Hoofstuk 1: Inleidende begrippen
1.1 Wat is economie?
Economie wetenschap die streven naar bevrediging van behoeften met behulp van schaarse
middelen (inkomen, niet goederen), bestudeert
1.2 Economie een wetenschap?
Drie voorwaarden
o Datgene wat bestudeert wordt moet kaderen in streng afgebakend terrein
o Moet eigen kenmerkende woordenschat zijn
o Studie moet verbanden ontdekken en die moeten worden verklaard en in
wetmatigheden (geen absolute wetten) geformuleerd
Economie geen exacte wetenschap humane wetenschap
o Wetten en verbanden
o Ceteris paribus (alle overige factoren veranderen niet)
o Mens handelt niet altijd rationeel
Veel hulpwetenschappen: recht, sociologie, ethiek, statistiek, …
1.3 Taak van de economie
Taak = economen suggereren mogelijk oplossingen voor bepaalde problemen politiek beslist
1.4 Deductie en inductie
Wetenschap gaat zowel deductief als inductief te werk
Inductieve methode: vertrekt van groot aantal feitelijke gegevens daaruit wordt verband,
wetmatigheid afgelezen
o Bv. Als vervoerprijs daalt, aantal reizigers stijgen
Deductieve methode: vanuit postulaat (onbewezen stelling) gevolgtrekkingen maken
o Bv. Als loonkosten stijgen, werkgelegenheid afnemen
1.5 Economische modellen en data
Ceteris paribus-beginsel (al het overige blijft gelijk) slechts één factor verandert, rest wordt als
vaststaand en gelijkblijvend geschouwd
o Grootheden die op korte termijn niet veranderen: omvang van bevolking, scholingsgraad
en economische orde
Model afbeelding van werkelijkheid door middel van samenhangen tussen meetbare
grootheden
1.6 Macro- en micro-economie
Micro-economie bestudeert gedrag van individuele gezins- en bedrijfshuishoudingen
o Inkomensbestedingen, hun productie, hun spaargedrag
Macro-economie alle huishoudingen samen (bv. Nationale inkomen en totale consumptie)
Meso-economie bestudeert groep gelijksoortige huishoudingen (bv. Belgische
textielbedrijven)
1.7 Welvaart en welzijn
Welvaart mate waarin gezinnen hun behoeften kunnen bevredigen
Welzijn gevoel van welbevinden, door sommige ook wel beschreven als geluk
1
Economie
,1.8 De verzorgingsstaat/welvaartsstaat
Verzorgingsstaat/welvaartsstaat sociaal systeem waarin staat primaire verantwoordelijkheid
draagt voor welzijn van zijn burgers in gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en
sociale zekerheid
Hoofstuk 2: Historiek van de welvaartsstaat
Industriële revolutie (17de, 18de eeuw) uitvinding stoommachine
Arbeidsproductiviteit ging omhoog door massaproductie
Fabrieken lagen in grootsteden maar arbeiders werketen op platteland
Loon ging omhoog omdat vraag naar arbeid groter was dan aanbod van arbeid
o Arbeiders gingen naar grootsteden komen
o Liberaal economisch denken wetten van vraag en aanbod, geen overheid
Door grote gezinnen en kinderarbeid ging aanbod van arbeid stijgen
o De vraag was kleiner dan aanbod lonen gingen omlaag
Geen RSZ (rijksdienst voor sociale zekerheid) geen vervangingsinkomens
o Armoede ging stijgen
Sociale onrust opstanden
Er kwamen arbeiderspartijen sociale wetten ingrijpen staat ontstaan welvaartsstaat
RSZ ontstaan uit armoede en schrik voor effecten van armoede (komt van Amerika)
SCHEMATISCHE VOORSTELLING WELVAARTSSTAAT
Maatschappelijk doel? Armoede bestrijden = welzijn ↑
↑
Minimum inkomen: vervangingsinkomen (SZ), leefloon
↓
Kostprijs voor de My = overheid
↓
Sociale uitgaven +/- 46% BBP (soms van alle goederen die land maakt, helpt hiervan naar sociale
uitgaven komt van werkende mens)
↓
Belastingen op inkomens +/- 52%
Sociale uitgaven: arbeid, onderwijs en onderzoek, gehandicapten, jeugd, gezin en moederschap, …
2
Economie
, Hoofdstuk 3: De economische kringsloop
3.1 Economische verbanden
3.1.1 Behoeften
Behoeften bewustzijn van ontbering en begeren wat ontbreekt
Behoeften van gezinnen zijn vertrekpunt in economie
Soorten behoeften
o Primaire behoeften: levensnoodzakelijk (kledij, eten, onderdak)
o secundaire behoeften: sociaal/cultureel (onderwijs, cultuur, sport)
o tertiaire behoeften: luxe (verre reizen, juwelen)
kenmerken
o oneindig (technologische vooruitgang)
o verzadigbaar (voeding)
o veranderlijk (leeftijd)
o vervangbaar of substitueerbaar (keuze tussen drankjes, invloed reclame)
3.1.2 Goederen/diensten
consumptie bevrediging gebeurt door middel van aankoop van goederen en diensten
goederen: materieel/lichamelijk
diensten: immaterieel (bv. Raad van MA is dienstverlening)
indeling van goederen
Goederen
Vrije goederen Economische goederen
- geen eigenaar - wel eigenaar
- onbeperkt - schaars/beperkt
Consumptiegoederen Productiegoederen
Gebruik Verbruik Grondstoffen Hulpstoffen
3
Economie