Geen dwarsstreping: gladde spier Dwarsgestreepte spieren: skeletspier
Tragere contractie Snelle contractie
Actine en myosine filamenten, maar de filamenten Actine en myosine filamenten
zijn niet georganiseerd in sacromere, maar aan dense
bodies..Myofilamenten zijn langer dan bij
skeletspieren.
Contractiekracht over grote lengte Kracht over een gelimiteerde lengte
Onbewust: activiteit geregeld door het autonome Contractie staat onder willekeurige nerveuze controle
zenuwstelsel, hormonen, lokale mediatoren,
uitrekking
Individuele spiervezels zijn wel met elkaar verbonden Individuele spiervezels zijn niet elektrisch met elkaar
via elektrische synapsen via gap junctions → hierdoor verbonden → iedere cel moet dus de zenuwimpuls
simultane contractie van naast elkaar liggende krijgen om te contraheren. Elke skeletvezel is apart
spiercellen. De contractiekracht kan hierdoor niet bezenuwd. Hierdoor kan de concentratiekracht
geregeld worden. geregeld worden.
Spiervezels zijn in serie gerangschikt: simultane Spiervezels zijn parallel gerangschikt: aparte
beweging (soms ook daarbij parallel in holle organen) bezenuwing
Komen meestal voor in de wanden van holle organen Bevestigd aan beenderen via pezen
Een spiercel die wordt uitgerokken heeft de neiging De spieren zijn zo bevestigd dat de contractie van de
om terug te contraheren. Dus het behoud zijn ene groep leidt tot het strekken van de andere.
contractiekracht wanneer het is opgerokken. Wanneer een skeletspier volledig is opgerokken,
behoud het niet zijn contractiekracht.
Anatgonist is afwezig.
Agonisten= spieren die eenzelfde actie verrichten
Antagonisten= werken het gewricht in tegengestelde
richting.
Kunnen gevormd worden gedurende het latere leven Kunnen niet gevormd worden gedurende het latere
leven
Geen T-tubuli aanwezig, SER slecht ontwikkeld. Er is T-tubuli aanwezig
een ander systeem om [Ca2+] in bloed te krijgen.
Bereiken langzamer maximale contractiekracht Behalen sneller maximale contractiekracht
Vermoeien niet snel Vermoeien snel
Ontvangen [Ca2+] uit bloed Ontvangen [Ca2+] vanuit SER
Somatisch motor zenuwstelsel Autonoom zenuwstelsel
WILLEKEURIGE controle NIET WILLEKEURIGE controle
Bezenuwd skeletspieren Bezenuwd gladde spieren, hart en klieren
1 zenuwvezel tussen CZS en spiercel 2 zenuwvezels, synaptisch verbonden, tussen CZS en
doelcellen.
Werkt steeds stimulerend op de spiercel Kan stimulerend of inhiberend werken op de kliercel
Controleert lichaamsbeweging Controleert het inwendig milieu van het lichaam en
mobiliseert lichaamsreserves bij stress.
,Autonoom zenuwstelsel bestaat uit 2 delen:
- sympatisch: verbetert lichaamsprestaties, wordt geactiveerd in periode van actie/stress situaties.
- parasympatisch zenuwstelsel: meest actief wanneer het lichaam in rust is; stimuleert bv. Vertering
SKELETSPIER:
Spiercellen ontwikkelen kracht door contractie (samentrekking). OOK wordt de term contractie gebruikt voor
krachtontwikkeling waarbij geen verkorting optreedt (omhoog tillen/dienblad → fysica).
Spieren zijn zo georganiseerd dat er maximale motiliteit ontstaat= zo opgehangen dat ze maximaal kunnen
contraheren.
Skeletspieren zijn niet in staat om in u itgerekte toestand terug te Dat contractie van de ene groep leidt tot het
strekken van de andere groep is zeer belangrijk, want spieren zijn niet in staat om uit zichzelf actief te kunnen
strekken. De werking van de antagonisten laat toe dat spieren naar hun oorspronkelijke lengte kunnen
terugkeren.
Skeletspiercellen ontstaat uit fusie van embryonale myoblasten (hierdoor zijn meerdere kernen aanwezig). Na
de geboorte wordt geen spierweefsel meer gevormd. spierweefsel wordt bij een scheur vervangen door
bindweefsel.
Groei bij jonge dieren wordt gerealiseerd door omvangvergroting van de reeds aanwezige vezels: het aantal
vezels neemt dus niet toe.
STRUCTUUR VAN SPIERVEZEL
Iedere spiervezel is omgeven door een dunne wand bindweefsel. Iedere individuele spiervezel is verbonden
met de pees via collageenvezels. Iedere krachtontwikkeling in elke afzonderlijke spiervezel geeft een
minuscule tractie op de pees. Ook wordt iedere spiervezel omgeven door een netwerk van capillairen.
In een spiervezel zitten myofibrillen (80% van de spiervezelmassa). De myofibrillen bevatten de myofilamenten
actine en myosine (actine en myosine zijn microfilamenten (=cytoskelet). Bij contractie glijden de
microfilamenten over elkaar.
Een spiervezel verdikt door de toename van het aantal myofibrillen
(de diameter kan dus veranderen).
Een spiervezel verlengt door toenam van het aantal sarcomeren. De
myofilamenten zijn georganiseerd in sacromeren → hierdoor is
dwarsstreping zichtbaar.
1 sarcomeer loopt van Z-lijn tot Z-lijn.
I-band: enkel actinefilamenten
A-band: actine + myosine filamenten (=midden sacromeer)
H-band: enkel myosine filamenten (=midden A-band)
Z-lijn: aanhechting actinefilamenten
M-lijn: bevat eiwitten die de myosinefilamenten op hun plaats houden (= midden van H-band).
,T-tubuli= het zijn invaginaties van het sarcolemma, waardoor depolarisaties aan het oppervlak van het
membraan sneller doorgegeven kunnen worden naar het binnenste van de cel.
Het endoplasmatisch reticulum van een spiervezel noemen we het
sarcoplasmatisch reticulum. De T-tubuli en het sarcoplasmatisch
reticulum zijn nauw met elkaar verbonden door de triade.
CONTRACTIE -MECHANISMEN
Myosinekoppen zullen herhaaldelijk aan actinefilamenten binden zolang
er genoeg ATP en CALCIUM is. De calcium is niet constant ter
beschikking, want dan zou er een constante contractie zijn.
Wanneer een spier verkort, verkorten de myofilamenten niet → actine
en myosine GLIJDEN over elkaar, waardoor ze overlappen (overlappende deel neemt toe)→ de sarcomeren
verkorten daardoor. Bij volledige strekking is de overlap tussen de actine en myosine filamenten minimaal.
- Actine en myosine veranderen NIET van vorm, maar glijden over elkaar
Over elkaar schuif mechanisme: door buiging van de myosinekoppen naar het midden van de myosine
filamenten toe, nadat die heeft gebonden aan actine. Dit mechanisme leidt tot een actieve verkorting van de
sacromeren= concentrische contractie (naar het midden toe omdat de actine naar het midden van myosine
wordt getrokken). De spiervezel verlengt niet op actieve manier!
Stelling: ‘’ een spier verkort, omdat de microfilamenten verkorten’’ → deze stelling is fout want, de
microfilamenten worden niet korter, maar schuiven over elkaar heen bij contractie. Bij ontspanning overlappen
ze weer minder en is de overlapping gelimiteerd.
Er is een ideale spierlengte waarbij de spiercontractie optimaal is: dit is de spierlengte waarbij de
myosinekoppen de actine gemakkelijk over zich heen kan trekken.
Naast actinebindingsplaatsen hebben myosinekoppen ook een ATP bindingplaats, die bovendien dienst doet
als ATP’ase (zet ATP om tot ADP en Pi dus zet energie vrij voor de conctractie). → iedere binding tussen een
myosine kop en actinefilament heeft ATP nodig.
Wanneer de myosinekoppen een nieuwe ATP molecule binden, lossen ze actine en start het proces opnieuw.
Wanneer [Ca2+]cytosol laag is kan myosine NIET binden aan actine.
bij strekgevoelige spiervezels ontstaat door de normale activatie van actine-myosine bij strekking, een kracht
die strekking van de spier tegengaat = actieve krachtontwikkeling in spier die gestrekt wordt= excentrische
contractie.
In een gerelaxeerde spiervezel is de calcium concentratie laag, waardoor de bindingsplaatsen voor actine en
myosine bezet zijn door tropomyosine (myosine kan NIET binden aan actine). De actine en myosine schuiven
nu langs elkaar heen.
Tropomyosine = regulerend eiwit. Het is gelokaliseerd in rijden langsheen beide kettingen van actine
moleculen. Één tropomyosine molecuul blokkeert 7 myosine bindingsplaatsen op actine.
Op tropomyosine zit een complex van andere regulerende eiwitten: troponine. Het heeft verschillende
bindingsplaatsen voor Ca2+. Wanneer troponine en calcium binden ontstaat een conformatieverandering
waardoor tropomyosine zich verlegt en de bindingsplaatsen voor myosine koppen vrijkomen. Nu kan de
contractie op gang komen. [Ca2+]cytosol is dan ook de sleutelfactor in de controle van contractie.
- Wanneer een koe niet kan opstaan is de [Ca2+] laag, hierdoor komen de bindingsplaatsen tussen
actine en myosine niet vrij, omdat het actine bedekt is met tropomyosine. Het tekort komt veel voor bij
hoogproductieve melkkoeien.
Het sacroplasmatisch reticulum bevat grote hoeveelheden Ca2+. Het ligt als het ware gestockeerd. Het SER
staat in nauwe verbinding met de T-tubuli. In het membraan van het SER vinden we specifieke Ca2+ kanalen=
ryanodine receptor. De meeste van deze receptoren zijn direct gekoppeld aan de kanaalproteïnen in de T-
tubuli membranen.
, Een eiwit in het membraan van de T-tubuli heeft een binnenzijde is in rust die negatief is tov de buitenzijde.
Het AP zorgt er voor dat er een omkering van de membraanpotentiaal plaatsvind. De ryanodine receptor wordt
aangetrokken door de negatieve lading en zal bij de depolarisatie openen, waardoor Ca2+ vanuit het SER het
cytoplasma kan indringen. DIT vrijgekomen calcium kan op zijn beurt ryanodine receptoren openen die NIET
verbonden zijn met het SER.
- Dit is een mechanisme dat geld voor dwarsgestreepte spieren. Gladde spieren verkrijgen calcium
vanuit het interstitium en het hart ontvangt calcium uit SER EN interstitium.
Wanneer de AP is uitgedoofd stopt de release van calcium uit het SER. Het SER bevat ionenpompen die calcium
vanuit het cytoplasma opnieuw naar binnen pompen. Indien er geen ATP is kan geen calcium terug naar SER
gepompt worden
- medicatie kan inwerken op deze pompen of ionenkanalen
bij de geboorte is iedere spiervezel geïnnerveerd door één motorneuron. 1 motorneuron vormt wel connecties
met meerdere spiervezels. Hoe minder spiervezels het aanstuurt, des te nauwkeuriger is de aansturing. Een
spier is de som van vele motorische eenheden.
Motorische eenheid= 1 motorneuron + alle geïnnerveerde spiervezels.
Een spier heeft vele motorische eenheden van verschillende omvang. Kleine motorische eenheden maken
fijne/precieze bewegingen mogelijk. Grote motorische eenheden komen voor in spieren waar veel kracht
wordt ontwikkeld.
Wat gebeurt er nu precies bij een spiercontractie?!!!!
De zenuwAP wordt via een motorische zenuwcel geleid naar een synaps met een spiercel → Deze AP leidt tot
een depolarisatie van het zenuwuiteinde en opent zijn stroomgevoelige Ca2+ kanalen → Calcium gaat naar
binnen → de [Ca2+]cytosol stijging leidt tot exocytosis van acetylcholine vesikels uit de synaps → acetylcholine
diffundeert door de spleet en hecht op receptoren van het sacrolemma (=post-synaptisch membraan) → Na+
kanalen openen, waardoor Na+ de spiercel indringt → deze depolarisatie wordt doorgezet tot aan de triade
van de T-tubuli → hier openen nu de Ca2+ kanalen in het SER → Ca2+ vloeit in cytosol en bindt op troponine →
hierdoor ontstaat een conformatiewijziging waardoor tropomyosine zich verlegt van plaats → bindingsplaatsen
tussen actine en myosine komen vrij → myosine bindt op actine filamenten → myosine koppen plooien →
actinefilamenten glijden over myosine filamenten → ATP bindt aan myosinekoppen → binding met actine
wordt verbroken → ATP wordt gehydolyseerd en de energie wordt getransfereerd op de myosinekoppen →
koppen strekken zich en zijn cocked
- al deze stappen herhalen zich, zolang Ca2+ gebonden is aan troponine en de spiervezel contraheert.
Ionenpompen pompen Ca2+ vanuit het cytosol terug in het SER → Ca2+ dissocieert van troponine →
Tropomyosine legt zich terug en verhindert dat de myosinekoppen aan actine kunnen binden → spiervezel
relaxeert.
MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN
Isometrische contractie= zelfde lengte = zonder beweging (behoud van lichaamshouding)
Isotonische contractie = zelfde spanning = met beweging (beweging van de ledematen)
Wanneer het dier begint te duwen neemt het tijd in voordat er genoeg kracht is ontwikkeld om het object in
beweging te zetten.
- Bij spieractiviteit is er altijd eerst isometrische contractie en daarna isotonische contractie.
- Bij een licht voorwerp is de isometrische contractie klein, omdat bijna geen krach geleverd moet
worden om het voorwerp in beweging te zetten.
Tijdens isometrische contractie zullen de sacromeren lichtjes INKORTEN. Deze verkorting wordt opgevangen
door elastische componenten, waardoor de spier even lang blijft (dus: elastisch component rekt uit zodat spier
even lang blijft).
Bij isotonische contractie verkort de spier nog meer dan bij isometrische contractie. De verkorting kan niet
opgevangen worden door de elastische componenten, waardoor het gewicht wordt verplaatst.
Stelling: ‘wat is het verschil tussen een spier en een sacromeer’.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anneswa. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.