Economie SEM 1
ALGEMENE ECONOMIE
MICRO ECONOMIE
HOOFDSTUK 1
WAT IS ECONOMIE? OBJECT, DOEL EN METHODE VAN DE
ECONOMISCHE WETENSCHAP
1 INLEIDING
Wat doet economische wetenschap?
à inzicht geven in maatschappelijke organisatie (vanuit specifieke invalshoeken)
• Beter beslissingen kunnen nemen
• Problemen van wereld beter te begrijpen
• Beter beleid voeren
2 FUNDAMENTEEL ECONOMISCH PROBLEEM:
VEELVULDIGE BEHOEFTEN VS SCHAARSE
MIDDELEN
We hebben allemaal behoeften maar beperkte middelen (= schaarse middelen)
Vb: mondmaskers maar er is slechts een bepaald aantal beschikbaar
2.1 Keuzes en opportuniteitskosten
Wie kiest geeft iets anders op à = OPPORTUNITEITSKOST
= waarde van het beste alternatief dat men opgeeft door deze keuze te maken
Vb: studeren aan de UA dus opportuniteitenkosten laten vallen (werken, hobby)
2.2 Definitie economie !!!
Veel verschillende definities
1. ‘The science which studies human behavior as a relationship between ends
and scarce means which have alternative uses’ (Robbins, Essay on the
Nature and Significance of Economic Science, 1932)
2. ‘… een sociale wetenschap die tot voorwerp heeft het beheer van schaarse
middelen’ (Tibor Scitovsky (1910-2002))
3. Dit beheer van de beschikbare middelen omvat 3 typische problemen
(= subproblemen):
a. Allocatie van middelen: wat, hoeveel en hoe produceren
b. Verdeling (distributie): voor wie produceren
c. Stabilisatieprobleem: nastreven van volledige aanwending van de
middelen
2.3 Micro en macro economie
MICRO
• Keuzegedrag bestuderen op individueel niveau (individuele economische
agenten)
• Als het gaat over 1 bedrijf
• Allocatie- en distributieprobleem
Vb: student moet 35€ verdelen tussen boeken, drankje; Facebook
1
, Economie SEM 1
MACRO
• Geaggregeerde niveau: vraagstukken bestuderen (= niveau van gewest,
land, werelddeel)
• Stabilisatieprobleem
Vb: werkloosheidsgraad, inflatie
3 HET PRODUCTIEPROCES
PRODUCTIE: alle activiteiten
• Waardoor goederen en diensten tot stand gebracht worden (economische
goederen, consumptiegoederen en kapitaalgoederen)
• Op gepaste tijd en plaats ter beschikking gesteld voor consumenten
• Door inzet van schaarse middelen
VERSCHILLENDE INPUTTEN/ PRODUCTIEFACTOREN (4)
Arbeid (L) = door bedrijf gecombineerd voor output of
productie = eigenlijke
Natuur (N) = alle natuurlijke rijkdommen productiefactoren
Vb: land, water, lucht
Kapitaal (K) = machines, gebouwen, havens
Ondernemersinitiatief (voor sommige bedrijven is dit niet nodig)
3.1 Schema van productieproces (omwegproductie)
3.2 Productiefunctie
= een technische relatie tussen de hoeveelheid productiefactoren (inputs) en de
maximale hoeveelheid economische goederen (output) die men daarmee kan
produceren
• Vorm bepaald hoe het marginaal product van arbeid* verloopt
2
, Economie SEM 1
o Concaaf verloop (met bolling weg van oorsprong): dalend product
o Lineair verloop: constant product
o Convex verloop (met bolling naar oorsprong): toenemend product
𝑿 = 𝒇(𝑳, 𝑲, 𝑵)
X = hoeveelheid output
L = hoeveelheid arbeid
N = hoeveelheid natuur
K = hoeveelheid kapitaal
f = een bepaalde functionele vorm
*MARGINAAL PRODUCT VAN ARBEID
= verteld hoeveel de output stijgt wanneer de input arbeid met 1 eenheid stijgt
Formule: = ∆ X / ∆ L
vb: zie dia 26 – 29
4 PRODUCTIEMOGELIJKHEDEN VAN EEN LAND
= overlopen van productie van land rekening houdend mits alle inputs die ze
hebben opgebruiken
Vb: dia 30 - 31
4.1 Productiemogelijkhedencurve
= Geeft alle combinaties van goederen en diensten die kunnen geproduceerd
worden bij volledige aanwending van de beschikbare productiefactoren
• Illustreert de begrippen:
o Schaarste = beperkte middelen (beperkte productiefactoren)
o Opportuniteitskost = afhankelijk van waar je je bevindt op de
curve (afhankelijk van verloop curve)
§ Concaaf verloop: groter
§ Convex verloop: kleiner
§ Liniair verloop: constant
o Keuzeprobleem = kiezen welke optie je gaat doorvoeren
• Illustreert volgende beheerproblemen:
o Volledige aanwending / input van middelen (= stabilisatieprobleem)
o Allocatieprobleem
5 VERRUIMEN VAN PRODUCTIEMOGELIJKHEDEN
VAN LAND
Belangrijke determinanten:
• Arbeidsverdeling en specialisatie: door taken te verdelen in subtaken
à specialiseren + hetzelfde aantal arbeiders werken
• Vooruitgang in de technologische kennis: vergelijken van computers
vandaag – 20 jaar geleden
• Wijzigingen in de economische ordening: wetten en instituties die
veranderen
Vb: schoolplicht verlaagt à meer input van arbeid (curve verschuift naar buiten),
pensioenleeftijd naar 60l (curve naar binnen verschuiven = inkrimping)
Deze 3 elementen samen noemen we TECHNOLOGISCHE VOORUITGANG (T):
X = f(L, N, K, T )
3
, Economie SEM 1
6 MARKTMECHANISME VS CENTRALE PLANNING
Hoe wordt het allocatie- en distributieprobleem opgelost?
(hoe organiseert de economie zich)
CENTRALE PLANNING (CENTRAAL GELEIDE ECONOMIE)
= centraal orgaan stelt voor alles een plan voor (wat produceren, hoe, wie, …)
• Nu: niet 100% behalve bij oostbloklanden, cuba, noord-korea
• Problemen
o Interne consistentie plan
Vb: x aantal wapens produceren met x aantal arbeid à moet je
hebben
o Administratieve inefficiëntie
o Tekort aan flexibiliteit
o Motivatie?: om anders of beter te doen
• Verleden: goed gewerkt voor kapitaalgoederen, niet voor
consumptiegoederen
MARKT (MARKTECONOMIE)
= Vrije prijsvorming (staat centraal en) brengt wensen van vragers en
aanbieders samen en stuurt
• Overheid moet zich niet bemoeien want gaat automatisch
• Prijsmechanisme: 3 functies:
o Informatie over de relatieve schaarste
§ Hoe schaarser, hoe duurder
§ Hoe minder schaars, hoe goedkoper
o Signalen/prikkels voor producenten en consumenten
Vb: als gasprijzen stijgen à automatisch minder consumeren
o Primaire inkomensverdeling: wat consument betaald, ontvangt de
producent
• Efficiënt systeem dat vanzelf voor evenwicht zorgt
(‘invisible hand’ = gebeurd automatisch van Adam Smith)
!!! Problemen: efficiëntie alleen in ideaaltypische situatie (wereld is anders dan
theorie opstelt) -> zie H6
• Signaalfunctie verstoord bij monopolie (zoveel vragen als ze willen)
• Publieke goederen* door karakteristieken niet aangeboden door markt
*= goed met 2 voorwaarden
o Geen concurrentie of consumptie
o Niemand kan uitgesloten worden
Vb: wegen (file), zuurstof, straatverlichting
• Externe effecten: niet verrekend via de markt → te veel geproduceerd
(vb: 3M situatie (pfos))
• Primaire inkomensverdeling sociaal niet altijd aanvaardbaar
MARKT EN OVERHEID (GEMENGDE ECONOMIE) à BELGIË
Marktmechanisme met overheidscorrectie
• Aanvulling op het marktmechanisme
bv. verdeling en financiering van collectieve (= publieke) goederen
• Tussenkomst in het marktmechanisme
bv maximumprijs vastleggen, anti-kartelvorming
4