaal recht, dat wil zeggen dat zij
op rechtsgevolg is gericht, namelijk dat de staat die erkent, aangeeft relaties te willen aangaan.
Hierbij is dus sprake van declaratoir (verklarend) element.
Erkenning door andere staten is degelijk van belang. Wanneer de eerste drie criteriums voldoet,
heeft het er niets aan wanneer andere staten haar niet erkennen en er geen relaties mee
aangaan. Of een staat niet erkend wordt door andere staten heeft vaak met niet-feitelijke of niet-
juridische overwegingen te maken, waarbij met name politieke overwegingen een rol spelen.
A contrario is een argumentatievorm waarbij een stelling wordt verdedigd door de stelling om te
keren.
Erkenning hoeft niet per se uitdrukkelijk (de iure) te gebeuren, maar kan ook stilzwijgend (de
facto).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Rebekarostaa. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.