WAT IS ECONOMIE
INLEIDING
Beter beslissingen maken
o Bedrijven, gezin, organisatie
Problemen begrijpen
o Actueel: Nationaal, Europees
o Toekomst: financiële crisis, milieu
FUNDAMENTEEL ECONOMISCH PROBLEEM:
Veelvuldige behoeftes vs schaarse middelen
=> individuele & collectieve behoefte + schaarse middelen => KEUZES
=> bestuderen gevolgen
Menselijke & maatschappelijke behoeften
Een behoefte: tekort v verlangen
Basisbehoeften, materiële behoeften, individuele en collectieve behoeften
≠ rangorde & intensiteit
Veranderen
Wisselend & talrijk
Schaarse middelen & noodzaak te kiezen
=> economische goederen => schaarste & nuttig + Pkaartje
- Niet schaars: vrije goederen (lucht)
- Schaars: budget beperkt, middelen & tijd -> 1x uitgeven
o Individu, gezin, bedrijf, overheid
- Aanwending ≠ wijzen -> keuze probleem (alternatief aanwendbaar)
Maken v keuzes & opportuniteitskosten
=> opportuniteitskost: kosten v gemaakte keuze => waarde v beste alternatief
Productiefactoren: arbeid, kapitaal, natuur & ondernemersinitiatief
Definitie: economische analyse
=> nagaan hoe beslissingsmakers keuzes maken + private & maatschappelijke
gevolgen daarvan
Economie: sociale wetenschap die tot vrwp heeft het beheer v schaarse middelen
BEHEERSPROBLEMEN
- Volledige aanwending vd schaarse middelen (stabilisatieprobleem)
- Allocatie (toewijzing) vd schaarsemiddelen (allocatieprobleem)
- Distributie (verdeling) vd economische goederen tss economische subjecten
(verdelingsprobleem)
PRODCUTIE
Wat&hoeveel? Beslissing: aanbod & hoeveelheid
Hoe? Combinaties v schaarse productiefactoren
Waar? Flexibiliteit: lage loonlanden
Voor wie? Voordelen: ↑loon = ↑goederen&middelen
,Micro & macro-economie
=> 2 zijden v dezelfde medaille => vaak beide
Micro: gedrag v individuele economische agenten (consumenten&producenten)
o Allocatie & distributie
Macro:
- Invloed v allocatieprobleem v arbeid & kapitaal op werking ve economie
- Invloed menselijk gedrag op globale/aggregatieve economische grootheden
o Stabilisatie
PRODUCTIEPROCES: PRODCUTIEFACTOREN
=> Telkens wanneer waarde vd geproduceerde goederen ↑
Primaire PF
o Arbeid: arbeidsprestaties (beperkt)
o Natuur: natuurlijke rijkdommen (ongelijk verdeeld)
Grond, lucht, ruimte, klimaat
Afgeleide PF
o Kapitaal: reële kapitaalgoederen (productiemiddelen)
Gebouwen, machines, infrastructuur
Investeren => uitstel v consumptie
Ondernemingsinitiatief: menselijk kapitaal
Productiefunctie: X = f(L, N, K)
=> geeft relatie tss de hvlheid PF (inputs) & de hvlheid economische goederen
(outputs) die men daarmee kan produceren
Arbeid (L), Natuur (N), Kapitaal (K), incl ondernemersinitiatief
Stijging elk PF -> toename output => + marginaal product
o Afgeleide nr L is +
Productieproces
meerdere productiestadia
afnemend, cte, toenemend
inzet v arbeid, kapitaal en natuur
marginaal product
o doel: productie v economische goederen
consumptiegoederen en kapitaalgoederen
Productiemogelijkheden
Productiemogelijkheden curve: alle mogelijke combinaties v productie v eco
goederen die tot stand komen bij volledige aanwending v beschikbare PF
(EFFICIËNT)
Begrippen
- Schaarste
o beperkte hoeveelheid middelen (punt z niet mogelijk)
- Opportuniteitskost
o niet cte (wat opgeven voor ander?)
- Keuzeprobleem
o optimale niet af te lezen (waar op de curve?)
Beheerproblemen
- volledige aanwending
o streven naar productie op curve (u is inefficiënt)
- allocatie v middelen
o elk punt andere aanwending
,Verschillen in keuzes
- consumptie / kapitaal
- levensnoodzakelijk / luxegoederen
- oorlog / vredetijd
- private / publieke
OPPORTUNITEITSKOST: hvl je moet opofferen vh ene, om 1 eenheid meer te
produceren vh andere
DIA 37-43
Voorbeeld:
Graan: N (vast) & L (variabel) -> afnemend marginaal product v arbeid
Kleding: K (vast) & L (variabel) -> cte marginaal product v arbeid
arbeid alternatief aanwendbaar
PRODUCTIVITEIT = output / input = hvl graan / hvl arbeid
VERRUIMING V PRODUCITEMOGELIJKHEDEN (STIPPENLIJN)
=> natuur, kapitaal, arbeid, ondernemingsinitiatief
Betere productiefactoren => curve nr R (meer mogelijkheden)
X = f (L, N, K, T)
- Arbeidsverdeling/specialisatie
o Talent, scholing, routine
o Behoefte ruilacties
- T: technologische vooruitgang
o ↑arbeidsproductiviteit & + kapitaalgoederen
- Nieuwe economische ordening/instituties
o Verlening schoolplicht
MARKTMECHANISME VS CENTRALE PLANNING
Centrale planning
Centraal orgaan beslist inzet PF
Vaak focus kapitaalgoederen ten koste v consumptiegoederen
Gebrek aan concurrentie & motivatie
Marktmechanisme
Prijsvorming dr V&A
o Output (g&d) + inputmakrt (PF)
Prijsmechanisme
o Info: schaarste & nut
o Signalen consumenten & producten (beslissingen)
o Inkomensvorming -> wat V betaald = primair inkomen A
Gedecentraliseerde organisatie
o Overgelaten aan consumenten & bedrijven
Invisible hand – Adam Smith
o Automatisch evenwichtµ
NADELEN
- Sterke economische macht => Pmechanisme aantast
- Publieke/collectieve goederen
o Niet overlaten aan markt => plots water onbetaalbaar
o Overheid productie & financiering regelen
- Negatieve externe effecten => niet mee geprijsd
o Schade milieu
, - Inkomensverdeling => niet sociaal aanvaardbaar
o Overheid bijstellen v primaire inkomens
Gemengde economie: marktwerking mt overheidinterventie
Marktmechanisme uitschakelen
o Overheid mt collectieve goederen
o Concurrentie bevorderde maatregelen (efficiënt)
Marktmechanisme aan
Keynesianen en klassieke economen
METHOLOGISCHE ASPECTEN V ECO ANALYSE
Hypothesen
=> cô of het emperische wordt bevestigd
Prikkels:
- Menselijk gedrag sturen
o P aanpassen benzine -> minder met de auto
Optimaliserend gedrag:
- Beslissingen om er zelf voordelig/beter uit te komen
Ceteris paribus: overige blijft gelijk
- Beperkt effect/invloed
o Partiële analyse
Marginaal denken
=> kleine veranderingen in een bepaalde variabelel op een andere
- Vergelijken van de voor- en nadelen
- Zolang marginale kost gedekt is -> beslissing vaak doorvoeren
Soorten analyses
Positieve eco: gevolgen & implicaties (positief deel)
Normatieve eco: maatschappelijk oogpunt (feiten)
Statische: eco verschijnsel mt relevante verklarende factoren die onmiddellijk op
fenomeen inwerken & ongewijzigd blijven (FOTO)
Dynamische: aanpassingsproces (FILM)
Deductieve methode: besluiten uit axioma’s, dan cô realistisch
Inductieve methode: feitelijke observaties (statistiek)
Econometrie
=> Economische theorie, wiskunde & statistiek
=> Economische theorieën empirisch te verifiëren
Speltheorie: reacties op strategie v opponent te incorpporeren
Economie als wetenschap
- Specifieke methode => rekening houdend mt beperkingen
- Geen specifieke gedragsassumpties vooropstellen
Kritische kanttekening
RATIONEEL DENKEN & doordachte beslissingen nemen -> moeilijk
o Niet geloven menselijk mogelijk
Kloof tss voorspellingen & werkelijkheid
Baseren op modellen mt irrationeel gedrag