Leerdoel 1: Wat zijn de verschillen tussen de constructivistische leeromgeving en traditionele
leeromgeving?
Loyens & Rikers
Ontstaan van het nieuwe leren
De leraar heeft altijd een belangrijk rol gespeeld in het onderwijssysteem. De leraar is de bron van
informatie voor de leerling. In deze kennisoverdracht heeft er altijd een sterke nadruk gelegt op de
reproductie van kennis. De nadruk lag op informatie uit het boek juist kunnen terughalen. Vanaf
1960 begon de rol van de leraar langzaam te veranderen. In plaats van de leerlingen de vraag en het
antwoord te geven, kregen leerlingen meer ruimte om zelf een antwoord te ontdekken en
formuleren op een gestelde vraag. Deze benadering heeft geleid tot de ontwikkeling van
verschillende leerstrategieën die de nadruk leggen op de leerling als een actieve deelnemer binnen
het leerproces in plaats van een passieve ontvanger van informatie.
Deze benadering wordt de studentgerichte of inquiry-based (exploratiegerichte) instructie
genoemd. Maar omdat inquiry ook verwijst naar een manier waarop iemand kennis opbouwt, door
wetenschappelijk onderzoek, wordt er onderscheid gemaakt tussen inquiry learning en inquiry
teaching.
Constructivisme
Constructivisme richt zich op hoe mensen situaties begrijpen en hoe men kennis en betekenis creeërt
vanuit ervaringen. Het constructivisme is een reactie op het cognitivisme.
Cognitivisme: stelt dat leraren kennis verspreiden die de leerlingen vervolgens absorberen. Het doel
van instructie is een toename in kennis in het geheugen van studenten. Kortom: kennisoverdracht.
Het constructivisme verzet zich tegen het traditionele onderwijs dat focuste op kennisoverdracht en
een klas waarin de leraar de overdrager van kennis en betekenis was. Volgens de constructivistische
visie ‘kan wijsheid niet verteld worden’. Het richt zich op de leerlingen die hun eigen kennis
construeren. Wanneer iets precies constructivistisch is, is moeilijk te definiëren. Zo kan je tijdens een
college zelf kennis construeren, terwijl dit toch past bij het ‘oude leren’. Aan de andere kant zijn er
onderzoekers die stellen dat er specifieke constructivistische vormen van onderwijs geïdentificeerd
kunnen worden.
Let op: Inquiry-based onderwijs hoeft niet altijd constructivistisch te zijn.
Ondanks de onduidelijke definities van constructivisme, komen de verschillende constructivistische
visies tot op een paar principes overeen:
Voorkennis: de nadruk ligt op het construeren van kennis. De leerling probeert nieuwe
informatie te integreren met voorkennis.
Sociale onderhandeling: constructivisme denken dat een leerling veel kan leren van
medestudenten en dat leren bestaat uit sociale onderhandeling.
Zelfregulatie: het opstellen van doelen, plannen en het monitoren van het leerproces zijn
belangrijke punten van het constructivisme. Zelfgereguleerd leren zou beter zijn.
Betekenisvolle taken: Betekenisvolle taken worden gebruikt om leersituaties
overeenkomstig te maken met toekomstige arbeidssituaties.
Methoden
Volgens Barrows zijn er 3 belangrijke variabelen waarop inquiry-based instructiemethoden
vergeleken kunnen worden:
Het design en het format van het probleem, project of de casus.
De mate waarin het leren leerlinggericht of leraargericht is.
De volgorde waarin problemen of taken aangeboden worden en informatie verkregen wordt.
,Op deze dimensies kunnen verschillende instructiemethodes vergeleken worden:
Inquiry-based learning (IBL): bij IBL kunnen leerlingen bekend raken met de aangeboden
stof, maar ze leren ook meer over het proces van inquiry zelf. De studenten worden
geconfronteerd met, of genereren zelf, een open vraag of situatie waarop meerdere reacties
of oplossingen mogelijk zijn. De kernelementen van IBL zijn:
o Bezig zijn met wetenschappelijk georiënteerde vragen.
o Antwoorden bedenken voor deze vragen.
o Deze verklaringen en andere mogelijke verklaringen evalueren.
Kritisch denken, probleem oplossen en communicatie zijn belangrijke activiteiten binnen IBL.
De rol van de leraar is vooral om het leerproces te begeleiden, maar zijn rol is wel afhankelijk
van de mate van scaffolding die studenten nodig hebben.
Er worden drie subtypes van IBL omschreven:
o Structured inquiry: waarbij de vraag wordt gegeven en de onderzoeksprocedure
wordt omschreven.
o Guided inquiry: waarbij de vraag wordt gegeven maar leerlingen zelf moet uitvinden
welke onderzoeksprocedure ze moeten gebruiken.
o Open/authentic inquiry: waarbij leerlingen zowel zelf de vragen bedenken en de
onderzoeksprocedure.
Cyclus IBL-onderwijs: de leerlingen inventariseren wat ze al weten en wat ze nog willen
weten over de te behandelen situatie. Vervolgens stellen de leerlingen hypotheses op
waarvoor ze bewijs kunnen zoeken. Uiteindelijk komen ze tot mogelijke verklaringen.
Oriëntatie – Conceptualisatie – Onderzoeken – Conclusies – Discussie.
Problem-based learning (PBL): kleine groepen leerlingen leren met behulp van
betekenisvolle problemen die observeerbare fenomenen of gebeurtenissen weerspiegelen.
De gebruikte problemen komen vaak uit de praktijk. Studenten bespreken eerst het
probleem voordat ze andere input ontvangen, hierdoor wordt hun voorkennis geactiveerd en
wordt men bewust van de kennis die nog ontbreekt. Dit zou interesse opwekken waardoor
studenten gemotiveerd zouden raken om meer te weten te komen over het probleem. De
ontbrekende kennis wordt geformuleerd in de vorm van leerdoelen die de studenten zelf
opstellen wat een gevoel van zelfstandigheid/autonomie zou creëren. Tussen de
bijeenkomsten dienen de studenten aan zelfstudie te doen. Tijdens de nabespreking
bespreken de studenten de bevindingen met elkaar en worden de antwoorden kritisch
geëvalueerd. Bijeenkomsten worden gestuurd door een tutor die de discussie stimuleert, zo
nodig informatie geeft en de voortgang en individuele bijdrages bijhoudt. Er kunnen 3
verschillende typen PBL onderscheiden worden:
o Type 1: benadrukt de opbouw van flexibele kennis.
o Type 2: benadrukt de ontwikkeling van onderzoek vaardigheden.
o Type 3: waarbij PGO voornamelijk een hulpmiddel is om ‘te leren om te leren’.
Project-based learning (PjBL): binnen PjBL is het leerproces georganiseerd rondom projecten
die de activiteit van leerlingen aansturen. Studenten hebben veel vrijheid binnen het project.
Vaak moet er een bepaald einddoel worden bereikt waarbij leerlingen zelf kunnen bepalen
hoe ze dit einddoel bereiken. De projecten zijn ontwikkeld om realistisch en betekenisvol te
zijn voor studenten. De leraar begeleid het proces.
Case-based learning (CBL): is een vorm van samenwerkend leren waarbij de leerlingen een
casus krijgen om te behandelen. Deze casussen lijken op problemen bij PBL. Het verschil zit
hem erin dat bij PBL het probleem het startpunt is, terwijl leerlingen bij CBL zich van tevoren
moeten voorbereiden en vragen kunnen stellen tijdens het bespreken van de casus. CBL kan
gezien worden als een vorm van PBL.
Verschillen en overeenkomsten methoden
, Overeenkomsten: alle instructievormen gaan uit van bepaalde constructivistische ideeën:
o Leerlingen moeten actief betrokken zijn bij de stof
o Samenwerking tussen studenten is belangrijk
o Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor hun leerproces
o Er wordt gewerkt met betekenisvolle taken.
Verschillen:
o Het verschil tussen IBL aan de ene kant, en PBL en CBL aan de andere kant is de rol
van de leraar: bij PBL en CBL faciliteert de leraar het leerproces, bij IBL is de leraar
ook de expert die informatie biedt. Bij PBL en CBL moeten de leerlingen meer op
zichzelf steunen.
o De leeractiviteit bij IBL en PjBL zijn diverser vergeleken met PBL en CBL. Ook zijn de
eindproducten meer divers bij IBL en PjBL en ook kunnen deze vormen meer
studentgericht zijn.
Artikel de Kock et al.
Het Nederlands voortgezet onderwijs ondervindt grootschalige veranderingen gericht op het creëren
van leeromgevingen die bedoeld zijn om nieuwe vormen van leren te stimuleren, gebaseerd op het
idee dat leren een sociaal-interactief, contextueel, constructief, zelfregulerend en reflectief proces is.
Verschillende redenen:
Economisch argument: het vermogen tot zelfsturend leren is nodig omdat kenniscreatie erg
belangrijk is geworden in de Nederlandse samenleving, waarin kennisproductiviteit de kern
vormt van economische ontwikkeling.
De Nederlandse samenleving is onderdeel van een mondiaal dorp waarin voortdurend
sprake is van een 'confrontatie met andere waarheden' individuen worden opgeroepen
om met dergelijke confrontaties om te gaan.
Democratische samenleving: Het stimuleren van zelfsturend leren ondersteunt de
ontwikkeling van een democratische samenleving, waarin alle burgers gelijke mogelijkheden
hebben om goed te functioneren.
Intern onderwijs argument: benadrukt dat leerlingen in het Nederlands voortgezet
onderwijs beter voorbereid moeten zijn om te functioneren in het hoger onderwijs, wat de
ontwikkeling van competenties voor zelfsturend leren vereist.
Deze vier argumenten vormen de belangrijkste motor voor de grootschalige
onderwijsveranderingen waarmee het Nederlandse voortgezet onderwijs wordt geconfronteerd.
Deze veranderingen zijn ook geïnspireerd door nieuwe psychologische en educatieve inzichten die de
nadruk leggen op een verschuiving van leeromgevingen gebaseerd op een kennisoverdrachtsmodel
naar leeromgevingen gebaseerd op een kennisconstructiemodel.
Tegelijkertijd vindt er een verschuiving in leerdoelen plaats. Naast leerproducten (kennis en
vaardigheden) worden de functies van leren of "leren om te leren" gewaardeerd als leerdoelen. Dat
betekent dat leraren op middelbare scholen niet alleen kennisgevers moeten zijn, maar ook
begeleiders van het leerproces. Studenten moeten bovendien actiever en zelfstandiger worden. Ten
slotte vragen de nieuwe vormen van leren om een toename van samenwerkend leren en dus van
leerlingen om nieuwe rollen in relatie tot elkaar aan te leren.
Drie aspecten van de leeromgeving die duidelijk de prestaties van leerlingen kunnen beïnvloeden en
nieuwe vormen van leren kunnen stimuleren.
Leerdoelen.
De rolverdeling tussen leraar en leerling.
De rollen van lerenden in relatie tot elkaar.
, Andere aspecten zijn de fysieke context waarin leren en instructie plaatsvinden, de
instructiemethode van de leraar, de door de studenten uit te voeren taken, de gebruikte materialen
en de rollen die ze spelen.
Doel onderzoek: een nieuw classificatieschema creëren waarin leeromgevingen in een beperkt
aantal typen kunnen worden ingedeeld. Een classificatieschema voor leeromgevingen is een
beschrijvend schema van typen dat bestaande en theoretisch mogelijke leeromgevingen in scholen
omvat. Er zijn verschillende classificatiesystemen geconstrueerd om de leeromgevingen van
leerlingen te karakteriseren. De meeste zijn gebaseerd op slechts één aspect van de leersituatie,
namelijk de leerdoelen. Een type leeromgeving heeft verschillende aspecten, welke weer eigen
categorieën bevat.
Voorbeeld: twee aspecten van een
leeromgeving zijn leerdoelen en
leermaterialen. Binnen het aspect
leerdoelen kan onderscheid worden
gemaakt tussen leerproductdoelen
(doelen voor het verwerven van
inhoudelijke kennis) en
leerprocesdoelen (doelen voor het
verwerven van metacognitieve
leerfuncties). Inhoudelijke kennis en
leerfuncties worden beschouwd als
categorieën van het aspect leerdoelen.
Voor elk aspect kan een leraar een
bepaalde categorie selecteren om zich
op te concentreren.
Het begrip leeromgeving beperkt zich tot schoolsettings. Het verwijst naar alle aspecten in de
schoolomgeving van de leerling die van invloed zijn op het behalen van leerdoelen binnen een
specifieke inhoud of vakgebied.
Het nieuwe classificatieschema moet leerkrachten verder helpen om hun eigen praktijken en de
huidige praktijken op hun school te analyseren. Meer specifiek kunnen leraren geholpen worden om
zich meer bewust te worden van de soorten leeromgevingen die op hun school overheersen en om
te zien of die omgevingen aansluiten bij de kenmerken van effectieve moderne leeromgevingen.
Nieuw leren
De term nieuw leren wordt gebruikt om te verwijzen naar de nieuwe leerresultaten, nieuwe soorten
leerprocessen en nieuwe instructiemethoden die zowel door de samenleving worden gewenst als die
momenteel worden benadrukt in de psychologische en educatieve theorie.
De focus van dit artikel ligt op nieuw leren vanuit psychologisch en onderwijskundig oogpunt. Vanuit
dat perspectief is het concept van nieuw leren gebaseerd op drie kritische principes met betrekking
tot leren.
Leren is een constructieve activiteit: constructivisme heeft meerdere wortels in de
psychologie en filosofie. Dit is in de context van het onderwijs terug te zien in gesitueerd
leren en sociale leerperspectieven. Het constructivisme beschouwt leren als meer dan alleen
het ontvangen of doorgeven van informatie. Het wordt vooral gezien als de actieve en
persoonlijke constructie van kennis. Dit principe is gebaseerd op het idee dat dagelijks leren
plaatsvindt tijdens het oplossen van problemen en werken. Alledaags leren heeft weinig te
maken met kennisoverdracht, die centraal staat in traditioneel schoolleren, maar meer met
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lunaerasmus2020. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.