Begrip, belangrijk, oefening/methode TK Morfologie 20-21 Begrip, belangrijk, oefening/methode TK Morfologie 20-21
Bv: boek/boer à oe van boer is langer dan die van boek
Descriptieve morfologie à uitspraak van oe kan niet worden veranderd zonder de volgende medeklinker te veranderen
à k/r = allofonen van foneem ≠ min.paar
PERSPECTIEVEN OP TAAL
Soorten linguïstiek ASSIMILATIE VAN ALLOFONEN
Partieel regressieve assimilatie
THEORETISCHE LINGUÏSTIEK = stemloze consonant wordt stemhebbend door de eerstvolgende stemhebbende consonant
Twee centrale vragen: Bv: dakbedekking (gb) à b dwingt stemhebbendheid bij (plof/steml) k die (stemh) g wordt
1. Wat zijn bouwstenen van taal en via welke systematiek worden ze
gecombineerd tot zinnen? = descriptieve adequaatheid Partieel progressieve/perseverende assimilatie
à Door observatie beschrijven wat er is = stemhebbende consonant wordt stemloos door de voorafgaande stemloze consonant
Bv: huisvuil (sf) à s dingt stemloosheid bij (stemh) v die (steml) f wordt
2. Waarom zit het taalsysteem zo in elkaar? = explanatorsiche
adequaatheid Totale assimilatie
à Het geobserveerde beschrijven = klank verandert in voorafgaande of volgende klank en wordt volledig geassimileerd
Chomskyaanse benadering/introspectie: “Is het een mogelijke zin?” Bv: afval (f)
PSYCHOLINGUÏSTIEK
= psychologie (niet de gevoelens!) en taal die erachter zit Morfemen
Analyse: “Welke mentale processen en geheugenstructuren zijn nodig om te kunnen Morfeem = kleinst mogelijke vorm die een betekenis op zich heeft
spreken?”
KENMERKEN
NEUROLINGUÏSTIEK 1. Kleinste talige vorm
= verwering en verwerving van taal in de hersenen en de cognitieve processen hierbij 2. Eigen betekenis / Eigen grammaticale functie
SOCIOLINGUÏISTIEK
è Morfemen hebben wel een betekenis of grammaticale functie
= hoe sociale functies onze taal bepalen
SOORTEN MORFEMEN
MORFEEM VS FONEEM (EN ALLOFONEN) Zelfstandige morfemen
= elementen die los van andere morfemen kunnen voorkomen
Fonemen Bv: kat, bal, huis,...
Foneem = spreekklank (geen letter!) die betekenisonderscheid tot stand brengt
KENMERKEN Gebonden morfemen
1. Veroorzaken betekenisonderscheid = kunnen enkel voorkomen in combo met zelfst morfemen
2. Geen eigen betekenis Bv: ver-, -heid, -t, -je,... (abstracte betekenissen: ver- = verandering van toestand)
3. Identificatie via minimale paren (= paren van woorden die slechts in één spraakklank van
elkaar verschillen en daardoor ook van betekenis van elkaar verschillen)
TYPES MORFOLOGISCHE COMPLEXE WOORDEN/ITEMS
è Fonemen moeten anders klinken en betekenisonderscheid tot stand brengen Flexionele morfologie
Vormvarianten van eenzelfde lexicaal item:
Methode van minimale paren
Schematisch voorstellen en zo de verschillende fonemen als paar voorstellen Bv: Werkwoord: werkt, werken, werkte, gewerkt,...
Bv: slak/vlak à min.paar is s/v Adjectief: goed, goede
Nomen: hond, honden, hondje,...
ALLOFONEN Lexicale morfologie
Allofoon = uitspraakvariant van één bepaalde klank die geen betekenisonderscheid tot stand
brengt AFLEIDINGEN
= varianten op een foneem oiv aangrenzende spraakklanken = derivaties = combinatie van zelfstandige en gebonden morfemen
Bv: Prefixen: ongeloof
! Niet alle spraakklanken die van elkaar verschillen zijn fonemen !
1 2
, Begrip, belangrijk, oefening/methode TK Morfologie 20-21 Begrip, belangrijk, oefening/methode TK Morfologie 20-21
Suffixen: handig
Beide: ongelooflijk Term slaat op symbolen en regels die symbolen ordenen dus syntaxis kan ook betrekking
hebben op artificiële taal
Derivaties hebben hiërarchische structuur! è Regels bedenken die betrekking hebben op morfemen?
SAMENSTELLINGEN
Voorbeeld:
SS = combinatie van zelfstandige morfemen
X → A B (met X als beginsymbool)
Bv: Zelfde woordsoort: appelboom (N+N), bitterzoet (A+A),...
A → A X
Versch woordsoort: hoogspringen (A+V), paalzitten (N+V),...
X → A
A → a
NOMENCLATUUR B → b
Types morfemen
Welke ‘zinnen’ kan je dan in die artificiële taal generen?
LEXICALE STATUS WOORDPOSITIE Eenvoudiger voorbeeld:
- Zelfstandig - Prefix Donderwolk → donder + wolk
- Gebonden - Suffix
- Stam
{ Afspraak: Letters in kapitalen staan voor hulpsymbolen of non-terminale symbolen. In herschrijfregels voor
natuurlijke talen corresponderen ze met linguïstische categorieën (N, V, A, Prep) of combinaties evan (nom-, verb-, adj-,
Types afleidingen prep constituent) // Letters in kleine letters staan voor eindsymbolen en correspinderen in natuurlijke talen met woorden }
Genoemd naar lexicale categorie waarvan derivatie is afgeleid
AFGELEID VAN ADJECTIEF
= deadjectivistisch werkwoord AANPAK 1
Bv: verzuren, verkleinen, verdunnen, ontvettne, begroten,... We zorgen ervoor dat enkel het niet-terminale symbool A in de boom voorkomt.
AFGELEID VAN NOMEN
= denominaal werkwoord Concreet: gebruik herschrijfregel X → A B
Bv: veroorzaken, opzadelen, beogen,... X→A (aangezien B niet voorkomt en enkel tot b leidt, kan het eindsymbool b dus niet voorkomen)
AFGELEID VAN WERKWOORD We kunnen regel A → A X oneindig aantal keren toepassen
= deverbaal werkwoord Na de laatste toepassing van A → A X passen we A → a toe
Bv: begroeien, benoemen, herzien, herkennen, ...
DRIE BENADERINGEN VAN MORFOLOGIE
Als we regel 2 nul keer toepassen, moeten we regel 4 meteen
Morfosyntaxis toepassen.
Morfosyntaxis = het ordenen van morfemen De zin die we dan bekomen is a.
Dit is de kortste zin uit deze ‘taal’. Elke zin die door deze
aanpak gegenereerd wordt zal minstens één a bevatten.
Observatie
Morfologisch complexe items (gereflecteerde vormen, derivaties, samenstellingen) zijn
combinaties van morfemen
Vraag
Is er een onderliggend regelsysteem dat alle morfologische complexe items genereert en geen
foute? // Zijn de morfologische complexe items de output van een blind regelsysteem? Nu passen we regel 2 één keer toe. De zin die we dan
bekomen is a a. Via één X komt er één a bij.
Werkwijze
Stap 1
Syntaxis (samen/ordening) is reeks regels waarmee je symbolen op een bepaalde manier kan
ordenen
3 4