Samenvatting van volledig hoofdstuk 9 en 10 en hoofdstuk 11 - 11.1
Procedures voor het aanleren, afleren en wijzigen van operant gedrag = Modificatieprocedures
Via de uitlokkende prikkels
Perceptietraining = Leren waarnemen van relevante discriminatieve prikkels
Eigenlijke doel van aanscherpen van de waarneming:
- Leren detecteren van en discrimineren tussen prikkels
die een verschillende operante respons vereisen.
- Het bewerkstelligen van prikkelgeneralisatie voor
prikkels of situaties die hoewel ze visueel of auditief
verschillend zijn toch geen verschillende
gedragsrespons vereisen. M.a.w. het leren negeren of
verwaarlozen van verschillen die irrelevant zijn voor
een correcte gedragsuitvoering.
Verstrekken van informatie Dit geeft vooral de onderliggende bedoeling weer: het
opdrijven van relevante kennis bij de cliënt. Er wordt nog niks
gezegd over de wijze waarop dit kan gebeuren.
De kennis vergroten kan op verschillende manieren.
- Letterlijke betekenis: Uitleg geven, met materiaal
zoals afbeeldingen, schema’s, pictogrammen enz.
- Zelf uit vissen: Laat de cliënt zelf op een actieve
manier laten exploreren. Als de therapeut dit op een
creatieve manier aanpakt stimuleert dit de natuurlijke
nieuwsgierigheid. Het werkt ook belonend en
motiverend.
Wat is stimuluscontrole? Bij stimuluscontrole is een prikkel sterk geassocieerd met
specifieke operante gedragsresponsen. De therapeut tracht
dus situaties of prikkels zo te organiseren dat de cliënt er
minder of net meer mee wordt geconfronteerd.
, Dus prikkels voor ongewenst gedrag weggenomen, prikkels die
gewenst gedrag uitlokken worden toegevoegd.
Prikkelvermijding = Wegnemen of vermijden van uitlokkende prikkels voor
ongewenst gedrag
Als tijdelijke maatregel kan ze niettemin bijzonder nuttig
zijn. Vaak toegepast in afwachting van het moment dat de
cliënt de vaardigheden bezit om beter met de situatie om te
gaan.
Drie manieren:
1. De therapeut weert tijdelijk specifieke oefenitems uit
oefeningen.
2. De therapeut schakelt de omgeving in om prikkels te
vermijden.
3. De therapeut stimuleert de cliënt ertoe om zelf
systematisch prikkels of situaties te vermijden. (Dit
kent voordelen)
Prompting = Doelgericht aanbieden van prikkels
‘Een prikkel die de persoon eraan herinnert een gedrag te
stellen dat hij al beheerst of die hem helpt een gedrag te
stellen dat hij niet vaak of niet goed gebruikt, dit noemt men
een prompt. Deze dienen altijd te worden aangeboden in
combinatie met werkelijke discriminatieve prikkels.
- Fysiek: Begeleiden via fysieke aanraking
- Verbaal: Gesproken of geschreven woorden, bedoeld
om specifiek gedrag te induceren
- Picturaal, gestueel en auditief:
Picturaal -> Afbeeldingen zoals bijvoorbeeld
tekeningen, foto’s of filmpjes
Gestueel -> Fysieke bewegingen van de therapeut.
Gebaren, gelaatsuitdrukkingen, …
, Auditief -> Geluiden die de cliënt heeft leren
associëren met het stellen of correct uitvoeren van
specifiek gedrag
Fading = Uitwissen van prompts, ten voordele van de daadwerkelijke
discriminatieve prikkel. Prompts moeten worden uitgedoofd
zodat er genoeg transfer kan optreden naar de leefwereld van
de cliënt.
Men mag er niet vanuit gaan dat het fading proces zomaar van
zichzelf zal plaatsvinden. We moeten dit proces een handje
helpen.
Modeling = ‘Leren naar voorbeeld’; Aan de hand van modelgedrag, zorg
dat de cliënt het kan waarnemen en stimuleer het overnemen
van het gedrag. (Coping of mastery model?)
Instructieleren = Therapeut geeft uitleg en concrete gedragsadviezen over
hoe het gedrag dient te worden uitgevoerd. De gegeven uitleg
fungeert als gedetailleerde prompt voor het uitlokken van het
gewenst gedrag. De 4 componenten die hierbij van belang
zijn:
1. Stilstaan bij wat er precies moet worden overgebracht
2. Selecteren van de kernelementen
3. Aard van de samenhang tussen de verschillende
aspecten
4. Structuren van de uitleg
Zorg voor aangepast taalgebruik, helderheid, bondigheid,
vlotheid, hanteren van pauzes, duidelijkheid, expressiviteit en
gebruik van ezelsbruggetjes.
, (2) via de consequente prikkels (gedragsgevolgen)
Versterken van aanwezig gewenst gedrag
Positieve bekrachtiging = Laten volgen van prettige prikkels. Wanneer de therapeut
op het gedrag een stimulus of situatie laat volgen die het
doelgedrag doet toenemen. De effecten van deze
bekrachtiging zijn enorm. Dit kan de aandacht en motivatie
aandrijven, engagement stimuleren, tevredenheid bevorderen
en prestaties verbeteren. Belangrijk is natuurlijk dat je
uiteraard prikkels en situaties gebruikt die de cliënt
daadwerkelijk bekrachtigend zijn.
Consumeerbare bekrachtigers: snoep, koekjes, fruit, …
Materiële of tastbare bekrachtigers: speelgoed, kleding, gsm…
Zintuigelijke bekrachtigers: beluisteren van muziek, bijwonen
van een theaterstuk, …
Prettige activiteiten: tv kijken, prentenboek inkijken, spel
spelen, …
Manipuleerbare bekrachtigers: Gelegenheid of tijd om met
favoriete speelgoed te spelen, tekenen, kleuren, …
Situaties die te maken hebben met het (tijdelijke) bezitten
van een voorwerp of voorrecht: favoriete T-shirt dragen,
eigen kamer hebben, …
Sociale bekrachtigers: Complimentje, aandacht, klopje op de
schouder, knuffel, …
Wees creatief!
Negatieve bekrachtiging (= ontsnappingsconditionering) = Wanneer de therapeut op het stellen van gewenst
doelgedrag door de cliënt, zorgt dat voor de cliënt een
onaangename situatie ophoudt. Gedrag wordt gestimuleerd
doordat het helpt te ontsnappen aan een onprettige situatie.