Waarden, deugden en grondhouding
Moraal en ethiek
Moraal
Mos – mores (Latijns): verwijst naar gebruiken, zeden & gewoonten.
= het geheel v. normen, waarden & deugden die het gedrag v. een persoon mee
sturen.
Onze eigenschappen die we v. onszelf of v. anderen waarderen.
Ethiek
Ethos (Grieks): het vermogen om het vertrouwen v. een publiek te verwerven bij
redevoering.
= reflectie op moraal, zoekt antwoorden op de vraag hoe te handelen.
Hoe we kijken naar wat goed is of wat goed had moeten zijn.
Moreel probleem, dilemma, nood
Moreel probleem:
o = verschillende handelingsalternatieven, welke is de beste?
o Je verliest er niks bij.
Moreel dilemma:
o = als je het ene kies, kan je het andere niet kiezen.
o Je kan er wel iets mee verliezen.
Morele nood:
o = het is niet oké, maar niemand ziet het.
o Iemand die in een moeilijke situatie zit & die hulp nodig heeft, maar hier
wordt niet op gereageerd.
Normen, waarden, deugden
Waarden:
o = wat je belangrijk, waardevol of behoorlijk vindt.
o Het gaat over ernaar leven/ertoe opvoeden.
o Worden gerealiseerd door normen.
o Compleet relatief, we gaan ervan uit dat ons eigen waardenkader universeel
is, maar dat is niet zo.
o Bv. veiligheid.
Normen:
o = manier waarop waarden gerealiseerd worden.
o Gebod of verplichting naleven/afdwingen.
o Bv. verkeersreglement.
Deugden:
o = verinnerlijkte waarden, kwaliteiten die je hebt ontwikkeld die jou in staat
stellen juist te handelen.
o Zie link EK de attitudes die we moeten beoordelen.
o Bv. voorzichtigheid.
1
,Ethische stelsels in MT1, deontologie in MT2
Is ethisch handelen een kwestie van verstand of iets intuïtief?
Socrates:
o Waarden & normen zijn relatief aan tijd, persoon & cultuur.
Plato:
o Zocht naar absolute fundering voor het goede.
Aristoteles:
o Deugd als het midden tussen twee uitersten.
Kant:
o Basis voor ons geweten.
Bentham:
o Het goede verbinden met wat het grootste geluk oplevert.
Hume:
o Morele gevoelens & sympathie.
Schopenhauer:
o Empathie.
Kenmerken ethische stelsels
Modellen & principes voor het goede handelen te begrijpen, op te stellen & te
funderen.
Descriptief (hoe we moreel handelen) en/of prescriptief (hoe we behoren te
handelen).
Nadruk op ratio (inzicht/wijsheid) en/of gevoel (sympathie/empathie/intuïtie).
Verwijzen naar interne motieven of naar externe gevolgen.
Doen beroep op waarden, normen of deugden.
Eerder absoluut (één waarheid) of eerder relatief (afhankelijk v. tijd, cultuur, plaats,
groep).
Kernwaarden en grondhouding
Kernwaarden
Vormen de brug tussen absoluut & relatief.
Zijn essentieel in je leven & geven er zin aan.
Zijn datgene v. waaruit je ten diepste handelt.
Zijn onbaatzuchtig & transcendent (ze staan ten dienste v. allen, niet v. jou alleen).
Niet ego-gerelateerd of ego-gedreven.
Manifesteren zich als grondhouding.
Bv. betrokkenheid, oprechtheid, integriteit, rechtvaardigheid, openheid, echtheid,
liefde, empathie, …
Waarden in het afgescheiden zelf
Wel ego-gerelateerd.
Vertrekken vanuit een gebrek & verlangen.
Leiden nooit tot blijvend geluk.
Bv. verlangen naar roem, aanzien, macht, carrière, genot, bezit, …
Een transpersoonlijk mensbeeld
2
, IK als oceaan: zijn – bewustzijn – vrede.
ik als afgescheiden golf of rimpeling.
Leven of zijn = zoektocht v. golf naar oceaan – zoektocht naar geluk, vrede, liefde,
vrijheid.
Wie/wat ben IK?
IK = oceaan = datgene waarop alle golven verschijnen & waaruit alle golven bestaan.
o Wat we in essentie zijn:
Wordt niet verstoord (= vrede).
Heeft geen tekort (= geluk).
Heeft geen grenzen (= vrijheid).
Voelt zich afgescheiden (= liefde).
Afgescheiden ik = lijden (verlangen & angst):
o In stand gehouden door twee bewegingen:
Angst voor de dood: ik ben eindig (in tijd).
Verlangen naar volledigheid: ik ben niet volledig, ik mis iets (in
ruimte).
o Hoe manifesteert zich die afgescheidenheid:
Schuldgevoel & zelfverwijt: ik ben niet goed genoeg, ik had het anders
moeten doen.
Beschuldigen v. anderen: jij bent niet goed genoeg, je had het anders
moeten doen.
Trots: ik ben beter dan jij.
Zorgen, angst & ongerustheid: ik wil niet dat…
Hechting: ik zou willen dat (verlangen naar o.a. objecten, middelen,
toestanden, relaties).
Golf = alles wat waargenomen wordt (gedachten, zintuigen, lichamelijke sensaties).
Oceaan = ‘stil’:
o Geen verstoring, wel vrede.
o Geen gebrek, wel geluk.
o Geen afgescheidenheid, wel liefde.
o Geen grenzen, wel vrijheid.
Streven we na, maar diep vanbinnen zijn we dit.
Zorgethiek
3