,
, Eclecticisme en neostijlen (deel 1)
Politieke context 19e eeuw
west-Europa in ontwikkeling
->kolonisatie: ontstaan van wereldmachten en superioriteit van de blanke man.
-blijven/aanhouden van de burgerij
->het ancien régime (standenmaatschappij) definitief voorbij
‘la bourgeoisie’: liberalisme = vrijheid -> particulier (= individuele burger) winstbejag
-ontstaan van het proletariaat
arbeidsklasse: socialisme = gelijkheid
-vroegere ongelijkheid tussen adel en burgerij verschuift naar ongelijkheid tussen burgerij en arbeiders
->uitbuiting van arbeiders door burgerij leidt tot sociale kwestie
-1893 algemeen meervoudig stemrecht voor burgerij (stemmen als men genoeg geld heeft)
1918 algemeen enkelvoudig stemplicht voor mannen (geld niet meer van belang)
1948 vrouwen stemrecht
Economische context 19e eeuw
Industriële revolutie (°1750 – 1850)
-groot-Brittannië en snel rest van Europa
-ambachten en kleinschalige werkplaatsen verdwijnen + vervangen door grote fabrieken (loon voor werk)
-daling prijs producten, meer verkoop, meer winst
-gevolg: opsplitsing wonen en werken
-rationalisering van arbeidsprocessen: Taylorisme -> verschillende mensen specialiseren zich in het maken van
een bepaald deel van het product: geeft weinig voldoening
-ontwikkeling van ‘producten’ (ervoor bleven ze producten gebruiken tot ze kapot waren)
-vrije markt handel
-kolonisatie en imperialisme: wereldwijde handelsbetrekkingen en geleidelijke uitbreiding over het continent –
gevolg: exotisme
-burgerij vergroot haar rijkdom en macht (op economisch vlak)
Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations
Feest van de moderniteit en uitvindingen op de wereldexpo’s: eerste in Londen 1851, 1853 New York, 1855
Parijs, 1873 Wenen, … → het tonen van rijkdom
-albert = organisator, grote impact op modernisme
-nieuwe industriële innovaties, interieurs
-geen architect, wel een tuinier = Joseph paxton
(ontwerp uit observatie van waterlellies -> heeft veel draagkracht, grote hoofdnerf opgesplitst in zij-nerven)
-stalen skelet structuur, die snel in en uit elkaar gezet kon worden
-opgezette dieren, inwoners ‘geïmporteerd’ , soms replica’s en soms oorspronkelijke beelden
-dia 10: Perzische tent
-dia 12: meest bezochte zaal, zaal met machines (innovatie was progressief en positief)
-dia 13: slechte arbeidsomstandigheden
-> urbanisatie: (vluchten naar stad) onaanvaardbare woningen op platteland
-geen aandacht voor hygiëne en veiligheid
-schoorsteen symbool voor economische macht
-!Friedrich Engels -> boek over arbeiders strijd
=> klaagt verschrikkelijke omstandigheden aan (heeft lont in brand gestoken voor arbeidersbeweging)
!Das Kapital -> Karl Marx
=> rijke burgerij tov arme burgers die geen bevrediging hebben door repetitieve productie
-uitscheuring in gezin (mannen werkten langer)
-> sociologische effecten: vaders nemen niet meer deel aan dagelijkse opvoeding en eigen gevoelsleven
, veranderd (19e eeuw: algemeen gebrek aan verbinding met gezin = reden voor extreem alcohol misbruik)
-> 1914: kinderarbeid afgeschaft (leerplicht)
->ook in burgerklasse gescheiden sferen: vrouwen niet naar unief, geen eigendom verwerven, geen erfrecht,
werk man is belangrijkste
Sociale context 19e eeuw
-Burgerij versus aristocratie (= regeringsvorm, heerschappij in handen van de rijkste van de samenleving)
-Arbeidersklasse versus burgerij:
lage lonen, urbanisatie, sloppenwijken, rug aan rug huizenbouw
->kritiek op de moderne wereld van oa. AW Pugin ‘Contrasts’
-Vrouwen versus mannen
opkomst van ‘suffragettes’ (=persoon die strijd voor vrouwenrechten en vrouwenkiesrecht), aanvang van het
feminisme (emily en christa hebben gestreden voor deze rechten)
Wetenschap en filosofie
Enorme ontwikkelingen gebaseerd op positivisme en rationalisme
-evolutietheorie van Darwin (1809 -1882) en Alfred Russel Wallace (1823-1913): principes als natuurlijke
selectie en het omschrijven van natuurwetten
-belangrijke ontdekkingen: dinosaurussen 1810: opgegraven en beschreven, ondersteunt Darwins theorie
( >< creationisme en verzet van paus en kerk).
-uitvindingen: gloeilamp Edison (1878), het Portlandcement Joseph Aspdin (1824), Telefoon Alexander Bell
(1876), Auto Carl Benz (1884), George Cayley Rupsband (1824), William Murdoch Gasverlichting (1790), Elisha
Otis Personenlift (mechanisch) (1852), Frederick Walton Linoleum (1863).
-ontwikkelingen psychologie en geneeskunde: psychoanalyse van Freud en Carl Jung, vaccin van Pasteur,
opkomst kuuroorden (welbevinden woning koppelen aan welbevinden van de mens)
-ontwikkelingen de filosofie: Arthur Schopenhauer, Hegel & Kant, Friedrich Wilhelm Nietzsche (1844 – 1900).
Kunst
-vruchtbare periode: ontwikkelingen van kunsten: Realisme, Impressionisme, Pointillisme, Kubisme,
Symbolisme (ontwikkelen zich op zeer korte tijd en wisselen elkaar af)
-!Salons de Paris promoten nog steeds de academische kunsten >< ontstaan van kunstenaarskolonies zoals
deze van Barbizon (kunstenaars richten alternatieve op, broeinest nieuwe progressieve ideeën)
-> ook mensen die zich hier tegen keren en zich terug keren naar de natuur
-de kunstenaarsgroepen zoeken en vinden andere fora om hun kunst ten toon te stellen
Dia 18-25 : niet op examen
Literatuur
-algemeen: ontstaan en volwaardig worden van de roman als literatuurvorm
-de vrouw een grotere rol in romans, dieper uitgewerkt personage
-vrouwen als auteurs: Georges Sand, Jane Austen, de gezusters Brönte
-verschillende vormen romans: oa. de historische romans zoals Ivanhoe van W.Scott
-Jane Austen: interieur is niet enkel tastbare, breakfast room beschreven…
-Charles Dickens: leven in Victoriaans tijdperk en IR
-Oscar Wilde: rol in esthetische en decadente beweging, voorvechter ‘kunst om de kunst’
-Virginia Woolf: schrijfster & feminist, stelt patriarchale systeem in vraag waar mannen meer vrijheden hebben
Thema 1: de ideologie van de twee sferen & dubbele moraal
-19e eeuw gekenmerkt door de burgerlijke ideologie van de twee sferen
-mannen en vrouwen van nature verschillend, andere geaardheid , functioneren en gedragen zich op
verschillende wijze.
-dit verschil bepaalt de plekken/plaatsen waar zij zich bewegen, toegang toe krijgen en waar zij vertoeven:
-> domein van de man = publieke sfeer