1. ERGONOMIE
ERGONOMIE = afgeleid van ‘ergon’ (werk, arbeid) en ‘nomos’ (wet, regel)
= Wetenschap die de aanpassing van de omgeving (werkomstandigheden) aan de mens bestudeert
Belang van ergonomie
• Veiligheid en gezondheid van werknemers verzekeren
• Product, ruimte of werkplek zodanig ontwerpen dat ze tegemoet komen aan de noden, mogelijkheden en
beperkingen van mensen
• Aandacht voor gebruiksvriendelijkheid en comfort → comfortabel is niet altijd ergonomisch! BV
voorovergebogen zitten
Fysieke ergonomie bestudeert de fysieke eigenschappen van de mens in zijn omgeving
• Werkhoudingen, werplekinrichtingen, repetitieve bewegingen, musculoskeletale klachten, manueel
hanteren van lasten (heffen), …
• Zowel in dagelijkse omgeving als in werkomgeving.
o Laptophouder + extern toetsenbord: polsen moeten rusten als je typt, in het verlengde van je
armen.
o Verstelbare stoel: verstelbaar in hoogte, armleuning, zitdiepte, lendensteun, neksteun, kantelbaar
zitvlak
o Hoog-laag bureau: kan zowel staand als zittend aan worden gewerkt, voor gelijk welke grootte je
hebt.
▪ Altijd eerst de stoel op de juiste hoogte zetten* dan de bureau.
* voeten plat op de grond naast elkaar, knieën klein beetje lager dan bekken
▪ Als je voeten niet aan de grond komen, kan je een voetsteun gebruiken. Wel geen
voetensteun gebruiken als het niet nodig is → dan ga je sneller een bolle rug maken.
Rug- & nekpijn→ oorzaken: stress, voorovergebogen zitten, vermoeidheid…
Ergonomisch
= Aangepast aan de mens
• Soms gebruikt als synoniem voor gebruiksvriendelijk, eenvoudig te bedienen, begrijpbaar, gemakkelijk in
gebruik, comfortabel, …
• Misbruikt als marketingterm → “ergonomische stoel” (zie fluo hieronder)
• Product op zichzelf is niet ergonomisch, dat is afhankelijk van de manier waarop het gebruikt wordt (bv.
bureaustoel) → het is pas ergonomisch als het juist aangepast is aan de mens!!!
Evolutie
Vroeger: gereedschap gemaakt door gebruiker (=op maat)
Nu: scheiding tussen ontwerper en gebruiker
• Meerdere schakels door technische en industriële evolutie → Gemiddelde lichaamsmaten en
lichaamsbouw
• Door automatisering is de aard van de job sterk veranderd → Langdurig zitten + beeldschermwerk
,Mensen hebben verschillende maten en vormen
• Geen one-fits-all-solution → ondanks dat veel meubilair wel zo ontwerpt wordt
• Hoe meer aanpasbaar (én werkelijk correct aangepast!), hoe ergonomischer
o Bv Flexwerkplekken moeten verstelbaar zijn & moeten aangepast worden (verstelbare stoel,
bureau & scherm op ooghoogte)
Fysieke ergonomie is het meest bekend
• Grote aandacht voor de preventie van rugklachten
• Ongeveer 80% kent in zijn leven 1 of meerdere periodes van lage rugpijn
o Medisch probleem
o Socio-economische gevolgen (ziekteverzuim, uitkeringen)
,2. HET MENSELIJK LICHAAM
1. HET BEWEGINGSSTELSEL
Samenwerking van het skelet, gewrichten, spieren & pezen
• Gewrichten = plaatsen waar de botten samen komen
• Pezen = het verlengde van de spieren die vasthechten op de botten
• Ligamenten = gewrichtsbanden, het stabiliseren van gewrichten
Functie:
• Lichaamshouding handhaven
• Nauwkeurige, gereguleerde bewegingen mogelijk maken
Passief bewegingsapparaat
• Skelet en gewrichten
• Geven vorm en steun aan het lichaam
Actief bewegingsapparaat
• Spieren en pezen
• Veroorzaken beweging van het passieve gedeelte
1.1. HET SKELET
Functies:
• Bescherming (bv schedel beschermt hersenen, ribben beschermt longen & hart, bekken beschermt
geslachtsorganen)
• Ondersteuning (bv bekkenbodemspier draagt organen)
• Beweging
• Reserve aan mineralen (vooral calcium en fosfor) (als we een tekort hebben aan kalk ontstaan er gaatjes in
de botten waardoor we hogere kans hebben op breuk, belang van calcium)
• Bloedaanmaak in het rode beenmerg
1.2. DE GEWRICHTEN
• Botverbindingen of articulaties
o Plaats waar twee of meer botten samenkomen
o Beenderen tov elkaar laten bewegen
• Beweeglijkheid
o Weinig tot niet beweeglijk → uitgebreide bewegingen
▪ Weinig tot niet beweeglijk: schedel, maar wel sterk (dient voor bescherming, niet voor
beweging)
, ▪ uitgebreide bewegingen: schouder, maar geraakt relatief gemakkelijk uit de kom (dient
voor beweging, niet voor bescherming)
o Niet onbeperkt: bepaalde richting en hoek
o Compromis tussen behoefte aan stevigheid en stabiliteit
en behoefte aan beweging
• Passende vorm botuiteinden
• Kraakbeen
• Gewrichtskapsel
• Gewrichtsbanden (= ligamenten)
1.3. HET SKELET EN DE GEWRICHTEN VAN DE WERVELKOLOM
→ belangrijk voor examen!
1.3.1. BEENDEREN VAN DE WERVELKOLOM
➔ 24 wervels (vertebrae)
o 7 halswervels (cervicale wervels: C1 - C7 )
o 12 borstwervels (thoracale wervels: T1 -T12)
o 5 lendenwervels (lumbale wervels: L1 -L5 )
➔ Heiligbeen (os sacrum)
➔ Staartbeen (os coccygis)
1.3.2. KROMMING VAN DE WERVELKOLOM
Primaire krommingen (= kyfose/bol)
1. Thoracale kromming
2. Sacrale kromming
→ Bolle krommingen: Ontstaan laat tijdens ontwikkeling foetus, tijdens
de groei organen van borst -en buikholte
Secundaire krommingen (= lordose/hol)
3. Cervicale kromming als kind het hoofd rechtop leert in evenwicht leert
houden
4. Lumbale kromming als kind leert staan
• Kyfose = Kromming wervelkolom naar voren (thoracaal, sacraal)
• Lordose = Kromming wervelkolom naar achteren (cervicaal, lumbaal)
• Scoliose = Afwijkende zijdelingse kromming wervelkolom