Collectieve benadering van het sociaal werk
Puur reproduceren is het niet op het examen, linken leggen tussen alle leerstof
onderdelen!
Studiemateriaal: slides, (sommige) teksten BB, eventueel videomateriaal BB, hdst
14 + 18 + 9 ‘denken over SW’.
Inhoud van de collegereeks
▪ Grondleggers zoals Jane Addams en Saul Alinsky
▪ SAAMO als casus van hedendaags opbouwwerk
▪ Democratisch sociaal werk?
▪ Hoe worden noden gedefinieerd en wat heeft dat te maken met sociale
rechten?
▪ Politiserend sociaal werk in Vlaanderen
▪ Kritische pedagogie en ‘theater of the opressed’
▪ Historische en actuele cases
▪ Gastspreker: Antwerps Netwerk Armoedeverenigingen
▪ Groepswerk
Les 1: algemeen
Dit vak focust op collectieve benaderingen in het sociaal werk
Mensen zijn sociale dieren. De collectieven (groepen, categorieën,…) waar we ons
deel van voelen of waar anderen ons mee associëren zijn relevant voor je identiteit
Soorten collectief
Aggregaat
§ Verzameling mensen op dezelfde plaats op hetzelfde moment
§ Geen specifieke sociale banden of gedeelde doelen
§ Interacties zijn eerder ongericht (Bv hoe laat is het? Kun jij met helpen met
mijn zakken? Hoe laat komt de trein?)
§ Passagiers die wachten op de bus
§ Bezoekers van een toneelstuk
§ Mensen op een plein
Categorie
§ Statistische eenheid van mensen die op basis van een gedeeld kenmerk
worden geclassificeerd.
§ Bvb.: inkomensniveau, beroep, afkomst, huidskleur, gender, hoog- of
laaggeschoolden
§ Ze hoeven zelf geen belang te hechten aan dat kernmerk.
§ O.a. relevant in onderzoek en administratie van de welvaartstaat
Groep
§ Bestaat uit mensen die met elkaar interageren op regelmatige basis
§ Ze delen een identiteit. Ze beschouwen zichzelf als groep en worden ook
door externen gezien als een te onderscheiden entiteit
§ Leden hebben gedragsverwachtingen tegenover elkaar, er zijn interne
gezagsystemen bv als die geen alcohol drinkt, is er iets mis; als hij niet
reageert op een berichtje, is er misschien iets mis….
§ Kunnen sterk verschillen in omvang en (in)formeel karakter
Hebben een identiteitsbeleving (de twee bovenstaande niet). Mensen voelen
zich deel van een groep, van een collectief.
Mensen een plek geven in een groep is een belangrijk deel van
groepsvorming. Als mensen geen eigen plek kennen, wordt het moeilijk om
zich tot te groep te voelen.
Soorten groepen:
1. Primaire groepen
§ Intieme sfeer met persoonlijke relaties
1
, § Grote emotionele betrokkenheid
§ Ruimte voor ‘persoon als geheel’
§ Interacties niet altijd strikt geregeld (je mag die altijd bellen, contact verloopt
continu bijna… bv vrienden of gezin).
2. Secundaire groepen bv uw werk
§ Meer formele sfeer, relaties zijn grotendeels onpersoonlijk(er)
§ Eerder gerichte op praktische doeleinden
§ Op basis van specifieke competenties en/of gedeelde agenda
§ Meestal duidelijke regels en afspraken
BV sportclub; behoort tot zowel primaire als secundaire groep.
Groepen hebben steeds een interne structuur en rolverdeling waar we een zekere
identiteit en status aan ontlenen (posities zijn niet altijd gewild of positief bv job met
lage status die je niet graag doet, bv tijdelijk ongewild opgenomen worden in
psychiatrie).
3. Referentiegroepen
▪ De groep met wie je jezelf vergelijkt
▪ Klassiek voorbeeld: “Kan je als goede soldaat promotie maken?”
▪ Soldaten uit de luchtmacht waren vaker oneens, terwijl dit feitelijk
onjuist was (ze kregen vaker promotie terwijl ze dit niet zo ervaarde –
mensen uit de luchtmacht vergeleken zich met anderen die promotie
maakten waardoor ze dachten dat ze minder kans maakte om promotie
te maken. BV mensen op het land vergeleken zich met vrienden en die
vrienden maakte niet snel promotie, dus mensen op het land dachten
(mogelijks onterecht) dat ze meer kans hadden om promotie te maken).
▪ Ingroup (wij) en outgroup (zij)
▪ Hangt zeer vaak samen met de normen waaraan je confirmeert of waar
je mee geassocieerd wil worden
▪ In de context van SW hangt dit (zelf)referen heel vaak samen met
ideeën ‘deservingness’ (bv mensen die een werkloosheidsuitkering
aanvragen ‘maar ik ben niet zoals de anderen, ik profiteer niet’ – je
veronderstelt dat anderen profiteren en dat is niet moeilijk om dat te
denken want het wordt ‘ingesproken’ door de media).
BV Koningsplein in Antwerpen; veel mensen met verslavingsproblematiek en dakloos-
zijn. Mensen ervaren een lage status maar differentiëren binnen die lage status om
hun eer recht te houden. ‘Ik drink misschien soms wel te veel, maar ik ben zeker niet
zoals die Polen die zoveel drinken’.
We kunnen (en willen?) niet anders dan ons tot anderen verhouden
Filosoof Sartre zei ‘de hel is de ander’: in een tijd waar we niet zeker kunnen zijn dat
de absolute waarheid bestaat, moeten we onszelf definiëren. Voordat we weten wie
we zelf zijn, worden we geconfronteerd met anderen die ons definiëren en die ons in
groepen stoppen. We moeten weggaan van de ander die ons definieert, om onszelf
vorm te kunnen geven. Groepen en dergelijke is goed, maar wie zijn we dan nog zelf?
Ik integreer met anderen en daardoor weet ik niet meer wie ik ben. Mogelijks zijn
anderen door sociale media nog meer de hel dan ooit tevoren.
Filosoof Pierre: ‘de hel is ik, afgescheiden van de anderen’ (ik, zonder de anderen, is
de hel): zonder de anderen, ben ik niemand.
Filosoof Cooley: mensen internaliseren hoe zij denken dat anderen hen zien. Bv
mensen zien mij als profiteur, hierdoor zie ik mijzelf ook als profiteur.
Vanuit het perspectief van sociaalwetenschappelijke paradigma’s situeert
deze manier van naar identiteit kijken van Cooley zich in het symbolisch
interactionisme en sociaal-constructivisme: identiteit als sociaal construct (en
dus per definitie veranderbaar en meervoudig!). Die constructie heeft ook zeer
intieme, psychologische dimensies waarbij we beelden uit de maatschappij of
2
, onze directe omgeving internaliseren. (Uw identiteit is een voortuderende
onderhandeling, is belangrijk want daarom is die veranderbaar!).
Identiteit
3 Elementen (gerelateerd aan Cooley)
▪ Zich voelen (wie ik denk dat ik ben)
▪ Zich tonen (wie ik laat zien)
▪ Genoemd worden (wie ‘men‘ zegt dat ik ben)
Drie krachten die spelen wanneer uw identiteit gevormd en ge-hervormd wordt.
▪ Identiteitscrisis = onverenigbaarheid van twee of meer van die beelden
• BV jongere in leefgroep die alleen aan oma zei dat hij in
leefgroep zat, niet aan andere familieleden. Conflict.
• BV gevangenen: voelen zich vaak niet hoe anderen ze zien.
Zorgt voor een identiteitsconflict.
• Veel spanningen die cliënten in SW ervaren kunnen van hieruit
verklaard worden
• Het is zeer moeilijk om aan sociaal werk te doen zonder iemand
te situeren in relatie tot een ‘probleem’
Als er geen hulpvraag zou zijn, zou er geen sociaal werk zijn. Uw
aanwezigheid als sociaal werker, zorgt ervoor dat mensen voor
een stuk als ‘probleem’ gezien worden. Je moet u hiervan bewust
zijn. Is een spanning.
Praten over groepen en categorieën
▪ Het praten over groepen en/of categorieën is soms tricky
business
• BV Mensen hun identiteit benoemen op een manier waarmee ze
zich niet identificeren.
▪ Als je beperkte kennis hebt over de groep waartoe iemand (niet)
behoort kan dat tot misverstanden, gemiste kansen en beledigingen
leiden
▪ Door mensen aan te spreken op een categorie (waar ze zich meer of
minder mee kan associëren) reduceer je hun identiteit tot één kenmerk.
▪ Vanuit het idee dat mensen tot een bepaalde groep behoren ga je
verwachtingen en gedragspatronen projecten die vaak niet stroken met
de realiteit van die persoon
▪ Het projecten van een bepaalde categorie of groep-gerelateerde
verwachtingen kan een vorm van symbolisch geweld zijn.
▪ Vandaag is meer dan ooit de zelfdefiniëring van groepen een vorm van
emancipatie, die moeilijker vatbaar is dan echte bevrijding. Vorm van
emancipatie die heel talig is (communicatie via taal) en mensen ervaren dat
als tricky. Discussies over bv gender, seksualiteit, afkomst…. Mensen worden
zenuwachtig: ‘wat kan ik nog zeggen?’ ‘Hoe moet ik bepaalde mensen of
groepen benoemen?’.
Aandachtspunten voor sociaal werkers
▪ Taal is een symbolisch systeem van betekenisgeving en daarom zo belangrijk
in dit verband. Een goede sociaal werker is daarom taalgevoelig
▪ Dit omvat ook andere vormen van expressie: muziek, beweging
en beeldende kunsten zijn belangrijke communicatiekanalen
voor de expressie van ervaringen en (groeps)identiteit
▪ Niet iedereen heeft dezelfde discursieve middelen (woordenschat, kennis,
autoriteit (middelen om u uit te drukken)) om sociale categorieën of
problemen te definiëren. Een sociaal werker kijkt kritisch naar waar
sociale categorieën vandaan komen: wie definieert wie? Met welk doel?
BV ‘zorgwekkende zorgmijders’, kan ook zijn ‘hoogdrempelige hupverlening’.
Of ‘probleemjongeren’: wie heeft dat bedacht?
3
, ▪ Het mee bewaken en mogelijk maken van ‘zelfdefiniëring’ is een
belangrijke dimensie van sociaal werk [het bieden van een platform
voor de stem van de cliënt]
▪ Spreken met ipv. spreken over
De impact van categorieën op identiteitsbeleving
Categorieën zijn een sociaal construct > ze zijn een sociaal construct, maar dat
wil niet zeggen dat ze geen effect hebben:
Met reële impact: ze kunnen ontmenselijken:
- Stigma: iemand als ongewenst of ‘anders’ beschouwen op basis van een
bepaald kenmerk
- Dit stigma kan geïnternaliseerd worden
- Sommige kenmerken zijn onzichtbaar, wat de dragers stelt voor een dilemma
of non-disclosure bv uit de kast komen
Van categorie naar groep?
▪ In sommige gevallen kan het behandelen van een categorie als een groep, die
dan gedefinieerd wordt door de negatieve associaties met dat uniek kenmerk
zeer schadelijk zijn voor individuen en groep binnen deze categorie. Dit
gebeurt in processen van stigmatisering, discriminatie en racisme.
▪ In andere gevallen kan het tot groep worden van een categorie net
een cruciale stap zijn in een proces van collectieve emancipatie.
Wanneer mensen in een categorie zich bewust worden van hun
gedeelde maatschappelijke positie en zich gaan organiseren om een
gedeeld doel na te streven kunnen ze een politieke actor worden.
• VB van hoe een categorie zich tot groep maakt: civil rights
movement, vakbonden, verenigingen waar armen het woord
nemen, black lives matter movement….
• Karl Marx: arbeidersbeweging van een ‘klasse an sich’ (klasse op
zich, is een categorie: mensen in eenzelfde gemarginaliseerde
positie) naar ‘klasse für sich’ (klasse die zich bewust is van zijn
categorie, en zich gaan verenigen als groep om zo hun ‘lage’
positie te veranderen; collectief bewustzijn ontwikkelen).
• Bewustzijn van gedeelde economische positie
Het politiseren van een sociaal probleem en onrechtvaardige categorieën
gaat meestal samen het vormen van een collectief
BV LGBTQ-beweging, protest tegen vrouwengeweld, netwerk tegen armoede,
vakbond van thuislozen….
Zowel probleemdefinities als de eigenheid van deze collectieven zijn per definitie
onderwerp van twist en discussie. Sociale bewegingen zijn altijd in zekere mate
instabiel, want afhankelijk van leiderschap, organisatie, draagvlak, publieke
representatie enzovoort. Wanneer ze sterk geïnstitutionaliseerd worden (bv
professionele werkers, subsidies…) verliezen ze een deel van hun radicaal en
dynamisch karakter (ze worden voor een stuk deel van de staat).
Sociaal werk en (collectieve) identiteit
▪ De identiteit van cliënten én sociaal werkers wordt in zekere mate
geconstrueerd via hun relatie en interacties. Dat gebeurt in principe in twee
richtingen, maar er is een onevenwicht… (sociaal werkers hebben ‘de macht’).
▪ De institutionele context impliceert meestal een probleemdefinitie en
machtsverhouding
▪ Sociaal werk kan op verschillende manieren werken rond (groeps)identiteit
▪ BV psychiatrische werknemers die naar buiten treden om letterlijk
uitleg en informatie te geven over het ziektebeeld van de
4