MENSELIJKE BIOLOGIE EN ZIEKTELEER 2021-2022
Docenten: D'Hooge Rudi, Lagae Lieven, Vegh Zsuzsanna
Doelstellingen:
Studenten verwerven basiskennis over biologische en biomedische onderwerpen, die relevant zijn voor andere cursussen in het
leerplan van de psychologie en voor de psychologische zorgverlener in het algemeen.
- over biologische mechanismen, sommige algemene thema's in de biomedische wetenschappen, menselijke fysiologie en
anatomie.
- over biologische en biomedische onderzoekstechnieken en praktijken.
- over klinische diagnostiek en behandeling, pathofysiologie en functionele gevolgen van belangrijke somatische ziektebeelden
zoals kanker, infecties, hart en vasculaire aandoeningen, metabole aandoeningen (diabetes, obesitas etc.), auto-immune en
endocriene stoornissen, gastro-intestinale, pulmonale en respiratoire ziekte, nier- en leverfalen.
Dit opleidingsonderdeel wil een degelijke voorkennis aanbieden voor andere biologische of biomedische opleidingsonderdelen.
Daarnaast wil het ook goed geïntegreerd zijn met de inhouden van de niet-biologische opleidingsonderdelen in de bachelor
psychologie. Het OPO wil vooral ook de psycholoog in opleiding de basiskennis meegeven om te functioneren in een multidisciplinaire,
vaak gezondheidswetenschappelijke beroepsomgeving.
Inhoud vak:
(1) Clinical Topics (L. Lagae)
- CT1: Corona - CT4: Inflammatory bowel disease (IBD)
- CT2: Coronair lijden en acuut myocardinfarct - CT5: Mucovisidosis
- CT3: Borstkanker - CT6: Tuberous sclerosis
(2) Lectures
R. D’Hooge Z. Vegh
- Chapter 2: Chemistry of Life - Chapter 5: Cardiovascular system
- Chapter 3: Cell Struture and Function - Chapter 6: Blood
- Chapter 4: Organization and Regulation of Body Systems - Chapter 7: Lymphatic System
- Chapter 11: Urinary System - Chapter 8: Infectious disease
- Chapter 12: Skeletal System - Chapter 9: Digestive system
- Chapter 13: Muscular System - Chapter 10: Respiration
- Chapter 16: Endocrine System - Chapter 19: Cell Division
- Chapter 17/18: Reproduction & Devo - Chapter 20: Cancer
- Chapter 22: DNA
Evaluatie: Multiple choice met correctie voor raden, gebaseerd op de tekst en de figuren van het boek en op de colleges. Enkele
invulvragen of blinde figuren kunnen eveneens deel uitmaken van het examen.
Studiemateriaal:
- Handboek: "Human Biology" 16th edition - uitgeverij McGraw Hill https://connect.mheducation.com/class/z-vegh-hb-2021-2022
- PowerPoint slides
Leerstof:
Hoofdstukken die tijdens de hoorcolleges zijn gezien, moeten in principe volledig worden bestudeerd, inclusief figuren en tekst. De
lezingen belichten bepaalde delen van de hoofdstukken; het zijn geen herhalingen van de hoofdstukken. Niet alle verplichte delen van
het boek worden gepresenteerd tijdens de lezingen. De kaders "biology today" maken geen deel uit van de leerstof, behalve wanneer
expliciet vermeld tijdens de lezingen. Een paar secties van behandelde hoofdstukken maken eveneens geen deel uit van het verplichte
materiaal (zie hieronder). Af en toe wordt er wat aanvullende informatie besproken tijdens de lezingen. De docenten zullen duidelijk
aangeven of dit al dan niet verplichte leerstof is.
(de slides werden door de uitgever van het boek geleverd en kunnen dus ook slides bevatten die niet te kennen zijn - volg enkel
onderstaande lijst)
Te kennen: zie leerstofoverzicht Toledo
1
2021-2022 Biologie en ziekteleer Sanne Van der Spiegel
,CHAPTER 2: CHEMISTRY OF LIFE
2.1. VAN ATOMEN NAAR MOLECULEN
Niet kennen
2.2. WATER EN LEVEN
Leerdoelen:
(1) De eigenschappen van water te beschrijven.
(2) Leg de rol uit van waterstofbruggen in de eigenschappen van water.
(3) Vat de structuur van de PH-schaal en het belang van buffers voor biologische systemen samen.
Waterstofbruggen
- = de aantrekkingskracht van een licht positieve, covalent gevonden
waterstof atoom op een licht negatief atoom in de omgeving; deze treden
meestal op tussen waterstof (H) en oftewel zuurstof (O) of stikstof (N).
- Een waterstofbrug wordt weergegeven met een stippellijn omdat deze
relatief zwak is en vrij gemakkelijk kan verbroken worden.
- Zie figuur: elk waterstofatoom dat enigszins positief is bindt zich aan het licht
negatieve zuurstofatoom van een ander watermolecuul
Eigenschappen van water (ontstaan doordat water een polaire binding is waardoor er waterstofbruggen tussen
watermoleculen ontstaan)
- Vloeistof bij kamertemperatuur
- Water als oplosmiddel voor polaire moleculen: polaire hydrofiele moleculen interageren gemakkelijk met
water terwijl niet-polaire hydrofobe moleculen geen goede interactie hebben.
Als oplosmiddel gebruiken bv. bloed = hydrofiel (partikels zweven rond)
Moeilijk / niet oplosbaar bv. olie = hydrofoob
- Niet snel van temperatuur veranderen = thermische stabiliteit
Bv. warmte opslaan; evt als isolatie gebruiken binnen het lichaam zodat onze temperatuur stabiel blijft
- Hoge warmte van verdamping / evaporatie
Bv. zweet voor afkoeling, wanneer dit verdampt op onze huid gaat het warmte energie van het lichaam
wegnemen waardoor ons lichaam afkoelt
- Bevroren water lagere dichtheid dan vloeibaar water: dus ijs drijft op water
Kristalstructuur dmv ordening pos & neg atomen moleculen zitten verder uit elkaar, dus atomen
zetten uit en vormen vaste structuur
Neg gevolg: lichaam bevriezen = uitzetten = cellen barsten open
- Water moleculen zijn cohesief en adhesief
Cohesie = het vermogen van watermoleculen om elkaar aan te trekken; mogelijkheid tot aan elkaar
‘hangen’ van max 4 watermoleculen
Adhesie = aantrekkingskracht tussen watermoleculen en een oppervlak; mogelijkheid tot aan polair
oppervlakte ‘hangen’
Zuren & basen
- Mol/Liter = wetenschappelijke maat voor meten van atomen, ionen & moleculen
10-7 Mol/L bij H+ & OH-
- Zuren = stoffen die zich distantiëren in water & waterstofionen afgeven (H+)
Hoge H+ concentraties
Bv. HCL H+ + Cl-
2
2021-2022 Biologie en ziekteleer Sanne Van der Spiegel
, - Basen = stoffen die waterstofionen (H+) opnemen OF hydroxideionen afgeven (OH-) alkaliteit/basiciteit
Lage H+ concentraties
Bv. NaOH Na+ + OH-
- pH-schaal
Waterstofionconcentratie correct is belangrijk: +/- 7,2 ph
(neutraal)
Zuurtegraad = concentratie vrije waterstofionen (H)
o Zuren: meer H+ , dus lagere PH
o Basen: minder H+, dus hogere PH
elke concentratie 10x meer zuur/basisch dan vorige
wordt gebruikt om de zuurheid of basiciteit (alkaliteit) aan te
geven van een oplossing
pH = 7: neutrale toestand; waterstofionen concentratie =
hydroxide ionenconcentratie
pH < 7: zure oplossing; H+ ionenconcentratie > OH- ionenconcentratie
pH > 7: basische oplossing; H+ ionenconcentratie < OH- ionenconcentratie
- Buffers nemen overtollige H+ of OH- ionen op en helpen cellen en organismen een constante pH te
behouden
2.3. MOLECULEN VAN HET LEVEN
Leerdoelen:
(1) Noem de vier klassen van organische moleculen
die in cellen voorkomen.
(2) Beschrijf de processen waarmee de organische
moleculen zijn opbouwen en afgebroken.
Vier categorieën organische moleculen die uniek zijn voor cellen
- Koolhydraten
- Lipiden/vetten
- Eiwitten/proteïnen
- Nucleïnezuren
Organische macromodules opbouwen / afbreken
- Elk type organisch molecuul in cellen is samengesteld uit
subeenheden
- Wanneer een cel een macromolecuul construeert (=
molecuul dat veel subeenheden bevat) gebruikt het een
dehydratatiereactie (soort van synthesereactie)
o = molecule H wordt afgesplitst waardoor de 2
subunits gaan binden. Zo worden er lange ketens van grote
molecules gevormd.
o Reactie wordt ondersteunt dmv enzymen (= katalysatoren vd
reactie)
- Belangrijkste algemene reactie = hydrolisereactie
o = molecule H toevoegen waardoor de grote macromoleculen
gebroken / losgekoppeld worden van elkaar
3
2021-2022 Biologie en ziekteleer Sanne Van der Spiegel
, Macromolecules: 4 soorten (koolhydraten, lipiden, eiwitten, en nucleïnezuren)
2.3. KOOLHYDRATEN / CARBOHYDRATES
Leerdoelen:
(1) Vat de chemische basiseigenschappen van een koolhydraat samen.
(2) Noem de rol van koolhydraten in de menselijke fysiologie.
(3) Vergelijk de structuren van eenvoudig en complexe koolhydraten.
(4) Leg het belang van vezels in voeding uit.
Koolhydraten
- Universeel gebruikt als energiebron voor levende organismen (inclusief de mens)
- Moleculen voor de opslag van energie op korte termijn
- Bestaat uit C, H en O atomen
H & O atomen als 2:1-verhouding, nl. H2O
Eenvoudige koolhydraten/suikers
Koolstofringen met meerdere hydroxylgroepjes (3 tot 7)
- Monosaccharide = 1 koolstofring zoals in glucose (wordt door de cellen gebruikt voor snelle energie)
Fructose (wordt teruggevonden in fruit)
Galactose (wordt teruggevonden in melk)
- Disacharide = 2 koolstofringen zoals in maltose
Sucrose (glucose x fructose = ‘tafelsuiker’)
Lactose (glucose x galactose = teruggevonden in melkproducten)
Complexe koolhydraten
= Polysachariden gemaakt van vele koolstofringen lange ketens van
glucose
- Glycogeen is opslagvorm van glucose bij dieren
Meer vertakte structuur dan starch
In granules opgeslagen tot nodig
Bij levercellen gecontroleerd door hormonen
- Zetmeel/starch is opslagvorm van glucose in planten
Vertakte of onvertakte structuur
- Cellulose (ook fiber / vezel) in plantaardige celwanden
Onmogelijk verteren dmv koppeling DUS door
spijsverteringskanaal als vezels
Spelen belangrijke rol bij de gezondheid van het
spijsverteringsstelsel
4
2021-2022 Biologie en ziekteleer Sanne Van der Spiegel