MEMBRANEN, MEMBRAANTRANSPORT EN
DNA
functies plasma of celmembraan
1. Fysieke/ buitenste grens van de cel: grens met de buitenwereld/
extracellulaire wereld
2. Uitwisseling met de omgeving: in (O 2 en voedingsstoff en) en uit
(afbraakproducten en klierproducten) ( zweet, melk, slijm, gal, urine, …)
3. Gevoeligheid voor de omgeving/ receptorfunctie (pijnreactie bij warmte)
4. Structurele stevigheid (bot en kraakbeen)
Moleculaire structuur van het plasmamembraan
3 basisbestandsdelen
Vetten/ lipiden: hydrofiele en hydrofobe zijde grens van de cel biedt
structuur
Eiwitten/ proteïnen: gevoeligheid van de omgeving en uitwisseling met de
omgeving en structurele stabiliteit
Suikers/ koolhydraten: maken deel uit van het herkenningssysteem samen
met de eiwitten
Dikte: 6-10 nanometer = 1 miljoenste van een mm
Plasmamembraan bestaat ui fosfolipiden = dubbellaag zowel hydrofiel
(kop) als hydrofoob (staart) karakter.
Celmembraan grens tussen intra- en extracellulair
Structuur lipiden
Vetten: bevatten koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O), en kunnen
hoeveelheden fosfor (P), stikstof (N) of zwavel (S) bevatten
1
, Essentiële bouwstof van alle levende cellen omdat ze de basis vormen van
de structuur van elk celmembraan
Man = 12-18%, vrouw = 18-24%
Types: vetzuren, vetten, steroïden, fosfolipiden
Vetzuren
Lange ketens van koolstofmoleculen C , waaraan H-atomen gebonden zijn,
die eindigen op carbonzuurgroep (COOH)
Functie: energiebron
2 types
o Verzadigde vetzuren: enkelvoudige binding (recht), minder gezond
o Onverzadigde vetzuren: dubbele binding (knik), gezonder
Vetten
Vetzuren gebonden aan glycerol = trilglyceriden
Functie: energiebron, energieopslag, isolatie, bescherming organen
2 types
o Verzadigde vetzuren
o Onverzadigde vetzuren
Steroïden
Grote vetmoleculen die uit 4 verbonden ringen van koolstofatomen bestaan
(cholesterol, testosteron)
Fosfolipiden
Bestaan uit glycerol en 2 vetzuren, een fosfaatgroep en een niet-lipide
groep
Belangrijste onderdeel van het celmembraan
Algemene functie eiwitten
Bestaan uit lange ketens van aminozuren
Meest voorkomende bestanddeel van het menselijke lichaam
Functies
1. Stevigheid (pezen-collageen)
2. Beweging (spierweefsel)
3. Transport (albumine)
4. Buff ering (PH-waarde)
5. Regilering stofwisseling (enzymen)
6. Coördinatie en regeling (neurotransmitters-hormonen)
7. Verdediging (huid, haar, antistoff en)
Functie membraaneiwitten
1. Receptor (insuline en glucagon)
2. Kanaal (spiersametrekking)
3. Drager (van glucose, Na+, K+)
4. Enzyme (vertering)
5. Verankering (naar intern of extern)
6. Herkenning (belangrijke rol in immuniteit)
2