Samenvatting: Nederlands taalbeschouwing deel 1
SAMENVATTING: NEDERLANDS
TAALBESCHOUWING DEEL 1
DEEL 1: HET WOORD
Deel 1: het woord Deel 3: de zin
= woordontleding of woordleer = zinsontleding of zinsleer
Onderscheid van woordsoort o.b.v. kenmerken Onderscheid van zinsdelen o.b.v. hun functie in
- Syntactische de zin
- Morfologische
- Semantische
9. DE ADPOSITIE (VOORZETSEL, ACHTERZETSEL, OMZETSEL)
MORFOLOGISCH
De adpositie is onveranderlijk
SEMANTISCH
De adpositie drukt een relatie uit
Plaatsaanduiding: in de kamer, op de kast, tussen de rekken
Tijdsaanduiding: na vijf dagen, voor vrijdag, sinds gisteren
SYNTACTISCH
Adposities hebben een complement (verplichte aanvulling)
Voorzetsel/prepositie* Achterzetsel/postpositie Omzetsel/circumpositie**
In de kamer, op de kast, tussen Het peloton fietste de berg op Ze loopt niet graag onder de
de rekken ladder door
Substantief: in het station Drukken een richting uit Combinaties van 2 adposities:
Voornaamwoord in Ik wandel de zaal in Achter hem lopen, met jou
objectsvorm: voor mij Hij komt de hoek om mee, door de jaren heen
*Mits, voorzetsel = BEL-NL (mits hulp, kon ik)
1
, Samenvatting: Nederlands taalbeschouwing deel 1
*Mits, voegwoord = AN (mits ik hulp krijg)
*Voornaamwoord als complement van een voorzetsel: altijd objectsvorm, behalve in het West-
Vlaams (Loes is verliefd op ik)
**daar kan je trots op zijn = voornaamwoordelijke bijwoord
**ik ben hier niet bij gebaat = voornaamwoordelijk bijwoord
Adposities zonder complement (partikels)
Je spreekt over adposities of partikels, NIET over preposities of postposities
Bij scheidbaar samengestelde De agent houdt de auto tegen (tegenhouden)
werkwoorden Jef zet de tv aan
Plaatsbepalingen (zinsleer: De woonkamer bevindt zich beneden
bijwoordelijke bepaling van plaats) Het is buiten erg koud
Als predicaatsnomen bij een Het licht is uit
naamwoordelijk gezegde Het eten is op
Voorzetseluitdrukkingen
= vaste combinatie van een voorzetsel, zelfstandig naamwoord en tweede voorzetsel
Voorbeelden (meer op p116 van het boek):
Naar aanleiding van Door middel van
Onder leiding van In verband met
P116
10. HET VOEGWOORD (CONJUNCTIE)
Conjunctie ≠ conjugatie Het is sterk vergelijkbaar met het voorzetsel
Morfologisch Semantisch Syntactisch
Ze zijn onveranderlijk Ze drukken een verband uit Ze komen nooit alleen voor
Behalve = voegwoord of voorzetsel? (vraag 5)
2
, Samenvatting: Nederlands taalbeschouwing deel 1
Voegwoord want het is niet te combineren met een voornaamwoord in de objectsvorm
(een voorzetsel wordt altijd gecombineerd met de objectsvorm van een voornaamwoord)
Je kan het wel combineren met de subjectsvorm (behalve wij)
INDELING
Nevenschikkend voegwoord (nevenschikking of coördinatie)
- Aaneenschakelend verband en
- Tegenstelling maar, of
- Causaliteit want
- Gevolg dus
Ze verbinden gelijkwaardige elementen
Substantieven (Piet en Jan)
Adjectieven (kort maar krachtig)
Voorzetsels (op of onder de kast)
Zelfstandige zinnen (het sneeuwt, dus ik blijf thuis)
Reeksvormers (subcategorie)
Het aantal verbindingswoorden is identiek aan het aantal leden van de nevenschikking
- Ofwel is hij gek, ofwel heeft hij te veel wijn gedronken
- Zowel de inkomsten als de winst waren hoog
- de QR-code kan worden omgewisseld tegen hetzij bitcoins, hetzij Amerikaanse dollars
2 verbindingswoorden
2 leden in de nevenschikking
Onderschikkend voegwoord (onderschikking of subordinatie)
Verbindt ongelijkwaardige elementen:
Zelfstandige zin (= zin met een voor-PV) + bijzin (= zin met een achter-PV)
Mijn goudvis denkt dat hij voor zijn verjaardag een nieuwe vijver krijgt
Dat, terwijl, omdat, zodat, opdat, om, als, indien, hoewel, dan, …
3