samenvatting SEM1 – sociale ongelijkheid
SOCIALE ONGELIJKHEID
1
, samenvatting SEM1 – sociale ongelijkheid
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE SOCIALE ONGELIJKHEID
Introductieoefening
foto 1
foto 2
Foto 1
Þ Slumps/sloppenwijken vs. luxueuze flats en andere faciliteiten
Þ Gescheiden door een muur, ervanuit gaande dat: de linkerkant liever bij de rechterkant zou horen,
en de rechterkant dit ook weet maar niet wil!
Þ Samenleving staat eigenlijk vol met zo’n muren
Þ Centraal: rijdom wordt afgeschermd
Foto 2
Þ Werknemers aan de UA
Þ Linkerfoto: schoonmaakpersoneel, meerderheid vrouwen, meerderheid andere culturele
achtergrond, ‘bazin’ staat in het midden, weinig flexibele uren, minder betaald dan rechts
Þ Rechterfoto: professoren , ‘wit, grijs en mannelijk’, in kostuum, meer flexibele uren, meer betaald
dan links
Þ Centraal: ongelijke verdeling van middelen en verschil in sociale waardering
® Culturele achtergrond, gender, leeftijd (kenmerken groepen) zijn hier bepalend voor
2
, samenvatting SEM1 – sociale ongelijkheid
foto 3
Þ Linkerfoto: vrouwentoilet, lange rij
Þ Rechterfoto: mannentoilet, geen rij – direct beschikbaar
Þ Centraal: infrastructuur is ongelijk voorzien, sanitaire ongelijkheid
Kern: herkennen van ongelijkheid! = belangrijke vaardigheid in dit vak
1. EEN SOCIOLOGISCHE KIJK
1.1 Een aantal feiten over sociale ongelijkheid
1.1.1 Inkomensongelijkheid in OESO-landen
Þ We leven in kapitalistische samenleving: geld staat zeer centraal (zorgt voor toegang tot goederen
& diensen, verdiensten op de arbeidsmarkt enz.)
Þ OESO-landen (Economische Samenwerking en Ontwikkeling)= ontwikkelde landen, goede
welvaart
3
, samenvatting SEM1 – sociale ongelijkheid
Þ Gini-coëfficiënt= is een maatstaf voor de inkomens- of vermogensongelijkheid
® Altijd tussen 0 (gelijk) en 1 (ongelijk)
® Meeste landen tussen O.15-0.50
Þ Vermogensinkomen vs. arbeidsvermogen
® Arbeidsvermogen= is de benaming voor het gezamenlijke bedrag dat met
tegenwoordige arbeid wordt genoten
® Vermogensinkomen= de som van inkomsten uit financieel vermogen, inkomsten uit
onroerend goed en inkomsten uit overige bezittingen, verminderd met betaalde rente (vb:
beleggingen, aandelen enz.)
Þ Hier geen vermogensinkomsten bijgeteld à moeilijk in te schatten want mensen worden hier niet
op belast
Þ Hier gaat het om arbeidsinkomsten à hier wel goed zicht op want mensen worden hier wél op
belast!
Þ Hoe langer het streepje hoe meer ongelijk het land geworden is (vb: Zweden opvallend meer
ongelijk geworden)
Þ Mexico 1 vd meest ongelijke landen, is niet veel veranderd aangezien klein streepje
Þ België gemiddeld (on)gelijk, is niet veel veranderd aangezien heel klein streepje
Þ Hier gaat het om arbeidsinkomsten
Þ Belastbaar inkomen= bruto-inkomen waar de sociale bijdrage enz. nog af moet
Þ Deciel 1= 10% laagste inkomens; deciel 10= 10% hoogste inkomens
Aandeel in totale netto belastbaar inkomen (wat we effectief krijgen)
Þ Netto belastbaar inkomen: brutoloon zonder sociale zekerheidsbijdragen
Þ Als er gelijkheid zou zijn ih totaal netto belastbaar inkomen zou dit voor iedereen 10% zijn
4
, samenvatting SEM1 – sociale ongelijkheid
Þ Deciel 7: (hogere middenklasse): krijgt wat men zou moeten krijgen als de samenleving gelijk zou
zijn (10%)
Þ Van 9e naar 10e deciel zeer snelle stijging
Þ Opvallend is: rijkdom= sterk geconcentreerd
Gemiddelde belastingsbrief
Þ Deciel 1: de mensen die tot de 10% laagste inkomens horen, KRIJGEN geld (-2,1)= belastingsvrij
bedrag
Þ Opvallend is: hoe rijker je bent, hoe hoger je percentage belastingen
Aandeel in totale betaalde belastingen
Þ 10% armsten marginale bijdrage, MAAR is uiteindelijk wel een grote som in hun inkomen
Þ Opvallend is: mensen die tot deciel 8 behoren betalen meer belastingen (12,6) dan hun
bevolkingsaandeel (12,4) à zij moeten dus meer betalen dan wat ze krijgen à middenklasse
krijgt het zwaar te verduren wat betreft het betalen van belastingen, worden zwaar belast
Þ Opvallend is: helft van de belastingen worden door de rijksten betaald (45,8%)
Þ Hier gaat het om de 10% rijksten
Þ De allerrijksten betalen MINDER belastingen (34,6%) dan de iets minder rijken (35,7%)
Þ Opvallend is: ook binnen de 10% rijksten zijn er grote verschillen/is er grote ongelijkheid!
5