Samenvatting de kleine geschiedenis van de kunst (vakgebied ZEE)
23 keer bekeken 1 keer verkocht
Vak
ZEE
Instelling
Katholieke Pabo Zwolle (KPZ)
Boek
De kleine geschiedenis van de kunst
In dit document is een deel van het boek 'de kleine geschiedenis van de kunst' samengevat. Ik heb deze samenvatting voor twee tentamens op Hogeschool KPZ gebruikt (leerjaar 2 en leerjaar 3).
In dit document is bladzijde 25 t/m 47 samengevat van de stromingen (neoclassicisme t/m conceptuele kuns...
Geïnspireerd door de opgravingen van de oude Romeinse steden Pompeï en Herculaneum
ontstond een hernieuwde belangstelling voor de kunsten van de klassieke oudheid. Het
neoclassicisme ontwikkelde zich aan het einde van de achttiende eeuw als een reactie op de
frivole sensualiteit van rococo. De stijl sloot aan bij het rationele denken van de verlichting.
Ze werden geïnspireerd door de Griekse en Romeinse kunst. Het begon in Rome waarna de
stijl zich over heel Europa verspreidde. Neoclassicisten vonden dat kunst serieus moest zijn
en hadden meer waardering voor tekenkunst dan voor schilderkunst. Het ultieme doel waren
gladde contouren en schilderen zonder zichtbare penseelstreek. Zowel de schilder als
beeldbouwkunst straalde rust en ingetogenheid uit en richtte zich op heroïsche onderwerpen
waarin zelfopoffering en nationalisme een belangrijke rol speelden.
Belangrijke ontwikkelingen: neoclassicisme wordt gekenmerkt door helderheid van vorm,
sobere kleuren en onderwerpen ontleend aan de kunst en cultuur van het oude Griekenland
en Rome. De stijl werd al snel in heel Europa populair, mede door de grand tour die jonge
aristocraten ondernamen om hun klassieke opleiding te voltooien.
Romantiek (1790-1880)
Belangrijke kunstenaars: Eugène Delacroix, J.M.W Turner, John Constable, Francisco de
Goya, Théodore Géricault
De romantiek was een artistieke, literaire en intellectuele beweging die zich concentreerde
op emoties en zich in de vroege negentiende eeuw ontwikkelde in Europa. De romantiek
kwam, met haar nadruk op de verbeelding en emotie, voort uit een teleurstelling in de
waarden en rede van de verlichting na de Franse Revolutie van 1789. Er zijn overlappingen
tussen het neoclassicisme en de romantiek. De stijl ontstond deels als reactie op het
neoclassicisme. Hij legde de nadruk op harstocht, sentiment en rationaliteit. De stroming
werd het meest belichaamd door de beeldende kunst, muziek en literatuur en werd door
verschillende kunstenaars, schrijvers en componisten op uiteenlopende manieren
geïnterpreteerd. De aandacht lag op een waardering voor de kracht van de natuur, haar
schoonheid en onvoorspelbaarheid; de verheerlijking van emotie boven logica en intuïtie
boven intellect. Romantische schilders zetten zich af tegen het rationalisme en gebruikten
energieke penseelstreken en felle kleuren, terwijl romantische beeldhouwers fantasievolle en
begeesterde beelden maakten.
Belangrijke ontwikkelingen: de natuur was een belangrijk romantisch thema evenals de
sterke emotionele gevoelens die bij de toeschouwer empathie aanwakkerden. Over het
algemeen gaven schilders de voorkeur aan kleur boven lijn en aan dynamiek boven statische
composities. Ze gaven uiting aan hun instincten en eigen persoonlijkheid en creëerden niet
langer geïdealiseerde weergaven van de klassieke oudheid.
Rond het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde de wereld zich snel. Een nieuwe
generatie probeerde de nieuwe wereld in beeld te brengen. Vooral na de revolutie van 1848
streden jonge Franse kunstenaars ernaar om de wereld zo te schilderen als ze haar zagen
en integreerden daarin elementen van de technische vooruitgang en sociale ongelijkheid. De
realisten lieten zich inspireren door het realisme van de zeventiende-eeuwse Hollande
meesters, schilderijen van de natuur van Engelse en Nederlandse landschapsschilders,
nieuwe technieken als fotografie en nieuwe meeneembare olieverf. De realisten waren tegen
wat zij zagen als excessen en zelfingenomenheid van het neoclassicisme en de romantiek
en de kunstmatigheid van de academische kunst. Ze uitten hun objectieve standpunten in
verf, met als doel de waarheid te tonen, en vermeden stilering en artistieke conventies. Zij
gaven meestal het leven van de arbeidersklasse weer of schilderden de natuur onzer
illusionisme of gekunsteldheid.
Belangrijke ontwikkelingen: de westerse kunst werd gedomineerd door academische
conventies waardoor kunst vaak ver van het echte leven af stond. De realisten schilderden
het leven om hen heen waaronder voorstellingen met boeren en arbeiders, stadsstraten en
cafés en populair vermaak. De thematiek en vrije penseelvoering maakten deze schilderijen
schokkend voor de kijkers uit de midden- en bovenklasse.
Impressionisme (1865-1885)
Belangrijke kunstenaars: Claude Monet, Camille Pissarro, Pierre-Auguste Renoir, Edgar
Degas, Mary Cassatt
De impressionisten ontwikkelden zich deels uit het realisme en deels uit de Engelse en
Nederlandse landschapskunst en wilden zich losmaken van de dominantie van de
kunstacademies. Met een schetsmatige schilder- en beeldhouwstijl en gebruikmaking van
moderne technieken, zoals fotografie, kant- en klare verf en nieuwe, synthetische kleuren,
maakten ze schijnbaar spontane schilderijen in felle kleuren of gaven ze dynamiek weer in
de beeldhouwkunst. Hun belangrijkste onderwerpen waren landschappen en alledaagse
taferelen met gewone mensen. Het belangrijkste was de weergave van de tijdelijke en
veranderlijke effecten van het licht. Ze schilderden vaak buiten. Met snelle, korte
penseelstreken in kleur benadrukten ze het veranderende weer en licht. Veel van de
kunstenaars pasten de alla-prima techniek toe waarbij ze de verf ter plekke op het doek
aanbrachten en niet pas achteraf in atelier.
Belangrijke ontwikkelingen: de meeste impressionisten haalden nieuwe ideeën uit de
fotografie, schilderden vanuit ongebruikelijke standpunten en gebruikten kleuren in plaats
van zwart voor schaduwen. Net als de realisten en landschapsschilders werden ze
geïnspireerd door de School van Barbizon, Eugène Delacroix, Japanse prentkunst,
industriële ontwikkelingen, de uitbreiding van het spoor en wetenschappelijke kleurtheorieën.
,Postimpressionisme (1885-1910)
Belangrijke kunstenaars: Paul Cézanne, Vincent van Gogh, Paul Gaugin, Henri de
Toulouse-Lautrec, Henri Rousseau
De stroming omvat een aantal stijlen die werden toegepast door kunstenaars die volgden op
het impressionisme en nieuwe, kleurige schilderwijzen onderzochten. Postimpressionisten
reageerden op de rechtlijnige weergave van de impressionisten, maar bouwden voort op de
impressionistische onderzoeken naar optische effecten. De kunstenaars hadden hun eigen
unieke stijlen die minder uitdrukten wat ze zagen, maar meer wat ze voelden. De meesten
werkten onafhankelijk van elkaar en sommigen waren in eerste instantie verbonden met de
impressionisten, maar niet iedereen. Ze bleven werken met felle kleuren, maar gaven de
wereld niet weer zoals de impressionisten dat hadden gedaan. Sommigen gaven met kleur
en symboliek uiting aan sfeer of spiritualiteit, anderen onderzochten optische effecten en
weer anderen analyseerden onderliggende structuren. Hoewel iedereen een eigen
benadering had, waren kleur en vorm belangrijk en toonden ze nog steeds de zichtbare
wereld, allen niet een op een fotografische manier. Door hun stilering introduceerden ze de
eerste vormen van abstractie.
Belangrijke ontwikkelingen: postimpressionisten gebruikten kleur om de structuur van
objecten vorm te geven. Kunstenaars die in Zuid-Frankrijk werkten, gebruikten fellere kleuren
en schilderden onderwerpen uit het eigentijdse leven. De meeste werken waren luchthartig;
sommigen maakten nog meer gebruik van fotografie dan de impressionisten en schilderden
het leven vanuit ongebruikelijke standpunten.
Neo-impressionisme (1886-1906)
Belangrijke kunstenaars: Georges Seurat, Camille Pissarro, Paul Signac, Théo van
Rysselberghe, Henri-Edmond Cross
Neo-impressionisme wordt ook wel Divisionisme en Pointillisme genoemd en is zowel een
beweging als een stijl die zich concentreerde op de levendigheid van kleuren. Het neo-
impressionisme was een onderdeel van het postimpressionisme en gebaseerd op
wetenschappelijke kleurtheorieën. De kunstenaars zetten kleine stippen van zuivere kleuren
naast elkaar zonder ze van tevoren te mengen waardoor hun schilderijen extra levendig
werden. Het was de bedoeling dat de kleuren voor de ogen van de kijker vermengden en er
dan levendiger en feller uit zouden zien dan wanneer ze vooraf waren gemengd. De techniek
was gebaseerd op de kleurtheorieën van de scheikundige Chevreul. Hij bepaalde dat de
perceptie van kleur wordt beïnvloed door de kleuren ernaast of er vlakbij en zijn theorie over
simultaan contrast ging hierover. Hoewel de kleuren zelf niet veranderen, veranderen de
visuele sensaties wel en de helderste effecten kunnen bereikt worden door complementaire
kleuren naast elkaar te plaatsen.
Belangrijke ontwikkelingen: Seurat en zijn navolgers namen afstand van de spontaniteit van
de impressionisten, maar zetten wel hun onderzoeken naar kleur voort. Het naast elkaar
plaatsen van complementaire kleuren werd een methode die door alle neo-impressionisten
en veel postimpressionisten werd toegepast.
, Jugendstil (1890-1914)
Belangrijke kunstenaars: Gustav Klimt, Alphonse Mucha, Arthur Heygate Mackmurde,
Charles Rennie mackintosch, Louis Comfort Tiffanny René Lalique
De jugendstil of art nouveau is een kunststroming, designstroming en filosofie die opkwam in
het laatste decennium van de negentiende eeuw. Hij ontwikkelde zich gelijktijdig in delen van
Europa en de VS en was een poging om een unieke en moderne uitingsvorm te creëren die
de geest van de nieuwe eeuw wist te vangen. Je zag het terug in schilderkunst, illustratie,
beeldhouwkunst, sieraden, metaalwerk, glas, keramiek, textiel, grafische vormgeving,
meubels, architectuur, kostuums en mode. In een poging om design te moderniseren en om
massaproductie te verenigen met handwerk, maakten de jugendstil-kunstenaars vloeiende
en elegante ontwerpen met vaak asymmetrische composities die de indruk van beweging
wekken. Door industrialisatie en verstedelijking en de beschikbaarheid van goedkopere
goederen maakte men zich zorgen over de maatschappelijke en morele effecten van
consumentisme. Ze werd beïnvloed door de Keltische kunst, neogotiek, rococo, esthetica,
symbolisme en japonisme.
Belangrijke ontwikkelingen: de jugendstil wordt gekenmerkt door organische onderwerpen
met motieven als insecten, planten, dieren en vrouwelijke vormen. Materialen als tin, zilver
en parelmoer werden verwerkt in ornamenten. Jugendstil-kunstenaars vonden dat de functie
van het object de vorm moest bepalen.
Expressionisme (1905-1930)
Belangrijke kunstenaars: Edvard Munch, Paul Klee, Georges Rouault, Oskar Kokoschka,
Egon Shiele, Franz Marc
Het expressionisme ontstond gelijktijdig in verschillende Duitse steden en toonde de angsten
voor de moderne maatschappij. Ze gaven uiting aan verontrustende gevoelens over
menselijk gedrag en de hedendaagse wereld en het verloren gaan van spiritualiteit. Ze
werden deels geïnspireerd door het symbolisme, vervormden figuren en gebruikten intense
kleuren om hun onvrede over de ontwikkelingen van de moderne maatschappij uit te
drukken. In 1905 vormden vier Duitse kunstenaars in Dresden samen Die Brücke (de brug),
wat een startschot betekende voor de beweging. Rond 1911 vormde een andere groep
kunstenaars in München Der Blaue Reiter (de blauwe ruiter). Het expressionisme
verspreidde zich over heel Europa. In hun kritiek op de maatschappij en vooral op wat zij
zagen als de negatieve effecten van het kapitalisme gaven kunstenaars voor het eerst uiting
aan innerlijke gevoelens en deden dat vaak met overdreven, heftige penseelstreken en
sterke disharmoniërende kleuren. De sfeer voor, tijdens en na WO1 inspireerde veel van hun
uitingen van boosheid, geweld en frustratie en ze schilderden onder meer ontevreden
individuen zoals prostituees en gemaskerde gezichten.
Belangrijke ontwikkelingen: alle expressionisten streefden ernaar om hun gedachten en
ideeën op de beschouwer over te brengen en ze gebruikten heel eigen vormen van
symbolisme om hun gedachten weer te geven. harmonie en evenwicht deden er niet toe,
want de kunstenaars wilden intense gevoelens uiten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fleur02vandenberg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,59. Je zit daarna nergens aan vast.