JEUGDCRIMINOLOGIE 2021 – 2022 Lotte Dekoninck
UITLEG JEUGDCRIMINOLOGIE
demarcatie (= begrenzing) van het veld
Het wel en wee van morele paniek over ‘de jeugd’
= elke (oudere) generatie denkt dat generatie die erna komt het slechter doet
er sprake is van verval op elk gebied
(bv. drill rap versus hardrock etc., op seksueel vlak...)
Nature-nurture debat
o Nature: van nature aangeboren (onveranderlijk)
o Nurture: aanleren van gedrag (veranderlijk)
1
,JEUGDCRIMINOLOGIE 2021 – 2022 Lotte Dekoninck
HISTORISCH PERSPECTIEF JEUGDCRIMINALITEIT
KENNIS VERLEDEN => GOED BEGRIP HEDEN
GROTE VERSCHUIVINGEN
Ten eerste wordt hinderlijk gedrag (straatschenderij & vechten) minder gecriminaliseerd. Vroeger
was geweld eerder iets normaals, oude cultuur was een cultuur van geweld. Er kwam geweld kijken
bij de opvoeding en er was meer geweld tussen de mensen an sich. Vechten op straat (met stokken
of messen) was normaal. De directe omgeving hielp het op te lossen, mensen lossen het zelf op en de
staat kwam er zelden tussen.
(Connotatie: heel lange tijd opvoeding van jongeren in teken van trainen tot militairen zijn (jongens)
en gymnastiek voor sterk lichaam om soldaten te baren (meisjes))
Ten tweede komt er een prominenter wordende rol van de staat / de overheid. Het karakter van de
staatsbemoeienis veranderde.
1. De jongere die een misdrijf pleegde werd voor de gewone rechtbank gesanctioneerd als een
misdadiger in het klein.
2. kinderbeschermingswet 1912: De minderjarige onder de 16 jaar met als misdrijf omschreven
feiten wordt sindsdien niet meer gestraft, maar heropgevoed en beschermd. Er wordt ingezet op
preventie.
a. kind op het rechte pad: kind beschermen tegen maatschappelijke gevaren
b. bescherming maatschappij tegen gevaarlijk kind
De Jongh: het belang van het kind!
“Op welke manier kan ik van dit kind, dat gevaar loopt naar den kelder te gaan, nog iets goeds
terecht brengen?”
19 E EEUW
Met behulp van sociale enquêtes kan men een beeld vormen over de (levens-)omstandigheden.
Alarmeren burgerij
o Kinderarbeid hield aan desondanks onderwijsaanbod steeg (link vormbaarheid en
opvoedbaarheid kind). Dit zorgde ervoor dat de burgerij verlichtende ideeën zocht om dit te
beteren (link kinderbescherming). De wet voor kinderarbeid kwam tot stand in 1880 in
België.
In de burgerij in iedere generatie en leeftijdscategorie ging het er zwaar aan toe. Wat leidde tot
crimineel gedrag: uitdrukking geven aan veranderende perceptie criminaliteitsvraagstuk.
o classes laborieuses – classes dangereuses: ‘slechte’ milieu introduceren in verklaringen
delinquent gedrag minderjarige. Ontdekking jeugdcriminaliteit als maatschappelijk
probleem. Men is beginnen tellen, statistiek kwam op en bracht delinquent gedrag in kaart.
Een (quasi wetenschappelijke) beeldvorming ontstaat.
morele paniek (van alle tijden): buitenproportionele, vijandige en gemediatiseerde reactie op
situatie of technologie, persoon of groep, die waarden en normen lijken te bedreigen. Het begrip
verklaart maatschappelijke angstreacties die niet in verhouding staan tot de ernst, het risico, de
schade of de dreiging. Er komt respect jegens politie / andere uniformgroepen.
(Strandrellen tijdens corona of sociale media over corona. Vrijheden die als normaal werden aanzien
werden ons ontnomen door corona.)
Jeugdgevangenissen:
1. De gevangenis had een slechte reputatie. Uit angst dat het kind in nog slechter milieu terecht
kwam (‘universiteit der criminaliteit’) werden veel minderjarigen vrijgesproken.
2. Een persoon tijdelijk uit de maatschappij halen verhelpt het probleem niet, een jong persoon kun
je beter heropvoeden zodat deze kan terugkeren in de maatschappij. In 1832 in België wordt het
2
,JEUGDCRIMINOLOGIE 2021 – 2022 Lotte Dekoninck
eerste aparte jeugdgevangeniskwartier opgericht, wat de mogelijkheid schiep om
dit ideaal te realiseren en om opgelegde straffen effectief en specifiek gericht op deze doelgroep
uit te voeren.
Apart discours criminaliteit jeugd: Naast de humanisering van het gevangeniswezen en het
scheppen van veilige plekken ook een speciale en optimale behandeling. Er komt aandacht voor de
erfelijke bepaaldheid en degeneratieve achtergronden.
EVOLUTIE JEUGDCRIMINALITEIT
CHRISTIAENS: VAN PLATTELAND NAAR GROTE STAD
Geregistreerde ‘jeugdcriminaliteit’ in 1e helft 19e eeuw op het platteland. De proletarisering van de
Antwerpse bevolking verhoogde sociale en economische druk op verschillende
overlevingsstrategieën. Men ging hout sprokkelen, illegaal turf steken, (gemeenschap)gronden
gebruiken, vruchten / granen voor de oogst rapen, … Sommigen leefden in ‘plaggenhutten’. Hun
leven bestond slechts uit overleven en daarom ging men delicten plegen (erbarmelijke
omstandigheden!). 2e helft 19e eeuw volgde een beweging richting stedelijke vermogenscriminaliteit.
Het accent kwam te liggen op jeugdcriminaliteit in (groot-)steden: ‘Antwerpse stadsboefjes’, diefstal
en beroving.
TOENAME RONDZWERVING JEUGD:
ONSCHULD
ouderloze kind => criminele kind (schuld / verkeerde karakter / gebrek verantwoordelijkheid)
In perioden van scherp dalende conjunctuur ( ECO) / oorlog / plagen (oogst vernietigen) / droogte
en gebrek / … verlieten veel jongeren het ouderlijk huis met instemming van hun ouders (emigratie,
koopvaardijschip, huurling leger, leerling-knecht of dienstmeisje kost en inwoning bij meester of
mevrouw).
MAATSCHAPPELIJK FALEN
1e helft 19e eeuw: weglopen als maatschappelijk probleem. Kinderen houden zich overdag bezig met
klussen, maar in de nachten rust en orde binnen samenleving verstoren.
Wetgeving:
o rondzwerven van kinderen over straat verbieden
o verbod op kinderarbeid moeilijk baantje vinden in fabrieken / stad
o leerplicht
Leonards: filantropische bemoeienis verwaarloosde kind: opvang ‘straatkind’
= ‘potentiële crimineel’ niet zozeer vanwege erfelijke factoren / psychische gebreken maar
primair vanwege fundamenteel gebrek aan pedagogische zorg in gezin.
Eind 19e E: Initiatieven kinderen die niet deugen / die thuis voor problemen zorgen / met wie ouders
geen raad weten / die van huis weglopen / die over straat zwerven / …
Opvangen in speciale tehuizen (principe weeshuizen)
TOENEMENDE AANDACHT VERWAARLOOSDE KIND
“aparte nieuwe wereld van kinderbescherming”/ “wereld van heropvoeding”
ontstaan nieuwe SOC WET ‘criminologie’: omgeving & milieu onschuldige kund
maatschappelijke transformaties, verschuivingen definities ontoelaatbaar gedrag en kwetsbaarheid
‘overtredingen’.
BV posities jonge vrouwen: Deelname aan loonarbeid (in stedelijke kernen) => grotere zelfstandigheid
en ongebondenheid t.o.v. thuismilieu => meer kans op conflicten tussen ouders en dochters =>
formele interventies kinderbescherming: landloperij en prostitutie)
3
, JEUGDCRIMINOLOGIE 2021 – 2022 Lotte Dekoninck
CRIMINALITEIT ALS SYMPTOOM
De kinderbeschermingswet van 1912 heeft als gevolg dat de criminaliteit diffuus werd. Minderjarigen
onder de 16 jaar werden vervolgd wegens een misdrijf, minderjarigen onder de 18 jaar werden
vervolgd vanwege landloperij en bedelarij, wangedrag, ontucht, handelingen die zouden kunnen
leiden tot prostitutie, landloperij, bedelarij, criminaliteit, … Kinderen tussen 6 en 14 jaar werden
vervolgd als zij de wet op leerplicht overtraden. Men ging reageren met justitiële interventies op een
bont geheel van problematische, onwenselijk of zorgelijk geachte gedragingen van jongeren. Delicten
werden beschouwd als symptoom van de achterliggende pedagogische problematiek (nood
heropvoeding).
Vandaag de dag zit jeugdcriminologie verscholen in allerlei categorieën en is dit begrip ruimer
dan ‘jongeren die misdrijven plegen’.
NA 1945 (WO2)
NIEUWE CATEGORIEËN
Collaborateurs / incivieken en hun kinderen
(samenwerken met de vijand van hun land)
Kinderen en ouders die door oorlogsellende waren getroffen
(eenoudergezinnen met ‘pedagogische tekorten’)
Maatschappelijk verwilderde jeugd: verzwaring feiten, asociale neigingen
~ gebrek discipline (gedreven door zucht naar genot / drang naar onafhankelijkheid en vrijheid)
~ men beweegt niet, men wordt bewogen
~ crisis normen, waarden, idealen leiden tot persoonlijkheidsprobleem, verlies levensplan
~ slechte vormen van vrijetijdsbesteding
ZEDELIJKHEID (SEKSUEEL GEDRAG JONGEREN)
Veel aandacht voor meisjes / jonge vrouwen. Er was een significante stijging van tienermoeders en
jonge meisjes die met de politie in aanraking kwamen. “Meisjes zijn sinds de oorlog seksueel
actiever” zo luidde, omdat ze vroeger de intrede maken in de puberteit.
Begin jaren ’50 ook aandacht voor seksueel wangedrag van jongens. Dit ging over ‘abnormaal
seksueel gedrag’ (homoseksualiteit). Niet over vergrijpen in donkere stille steegjes of iets wat
gebeurde binnen disco’s (handtastelijkheid). Dit vooral in de verzuilde samenleving, er gebeurt met
name iets dat niet in overeenstemming is met religieuze opvattingen; het katholieke geloof vond dat
procreatie (plezier niet als de eerste plaats van seks maar wel voortplanting en uitbreiding) niet
strekt met de dingen die plaatsvonden op zulke festivals (Wood stock) of homoseksuele relaties,
orgieën en dergelijke meer. Deze nieuwe fenomeen wijten zij aan ‘een algemene sfeer van vrijheid
en genot die aangemoedigd wordt door de moderne film, de literatuur, de liedjeszangers’.
BEDELARIJ EN LANDLOPERIJ
Bedelen gaat uit de vervolging van minderjarigen. Na de oorlog verminderde de wegloperij /
landloperij niet. Het betrof een nieuw fenomeen: ‘op avontuur gaan’, ‘de vlucht naar het zuiden’.
Wel werd het riskanter ingeschat wanneer meisjes dit deden. Een meer moderne vorm ervan is
“liften”.
Opvallend is dat weglopen vanaf eind jaren ‘60 in elk geval in Nederland werd getolereerd en
opgevat als onderdeel van de nieuwe jeugdcultuur en als collectieve uitdrukking van de behoefte aan
verzelfstandiging. De context is ook veranderd, het wordt dus herbekeken. “Wat de reis met zich
meeneemt, komt de ontwikkeling van de jongeren alleen ten goede.”
4