100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Oplossing examenvragen sociaal statuut zelfstandigen €12,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Oplossing examenvragen sociaal statuut zelfstandigen

2 beoordelingen
 202 keer bekeken  16 keer verkocht

Dit document bevat de oplossingen van de examenvragen die gegeven worden in de lessen (= degene die achteraan op de powerpoints staan) sociaal statuut zelfstandigen gedoceerd door professor Van Limberghen in . De examenvragen zijn opgelost aan de hand van de syllabus, aangevuld met de uitleg van de...

[Meer zien]

Voorbeeld 8 van de 62  pagina's

  • 30 juni 2022
  • 62
  • 2021/2022
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: nathalieenis • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: kristofvansteenlandt20 • 1 jaar geleden

avatar-seller
Rechtenstudentvub1997
Examenvragen sociaal statuut zelfstandigen

Inhoudsopgave
TOEPASSINGSGEBIED SOCIAAL STATUUT ZELFSTANDIGEN...................................................................................4
Leg in detail, voor elk (sub-)onderdeel van het begrip zelfstandige, dus niet alleen voor het begrip
beroepsactiviteit, de bewijsregeling uit door voor elk (sub-)onderdeel de volgende vragen te beantwoorden:. .4
1 wie draagt de bewijslast en het bewijsrisico (Deze vraag heeft geen betrekking op bestuurders van
vennootschappen en verenigingen)......................................................................................................................4
Leg in detail, voor elk (sub-)onderdeel van het begrip zelfstandige, dus niet alleen voor het begrip
beroepsactiviteit, de bewijsregeling uit door voor elk (sub-)onderdeel de volgende vragen te beantwoorden:. .7
2 met welke middelen kan het tegenbewijs worden geleverd? (Deze vraag heeft geen betrekking op
bestuurders van vennootschappen en verenigingen)............................................................................................7
Leg in detail, voor elk (sub-)onderdeel van het begrip zelfstandige, dus niet alleen voor het begrip
beroepsactiviteit, de bewijsregeling uit door voor elk (sub-)onderdeel de volgende vragen te beantwoorden: 11
3 welk verband bestaat op dit vlak tussen het sociaal statuut van de zelfstandigen en het fiscaal recht? (Deze
vraag heeft geen betrekking op bestuurders van vennootschappen en verenigingen).......................................11
Leg uit of bestuurders van vennootschappen en verenigingen ressorteren onder het sociaal statuut van de
zelfstandigen door volgende vragen te beantwoorden:......................................................................................13
1 In welke mate worden bestuurders geacht een beroepsbezigheid uit te oefenen? Wie draagt op dit vlak
bewijslast? Wie moet wat bewijzen?...................................................................................................................13
Leg uit of bestuurders van vennootschappen en verenigingen ressorteren onder het sociaal statuut van de
zelfstandigen door volgende vragen te beantwoorden:......................................................................................15
2 In welke mate worden bestuurders geacht die activiteit uit te oefenen in België? Wie draagt op dit vlak
bewijslast? Wie moet wat bewijzen?...................................................................................................................15
Leg uit of bestuurders van vennootschappen en verenigingen ressorteren onder het sociaal statuut van de
zelfstandigen door volgende vragen te beantwoorden:......................................................................................18
3 In welke mate worden bestuurders geacht hun beroepsactiviteit uit te oefenen zonder te zijn verbonden
door een arbeidsovereenkomst? Wie draagt op dit vlak bewijslast? Wie moet wat bewijzen?..........................18
Bespreek in detail de rechtspositie van de meewerkende partner in het sociaal statuut van de zelfstandigen
door de volgende vragen te beantwoorden:.......................................................................................................20
1 Onder welke voorwaarden valt de meewerkende partner van een zelfstandige onder de toepassing van het
sociaal statuut der zelfstandigen? Onder welke voorwaarden valt hij/zij niet daaronder?.................................20
Bespreek in detail de rechtspositie van de meewerkende partner in het sociaal statuut van de zelfstandigen
door de volgende vragen te beantwoorden:.......................................................................................................21
2 Wat is de ratio legis van deze regels?...............................................................................................................21
Bespreek in detail de rechtspositie van de meewerkende partner in het sociaal statuut van de zelfstandigen
door de volgende vragen te beantwoorden:.......................................................................................................22
3 Op welke punten wijken de bijdrageregels voor de meewerkende partner af van de bijdrageregels voor zijn
geholpen echtgenoot en van de bijdrageregels voor andere categorieën van helpers?.....................................22
Bespreek in detail de rechtspositie van de meewerkende partner in het sociaal statuut van de zelfstandigen
door de volgende vragen te beantwoorden........................................................................................................24
4 Op welke punten wijkt het recht van de meewerkende partner op socialezekerheidsuitkeringen af van het
recht op uitkeringen van een (geholpen) zelfstandige?.......................................................................................24
BIJDRAGEREGELING SOCIAAL STATUUT ZELFSTANDIGEN....................................................................................25
Bespreek in detail welk verband bestaat tussen de fiscale wetgeving en de wettelijke regels voor de berekening
van de socialeverzekeringsbijdragen voor zelfstandigen? Wat is de ratio legis van die regels?..........................25


/

, Bespreek in detail welk verband bestaat tussen de fiscale beslissingen met betrekking tot de belastbare
beroepsinkomsten van een zelfstandige en de vaststelling van het bedrag van zijn
socialeverzekeringsbijdragen?.............................................................................................................................27
Leg uit welke rechtspositie de beoefenaar van een zelfstandig bijberoep bekleedt door de volgende vragen te
beantwoorden: Onder welke voorwaarden wordt een persoon beschouwd als beoefenaar van een zelfstandig
bijberoep? Vergelijk met de voorwaarden waaronder een persoon wordt beschouwd als student-zelfstandige
of als toevallig helper en waaronder beoefenaars van een activiteit van deeleconomie worden uitgesloten van
het sociaal statuut der zelfstandigen...................................................................................................................28
Leg uit welke rechtspositie de beoefenaar van een zelfstandig bijberoep bekleedt door de volgende vragen te
beantwoorden: Welke bijdragefaciliteiten genieten beoefenaars van een zelfstandig bijberoep? Vergelijk met
de bijdragefaciliteiten van student-zelfstandigen, zelfstandigen die een pensioen genieten of de
pensioenleeftijd hebben bereikt en beoefenaars van een activiteit van deeleconomie worden uitgesloten van
het sociaal statuut der zelfstandigen...................................................................................................................33
Leg uit welke rechtspositie de beoefenaar van een zelfstandig bijberoep bekleedt door de volgende vragen te
beantwoorden: Welke socialezekerheidsrechten genieten beoefenaars van een zelfstandig bijberoep in het
sociaal statuut voor zelfstandigen? Vergelijk met de rechten van student-zelfstandigen en zelfstandigen die
een pensioen genieten........................................................................................................................................37
PENSIOENEN VOOR ZELFSTANDIGEN..................................................................................................................44
Bespreek in detail op welke wijze de duur van de loopbaan de hoogte van zelfstandigenpensioenen beïnvloedt
door het beantwoorden van volgende vragen: Waaruit bestaat de pensioenloopbaan? Hoe wordt het bewijs
hiervan geleverd?................................................................................................................................................44
Bespreek in detail op welke wijze de duur van de loopbaan de hoogte van zelfstandigenpensioenen beïnvloedt
door het beantwoorden van volgende vragen: Welke perioden worden niet meegerekend?............................47
Bespreek in detail op welke wijze de duur van de loopbaan de hoogte van zelfstandigenpensioenen beïnvloedt
door het beantwoorden van volgende vragen: Welke impact heeft de duur van de loopbaan op het bedrag van
de zelfstandigenpensioenen?..............................................................................................................................48
Bespreek in detail op welke wijze de duur van de loopbaan de hoogte van zelfstandigenpensioenen beïnvloedt
door het beantwoorden van volgende vragen: In welke mate kunnen de regels inzake de invloed van de
loopbaan op het pensioenbedrag verklaren waarom zelfstandigenpensioenen gemiddeld lager zijn dan
werknemerspensioenen?....................................................................................................................................49
Bespreek in detail op welke wijze het arbeidsinkomen van de zelfstandigen de hoogte van hun pensioen
beïnvloedt door het beantwoorden van volgende vragen: Op basis van welke inkomsten wordt het pensioen
berekend?............................................................................................................................................................49
Bespreek in detail op welke wijze het arbeidsinkomen van de zelfstandigen de hoogte van hun pensioen
beïnvloedt door het beantwoorden van volgende vragen: Worden sommige inkomsten niet (volledig)
meegerekend?.....................................................................................................................................................50
Bespreek in detail op welke wijze het arbeidsinkomen van de zelfstandigen de hoogte van hun pensioen
beïnvloedt door het beantwoorden van volgende vragen: Welke impact heeft het arbeidsinkomen van de
zelfstandigen op het bedrag van de zelfstandigenpensioenen?..........................................................................51
Bespreek in detail op welke wijze het arbeidsinkomen van de zelfstandigen de hoogte van hun pensioen
beïnvloedt door het beantwoorden van volgende vragen: Kunnen de regels inzake de invloed van het
arbeidsinkomen op het bedrag van zelfstandigenpensioenen verklaren waarom zelfstandigenpensioenen
gemiddeld lager zijn dan werknemerspensioenen?............................................................................................51
ANDERE SOCIALEVERZEKERINGSPRESTATIES VOOR ZELFSTANDIGEN..................................................................52
Bespreek in detail in hoever het verlies van verdienvermogen en de stopzetting van de beroepsbezigheid
noodzakelijke voorwaarden zijn voor de toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen aan zelfstandigen.
Leg uit welke gelijkenissen en verschillen dienaangaande bestaan met de werknemers....................................52
In hoever is de hervatting van beroepsarbeid verzoenbaar met de verdere erkenning van de
arbeidsongeschiktheid van een zelfstandige? Hoe wordt de niet-naleving van in dat verband gestelde
/

,wettelijke voorwaarden gesanctioneerd? In hoever mogen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en
beroepsinkomsten worden gecumuleerd, ingeval de betrokkene een toegelaten arbeid hervat?.....................55
Vergelijk de moederschapsverzekering voor zelfstandigen met de moederschapsverzekering voor werknemers
door volgende vragen te beantwoorden: Vergelijk de duur van de moederschapsrust in beide verzekeringen,
alsmede de wijze waarop de moederschapsrust kan worden opgenomen.........................................................57
Vergelijk de moederschapsverzekering voor zelfstandigen met de moederschapsverzekering voor werknemers
door volgende vragen te beantwoorden: Vergelijk de mogelijkheden tot omzetting van moederschapsrust in
vaderschapsverlof................................................................................................................................................59
Vergelijk de moederschapsverzekering voor zelfstandigen met de moederschapsverzekering voor werknemers
door volgende vragen te beantwoorden: Vergelijk de wijze van berekening van de moederschapsuitkeringen 59
Leg in detail uit waarin de sociale risico’s bestaan die aanleiding kunnen geven tot de toekenning van het
overbruggingsrecht en in welke situaties de betrokkenen worden geacht door die risico’s te zijn getroffen. Duid
voor elk van die risico’s aan welke personen aanspraak kunnen maken op de financiële uitkering...................60




/

,Toepassingsgebied sociaal statuut zelfstandigen

Leg in detail, voor elk (sub-)onderdeel van het begrip zelfstandige, dus niet alleen voor het
begrip beroepsactiviteit, de bewijsregeling uit door voor elk (sub-)onderdeel de volgende
vragen te beantwoorden:
1 wie draagt de bewijslast en het bewijsrisico (Deze vraag heeft geen betrekking op
bestuurders van vennootschappen en verenigingen)

 Zelfstandige = ieder natuurlijke persoon, die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan
hij niet door een arbeidsovereenkomst of door een statuut verbonden is (art 3, §1, 1°lid KB nr 38)
o Er moeten dus 4 onderdelen aanwezig zijn om te kunnen spreken van een zelfstandige
 1) natuurlijke persoon (positief criterium)
 2) beroepsactiviteit (positief criterium)  bestaat nog uit subonderdelen
 Daadwerkelijke activiteit
 Winstoogmerk
 Frequentie
 Verschil met het beheer van het privaat vermogen
 3) in België (positief criterium)
 4) geen arbeidsovereenkomst of statuut (negatief criterium)

1 natuurlijke persoon
 Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
 De wetgever bepaalt uitdrukkelijk dat enkel natuurlijke personen als zelfstandigen kunnen worden
beschouwd
o Reden: enkel zij kunnen socialezekerheidsuitkeringen genieten
 Ook een minderjarige die een beroepsbezigheid uitoefent als een zelfstandige wordt niet uitgesloten van
het sociaal statuut der zelfstandigen
o Ze moeten zich pas aansluiten vanaf het derde kwartaal waarin hij 18 jaar wordt  dit komt door
de leerplicht
 Een vennootschap of vereniging kan niet worden beschouwd als zelfstandige, maar men kan niet
zomaar ontsnappen aan de toepassing van het sociaal statuut der zelfstandigen door een vennootschap
op te richten
o Werkende vennoten en bestuurders van vennootschappen en verenigingen worden in principe
als zelfstandige beschouwd

2 beroepsactiviteit

 De persoon of socialezekerheidsinstelling die aanvoert dat een bepaalde persoon een zelfstandige
beroepsactiviteit uitoefent moet bewijzen dat de persoon in kwestie een beroepsbezigheid uitoefent
 Het KB nr 38 bevat geen definitie van het begrip beroepsactiviteit
o Gevolg kijken naar de rechtspraak en rechtsleer  beroepsactiviteit = een daadwerkelijke, met
winstoogmerk verrichte en voldoende frequente activiteit die het louter beheer van het eigen
vermogen te boven gaat

2.1 daadwerkelijke activiteit

 = actief handelen

/

,  Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
o De zelfstandige roept dit in omdat hij toegang wil krijgen tot het sociaal statuut der zelfstandigen
 Wat is niet voldoende?
o Dragen van een persoonlijke titel of genot van inkomsten uit een andere bron dan arbeid of
stopgezette activiteit

 Wat moet er bewezen worden?
o wie de intentie heeft op geregelde en openlijke wijze zijn diensten aan te bieden aan het
publiek en derden op enigerlei wijze informeert dat hij te hunner beschikking staat, wordt
geacht een beroepsactiviteit te verrichten (zelfs als telt hij (nog) geen handelingen die zijn
verbonden aan de beroepsuitoefening in de strikte zin van het woord).
 Deze intentie kan blijken uit het feit dat men vaststelt dat de betrokkene misschien nog
geen klanten heeft en niet actief is, maar wel al publiciteit voor zijn zaak voert of zich
heeft ingeschreven bij een beroepsorde waar inschrijving een noodzakelijke
voorwaardeis. Hetzelfde geldt voor een aansluiting bij een socialezekerheidsfonds

 Wanneer is er geen beroepsbezigheid
o De betrokkene oefent de beroepsbezigheid uit voor eigen rekening maar onder het gezag van een
derde

2.2 winstoogmerk

 Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
o De zelfstandige roept dit in omdat hij toegang wil krijgen tot het sociaal statuut der zelfstandigen
 Alleen met winstoogmerk handelende personen kunnen worden beschouwd als zelfstandigen
 Winstoogmerk = het nastreven van een materiële verrijking die de terugbetaling van de door een
activiteit veroorzaakte kosten overschrijdt
o Enkel een terugbetaling van de kosten dan is er geen sprake van winstoogmerk

2.3 frequentie

 Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
 = de met winstoogmerk verrichte handelingen vormen slechts een beroepsbezigheid als zij een voldoende
omvang en onderlinge samenhang vertonen
o Gevolg: er moet een bepaalde continuïteit en regelmaat zijn en de handelingen moeten met
elkaar verband houden, hoeveel tijd besteed hij aan die handelingen
 Bv publiciteit voeren, een inschrijving nemen, een eerste klant hebben… dat zijn dingen
die duidelijk met elkaar in verband staan en dan zal men daar direct een bezigheid uit
afleiden.
 De beroepsbezigheid is begonnen vanaf de publiciteit en niet vanaf de eerste
klant

2.4 het louter beheer van het privévermogen overstijgen

 Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
 = overschrijding van de grenzen van het normale beheer van het private vermogen

/

, o Het beheer bestaat uit beheers-en bestuurshandelingen die een redelijke en voorzichtige
huisvader stelt met het oog op vrijwaring of verrijking van zijn privévermogen
 Bv de verhuring van onroerende goederen – als de betrokkene zich niet beperkt tot de
rechtstreeks daarmee verband houdende handelingen en zijn activiteit gaat gepaard met
bijkomende prestaties ten dienste van de huurders, dan oefent hij een beroepsbezigheid
uit, bijvoorbeeld door de reiniging van vakantiewoningen en het bereiden van maaltijden
voor huurders.
 De uitoefening van een bestuursmandaat in een vennootschap wordt steeds geacht het beheer van het
private vermogen te overstijgen

3 in België

 Het bewijs wordt door de zelfstandige geleverd en indien hij dit nalaat spontaan te doen dan levert de
socialezekerheidsinstelling het bewijs
 = de zelfstandige beroepsbezigheid moet uitgeoefend worden in België
o Gevolg: de verblijfplaats, woonplaats en nationaliteit spelen geen rol

 De betrokkene mag zijn beroepsbezigheid uitoefenen in het buitenland en in België
o Voorwaarde: de werkzaamheden die de betrokkene in België verricht moeten belangrijk genoeg
zijn om op zichzelf een beroepsbezigheid te vormen
o Enkel voor het Belgisch gedeelte zal hij onder het sociaal statuut der zelfstandigen vallen
o Gevolg: voor het gedeelte in het buitenland moet de zelfstandige een tweede verzekering
aangaan
 Maar er zijn socialezekerheidsverdragen (bv verordening 883) die dubbele verzekering
bestrijden

 Het sociaal statuut der zelfstandigen bevat geen regels omtrent detachering
o Gevolg: als een zelfstandige gedurende een korte tijd zijn beroepsbezigheid in het buitenland
uitoefent, blijft hij ressorteren onder het sociaal statuut der zelfstandigen
 Voorwaarde: hij mag zijn beroepswerkzaamheid in BE niet onderbreken gedurende ten
minste een volledig kwartaal (= minder dan 3 maanden)
 Gevolg: meer dan 3 maanden onderbroken  stopzetting dekking in België

4 geen arbeidsovereenkomst of statuut

 = natuurlijke personen met een beroepsbezigheid in België ressorteren slechts onder het sociaal statuut
der zelfstandigen voor zover ze die beroepsactiviteit niet uitoefenen krachtens een
arbeidsovereenkomst of ambtenarenstatuut
o Een persoon kan terzelfder tijd niet tot meer dan één socialeverzekeringssysteem behoren op
grond van één en dezelfde beroepsbezigheid

 Beroepsactieve personen die overeenkomstig het arbeidsrecht en het administratie recht worden
beschouwd als een werknemer of ambtenaar worden geweerd uit het sociaal statuut der zelfstandigen
o Bij gebreke van andersluidende bepalingen worden de begrippen overgenomen uit het
ambtenarenrecht of arbeidsrelatiewet




/

,Leg in detail, voor elk (sub-)onderdeel van het begrip zelfstandige, dus niet alleen voor het
begrip beroepsactiviteit, de bewijsregeling uit door voor elk (sub-)onderdeel de volgende
vragen te beantwoorden:
2 met welke middelen kan het tegenbewijs worden geleverd? (Deze vraag heeft
geen betrekking op bestuurders van vennootschappen en verenigingen)

1 natuurlijke persoon
 Aantonen dat er geen sprake is van een natuurlijke persoon maar wel van een vennootschap, maar men
kan niet ontsnappen aan de toepassing van het sociaal statuut der zelfstandigen indien men aantoont
dat er sprake is van een vennootschap

2 beroepsactiviteit

 De uitoefening van een beroepsactiviteit is een rechtsfeit
o Gevolg: het bestaan ervan kan bewezen worden met alle bewijsmiddelen met inbegrip van
feitelijke vermoedens
o De wetgever verleent de koning wel de bevoegdheid om vermoedens van de uitoefening van de
beroepsactiviteit in te voeren
 Opmerking: het bewijs door gerechtelijke of buitengerechtelijk bekentenis en het bewijs door de eed is
niet toegelaten in aangelegenheden die behoren tot de openbare orde. Het komt aan de
socialezekerheidsinstellingen en de feitenrechters toe te oordelen of sprake is van een beroepsbezigheid
of niet. Het Hof van Cassatie gaat wel na of de rechter uit de feiten die hij vaststelt op in cassatie
onaantastbare wijze, naar recht afleidt dat het al dan niet gaat om een beroepsbezigheid.

2.1 daadwerkelijke activiteit

 Het is een rechtsfeit en het gevolg daarvan is dat men zich moet aansluiten bij het sociaal statuut der
zelfstandigen
o Je moet dan bijdragen betalen maar je krijgt uitkeringen in de plaats
 Een rechtsfeit kan door alle middelen van recht worden bewezen, tenzij wetsbepalingen het bewijs
beperken of bijkomende bewijsmiddelen voorzien

2.2 winstoogmerk

 Het winstoogmerk moet dan met allerhande bewijsstukken of getuigenverklaringen aangetoond
worden.
 Niet de aard van de activiteiten maar wel de drijfveer is bepalen om na te gaan of de werkzaamheden
kunnen worden beschouwd als een beroepsbezigheid

 Rechtspraak  het bestaan van winstbejag wordt afgeleid uit de omvang van de inkomsten (= feitelijk
element waarnaar er gekeken wordt om het winstoogmerk aannemelijk te maken of aan te tonen dat er
geen winstoogmerk is )
o Winstbejag impliceert niet dat de beroepsactiviteit ook effectief winstgevend is
 Reden: verlieslatende activiteiten kunnen met winstoogmerk zijn verricht
 Winstbejag kan bijvoorbeeld tot uiting komen in het oogmerk in het in een vennootschap
geïnvesteerd kapitaal te doen renderen met zijn arbeid in het kader van de vennootschap
o Hoe kleiner de vergoeding is, hoe gemakkelijker de sociale zekerheidsinstellingen zullen
aannemen dat het eigenlijk maar een kostenvergoeding is, en dat u niet de bedoeling had om
winst te maken.


/

, o Hoe groter de vergoeding, hoe minder gemakkelijk de socialezekerheidinstelling zal aanvaarden
dat het een kostenvergoeding is

 Worden niet beschouwd als beroepsarbeid (ook al wordt er een vergoeding toegekend):
vrijwilligerswerk, kloostergeloften, de verplichting tot hulpverlening tussen echtgenoten, arbeid verricht
met het oog op beroepsvorming…

2.3 frequentie

 Het is een feitelijke kwestie waarbij men rekening moet houden met de intentie van de betrokkene
o Gevolg: de intentie van de betrokkene om zich ter beschikking te stellen van het cliënteel is
doorslaggevend
 Bv de eerste

 Waaruit wordt de frequentie afgeleid?
o De aangifte of de belasting van zelfstandige beroepsinkomsten doen het bestaan van een
beroepsbezigheid vermoeden.
o 1) de omvang van de verdiende inkomsten
 Maar niet uit het oog verliezen dat een geïsoleerde handelingen ook inkomsten kan
opleveren
 De aangifte of belasting van zelfstandige beroepsinkomsten het bestaan van een
beroepsbezigheid doen vermoeden
 De met opzet of bij vergissing gedane verkeerde aangifte van beroepsinkomsten
is geen erkenning van de uitoefening van een beroepsactiviteit
o 2) de kwalificatie van de fiscus van een inkomen als beroepsinkomsten bewijst op zich niet
noodzakelijk de uitoefening van een beroepsactiviteit
o 3) De belasting van inkomsten als beroepsinkomsten en niet als diverse inkomsten wijst er op
dat de aan de grondslag liggende werkzaamheden naar oordeel van de fiscus moeten worden
aangemerkt als een werkzaamheid van alle aard
 Is geen doorslaggevend criterium  reden:
 deze inkomsten het resultaat kunnen zijn van een stopgezette activiteit. Het
sociaal statuut refereert ook niet naar het begrip werkzaamheden van alle aard.
Tegenbewijs is echter mogelijk.

 Een element waar ook arbeidsrechters en socialezekerheidsinstellingen nu meer en meer naar kijken,
blijkt uit het laatste rechtspraakoverzicht dat ik heb gemaakt dat ze wel eens kijken naar wat er fiscaal
gebeurt. En als een belastingplichtige voor een bepaalde activiteit, die geen deel uitmaakt van zijn
normaal beroep als werknemer, ambtenaar of zelfs van zijn zelfstandige beroep, een vergoeding
ontvangt die hij niet aangeeft als een beroepsinkomen, maar als een of andere vorm van diverse
beroepsinkomsten. Dan is er sprake van een weinig belangrijke activiteit. Als dat door de fiscus is
aanvaard, dat kan je bijvoorbeeld aantonen door een aanslagformulier, kan dat bewijselement des te
sterker maken.
o Het is niet bindend voor de rechter of socialezekerheidsinstelling maar men beschouwd dit als
een feitelijk vermoeden afgeleid uit het gevoerde onderzoek door de fiscus
 Meestal zullen rechters en socialezekerheidsinstellingen dit aanvaarden als bewijs

 wat als men naast zijn normale beroepsactiviteit een tweede beroepsactiviteit uitoefent? (komt uit het
fiscaal recht)
o Er wordt een onderscheid gemaakt tussen


/

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Rechtenstudentvub1997. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67866 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€12,99  16x  verkocht
  • (2)
  Kopen