Hoofdstuk 3: De celstructuur- en functie
Uit welke grote onderdelen bestaat een cel? (celmembraan, cytoplasma, cytosol, organellen, celkern)
Plasmamembraan / celmembraan : membraan om de cel, scheidt de celinhoud (cytoplasma) van zijn waterige omgeving.
Cytoplasma : woord voor inhoud cel behalve celkern, bestaat uit cytosol (intracellulaire vloeistof), en structuren (organellen).
Organellen bevinden zich in cytosol en vervullen specifieke functies.
Celkern is regelcentrum cel (grootste organel), bevat het DNA van de cel.
Bespreek de bouw van een celmembraan + uit welke moleculen bestaat een celmembraan / plasmamembraan2:
- Lipiden (vetten)
- Proteïnen (eiwitten)
- Koolhydraten (suikers)
Welke functies hebben lipiden – eiwitten – koolhydraten in de celmembraan?
Lipiden:
De vetmoleculen vormen fosfolipide dubbellaag : fosfolipiden liggen in twee afzonderlijke lagen
- Hydrofiele koppen aan de buitenzijde (oplosbaar in water)
- Hydrofobe staarten aan de binnenzijde (onoplosbaar in water)
Werkt als een selectieve fysieke barrière: plasmamembraan isoleert cytoplasma van de omringende extracellulaire vloeistof.
Eiwitten: membraaneiwitten kunnen functioneren als receptoren, kanalen, dragerstoffen, of voor verankering of herkenning.
Koolhydraten:
- smeermiddel (door bloed), kleefmiddel voor de cel (door vacuüm)
- weken als receptor voor extracellulaire verbinding
- maken deel uit van herkenningssysteem dat voorkomt dat het immuunsysteem lichaamseigen cellen en weefsels aanvalt.
2
scheidt cel van uitwendige milieu en vervult verschillende F (fysieke isolatie, reguleren uitwisseling van stoffen omgeving van cel,
gevoeligheid en stevigheid)
, 3.2 Transportmechanismen doorheen het celmembraan (en drijvende kracht aangeven) + schematisch overzicht
Celmembranen zijn selectief doorlaatbaar.
1. Diffusie
- Proces: verplaatsing opgeloste stoffen hoge concentratie naar lage concentratie (weinig botsingen, tot concentratieverschil = 0)
- Beïnvloeden transportsnelheid (drijvende kracht): concentratieverschil, omvang moleculen, elektrische lading..
- Bij lichaamsvloeistoffen belangrijk: plaatselijke concentratieverschillen worden opgegeven
- Stoffen getransporteerd: kleine anorganische ionen, meeste gassen, in vet oplosbare stoffen
- Passief proces
2. Osmose
- Proces: verplaatsing van watermoleculen door semipermeabele membraan in de richting van hoogste concentratie opgeloste stoffen.
Kracht die verplaatste watermassa uitoefent : osmotische druk.
- Beïnvloeden transportsnelheid: concentratieverschil (hoe groter verschil, hoe meer water aangetrokken wordt)
Kan worden tegengegaan door volumeverandering tegen te gaan: osmotische druk tweede oplossing gelijk aan hydrostatische druk die nodig
is om osmotische stroming tegen te gaan.
- Stoffen getransporteerd: water (opgeloste stoffen kunnen niet door wand)
- = Passief proces