Amylissa Van Buggenhout 1 EBAKO C2 2021 - 2022
Dans 1.1
Bouwstenen dans:
Ieder muzisch domein heeft haar eigen middel (materiaal of medium) om tot
expressie te komen
Middel dans = Het lichaam dat kan bewegen
- Bewegingen/ bewegingsvormen:
o Bewegingen ter plaatsen
Je hele lichaam bewegen zonder dat je je verplaatst:
Buigen, strekken, zwaaien, draaien,…
Bepaalde lichaamsdelen bewegen
Alleen het hoofd bewegen
Alleen het hoofd bewegen en gelijktijdig benen buigen
en strekken
o Bewegingen in verplaatsing
Draaien, rollen, lopen, springen, hinken,…
o Combinatie van bewegingen ter plaatse en bewegingen in
verplaatsing
Beweging ontstaat doordat het lichaam zich verplaatst door de ruimte, in een
bepaalde tijd en met een bepaalde hoeveelheid kracht.
- Beweging is gebonden aan: ruimte – tijd – kracht
o Al lopend gebruik ik de ruimte
o Ik loop in een bepaald metrum/ritme (in een bepaalde tijd)
o Ik loop met een bepaalde kracht of spanning in het lichaam
Opwarmer - Bevriezen van de lichaamsdelen
Ruimte Richting - Magneet
Ruimtelagen - Schilder
- Vlinder – hoog, midden &laag
Vloerpatronen - Vierkant, driehoek, cirkel
Opstelling - Duizendpoot – kop en staart
Tijd Duur - Begroeten – kort en lang
- Sputterende auto
Maat - Standbeeld + trom
Tempo - Bus
- Spin – snel en traag
Structuur Bewegingszin - Aankleden – 6 bewegingen,
begin en einde
Volgorde -
Vorm Grootte - Ballon
- Muis en reus
Vorm - Standbeeld – groot en klein
Kracht Gewicht - Ballerina
- Verschillende soorten ballen
Spierspanning - Sneeuwman
Energie - Machine
Relatie Contrast - Spiegelen - hoog en laag
Inspelen op elkaar - Aapje en bezoeker
1
, Amylissa Van Buggenhout 1 EBAKO C2 2021 - 2022
Synchroon - Aapje en bezoeker
Hoofdstuk 7: Het domein dans
LEERDOELEN
- De bouwstenen vorm, tijd, kracht, ruimte, relatie en structuur uitleggen en
illustreren
- In een dansstuk opvallende bouwstenen aanduiden
- Verwoorden wat de kleuters leren bij een bepaalde bouwsteen
1. De bouwstenen van dans – basisbegrippen uit het domein dans
- Dans beschouwen en creëren
- 6 bouwstenen
1.1 Tijd-
Iedere beweging heeft altijd een bepaalde tijdsduur of snelheid
- Wat is tijd?
o Tempo(snelheid van de beweging):
Een beweging snel of langzaam uitvoeren
Een tempo ertussen
Versnellen of vertragen(tempo veranderen).
o Maat en ritme (de regelmaat van de beweging):
Een bewegingsritme ontstaat door een aaneenschakeling van
lange en korte bewegingstijden. Kan regelmatig of
onregelmatig zijn:
Regelmatig: het ritme herhaalt zich
Onregelmatig: het ritme wisselt voortdurend
Maat: wanneer een aantal bewegingen precies even lang
duren
= herhaling van 1 bewegingsduur bv. Marcheren
o Duur (de lengte van de beweging):
Korte en plotse bewegingen
1 arm snel omhoog, even in de handen klappen
Lange en aangehouden bewegingen.
Met de armen cirkels beschrijven, arm gestrekt laten
ronddraaien
o Termen: snel, traag, erg langzaam, versnellen, vertragen, slow
motion, kort, plots, lang, aangehouden, regelmatig, onregelmatig, in
2 tellen, in 3 tellen, in 4 tellen
- Hoe kan je bewegingen oproepen
o Snelle bewegingen – beweeg alsof je niet veel tijd meer hebt, je
moet je erg haasten
o Trage bewegingen – beweeg rustig, alsof je erg moe bent en alles
rustig aan wilt doen
o Korte bewegingen – maak een beweging alsof je een elektrische
Schock krijgt
o Lange beweging – maak een beweging alsof je niet meer kan
stoppen
o Cadans – klap in je handen, stap mee met de muziek, een stap per
klap
2