Biologische psychologie
Manou
Moyson
,H1: Waarom biologische psychologie?
Er is een heel grote verbondenheid tussen lichaam en geest.
1. Verbondenheid lichaam en psyche
• Aan ene kant: het lichaam, materie, fysieke, biologische processen
• Andere kant: psyche= perceptie, geest, gedachten, gevoel, dromen, bewustzijn, zelf, ervaring
• Twee stellingen:
o U heeft een lichaam: lichaam en psyche vallen niet samen
->het is vroeg of laat gedaan met het lichaam
o Ik ben een lichaam: geest en lichaam vallen wel samen
->lichaam en psyche vergaan samen
• Je kan op verschillende manieren aantonen dat ingrijpen op je lichaam, ook verandering teweegbrengt
aan iets van je psyche
o Vb: Schade aan welbepaalde delen van de hersenen kan je persoonlijkheid ingrijpend veranderen,
vb. leiden tot ontremd gedrag (hypersexualiteit), of je apathisch doen reageren (vb. op pijn).De
psychische effecten van hersenschade hangen op systematische wijze samen met o.m. de locus.
• Utilitair dilemma: vijf mensenlevens redden of één?
o Wetenschappelijk onderzocht dat een magneet boven je hoofd utilitaire responsen gaan maken in
morele dilemma’s
o Toont weeral invloed van lichaam op psyche
• Visuele inbeelding die door computer obv hersenactiviteit zichtbaar w gemaakt
o Heel groot verband tussen activiteit vd hersenen en wat we zien
o Mentale activiteit van visuele perceptie is weerspiegelt in redelijk één op één achtige manier in
onze hersenactiviteit
o Suggereert een heel intiem verband tussen materieel proces aan ene kant (lichaam) en visuele
inbeelding aan andere kant (psyche).
• Heeft u een lichaam of bent u een lichaam
o Vele wetenschappers/filosofen: u bent een lichaam = monisme
o Monisme: Geest en lichaam zijn zelfde ding, vallen samen
1.2 Verbondenheid binnen het organisme
• Verwevenheid binnen dat lichaam
o tussen allerlei subsystemen vh lichaam
(hormonaal-, spijsvertering-, cardiovasculair-, neuraal stelsel)
o en gedrag
• Specifiek voor het zenuwstelsel:
o Verbondenheid is het woord dat zs omschrijft
o Alles is verbonden binnen en met het zenuwstelsel
,• Hubel & Wiesel: hoofd van katten vast gemaakt en lieten visuele stimuli zien om te kijken hoe de
hersenen daarop reageren
o Men kon hier zien hoe een individuele cel reageerde op visuele stimulus
(cel die vuurt= cel die hard actief is)
o Links aanbieding stimulus en rechts hoe snel dat dat hersencel vuurt
o Onderzoekers vonden bij een neuron in die visuele cortex
- Horizontaal: hersencel reageert nier
- Verticaal: hersencel vuurt hevig
- Alle tussen stimuli: veroorzaakte in die hersencel een niveau van
activiteit tussenin
o Dit neuron
- Ziet geen oriëntatie
- Kan dit patroon enkel vertonen als onderdeel van een netwerk
1.3 Verbondenheid tussen organisme en omgeving
• Biologie
o Organisme is open systeem: lichaam wisselt constant materie en energie uit met de omgeving
o Omgeving is veranderlijk (plaats en tijd)
o Verstrekkende, verklarende kracht van evolutietheorie
o Gedragneurowetenschappen vs biologische psychologie: biopsy bredere term
1.4 Concreet, waarom biologische psychologie
• Fundementale kaders en perspectief ook handig voor andere domeinen:
ontw psychologie, cogn psychologie, klinische psychologie, recht, ethiek
• Nog belangrijker voor bep specialisaties: klinische neuropsychologie
• Belang in diagnostiek en interventies
• Multidisciplinair werk
• Studie waarmee je heel veel kritiek kan geven
H2: Evolutie en gedragsgenetica
1. Evolutie
1.1 Definiëring perspectief
• Grondvoorwaarden natuurlijke selectie
1) Overerving: er zijn overerfbare eigenschappen
2) Variatie: er bestaat variabiliteit in deze eigenschappen (via mutatie)
3) Selectie: sommige v deze eigenschappen hangen in een bep context samen met groter reproductief
proces
• Selectie
o Niet “survival of the fittest”, beter is ‘natuurlijke selectie’: eigenschap dat in context geassocieerd
wordt als beste
o Verwantschapselectie:
- Proberen zoveel mogelijk eigen genene door te geven
- Geen selectie van individuen maar van genen
- Belangrijke psychologische implicaties: herkennen van verwanten, psychologie van altruïsme
o Seksuele selectie:
- Genen die zorgen voor groter reproductief succes ookal gaan die jou objectief in gevaar brengen
, Bv: pauw zijn staart is impressionant voor vrouwtjes te lokken maar opvallend om dan als prooi
te vallen
• Psychologische relevantie
o Indien psychische kenmerken ook geworteld zijn in ons lichaam (die opgebouwd zijn volgens
genetisch grondplan): is er ook een erfelijke invloed op die kenmerken
- Vb: groote brein is erfelijk bepaald en grootte brein correleert met IQ
o Erfelijke invloed kan lopen via “banale” fysieke eigenschappen
- Vb: verband extraversie en lichaamslengte/attractiviteit
Mensen gaan gemakkelijk aan de kant voor een persoon die groot is, en die grote persoon heeft
dan ook de neiging de ruimte in te nemen die mensen hem geven, waardoor extraversie in de
hand wordt gewerkt.
Hetzelfde voor attractiviteit
o Leer van overerfbaarheid van gedrag = gedragsgenetica
1.2 Homo sapiens sapiens
• Schattingen van gedeeld DNA:
+/- 98,8% gedeeld met chimpansee: ongeveer 35milj versch basenparen in elke cel
+/- 99,7% gedeeld met neanderthaler
+/- 99,9% gedeeld met willekeurige andere mens
• Ontstaan terug gevoerd +/- 100.000j geleden, Oost-Afrika
• Geruime tijd overlap met andere soorten
Vb: Neanderthaler +/- 40.000j geleden uitgestorven
+/- 1-4% van ons DNA geschat van Neanderthaler oorsprong
• Migratie in verschillende fasen
• Kenmerken
o Tweevoeter: overzicht tijdens trekken, handen vrij dus voor transport en tuigen, versmald
geboortekanaal
o Groot/exeptioneel brein
• Exceptioneel brein
o Niet absoluut grootste massa
Vb: potvis 9kilo en mens 1-4kilo, ook niet meeste neuronen want olifant 3 keer zoveel
o Niet grootste relatieve massa tov lichaamsgewicht
Vb: spitsmuis 3,3% vs mens 2%