Gedetailleerde samenvatting van de gehele lesbrief. De samenvatting bevat daarnaast veel voorbeelden uit de praktijk samen met rekenvoorbeelden. Perfect om je voor te bereiden op toetsen en examens. Veel succes en natuurlijk veel plezier!
Hoofdstuk 1: Een wereld van verschillen
1.1 Internationale verschillen
Begrippen:
Armoedegrens: bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven
Deviezen (vreemde valuta): buitenlandse munten en internationale betaalmiddelen
Human development index (HDI): welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt
gehouden met het opleidingsniveau van de bevolking en met de gezondheidszorg
Internationaal Monetair Fonds (IMF). instelling die landen helpt met een tekort aan deviezen
Koopkrachtpariteit; theoretische wisselkoers die rekening houdt met het verschil in
prijsniveaus tussen landen
OESO: internationaal orgaan voor overleg en samenwerking op sociaaleconomisch terrein
Wereldbank: instelling die leningen verstrekt tegen zachte voorwaarden aan
ontwikkelingslanden
De wereldeconomie kent enorme verschuivingen. Landen als Brazilië, Rusland, India en
China (BRIC landen) hebben spectaculaire groeipercentages en ook Indonesië, Turkije en
Mexico zijn sterk in opkomst. Op de ranglijst van het bruto binnenlands product (bbp)
verdringen zij op den duur de traditionele industrielanden uit West Europa en de VS,
Australië en Japan.
Het inkomen of bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking is een
welvaartsindicator voor de welvaart in een bepaald land. Hoe hoger het bbp per hoofd van
bevolking, hoe welvarender de mensen in dat land worden geacht.
● MAAR: In sommige landen verdient de elite gigantisch veel, terwijl de overgrote
meerderheid een inkomen verdient rond de armoedegrens. Ook wordt bij de
berekening van het bbp de informele economie niet meegerekend.
○ Andere welvaartsmaatstaven zijn de koopkracht, Human Development
Index (HDI), en de lorenzcurve
■ Koopkrachtpariteit voorbeeld:
● Als een standaardpakket in de VS $ 1.000 kost en een
vergelijkbaar pakket in Burundi BIF 500.000, dan is de
koopkrachtpariteit $ 1 = BIF 500..000 = 500
■ De lorenzcurven van landen verschillen omdat de inkomensverdeling
niet hetzelfde is. Zelfs als de primaire inkomensverdeling hetzelfde is,
kan de secundaire inkomensverdeling anders zijn. Mogelijke oorzaken
zijn:
● Minimumloon
● Sociale verzekeringen
● Progressief belastingstelsel
,Hoofdstuk 2: Het internationale economische verkeer
2.1 Internationaal verkeer van goederen, diensten en kapitaal
Begrippen:
Arbeidsverdeling (= arbeidsdeling): splitsen van het productieproces in kleinere
onderdelen/deeltaken waardoor de arbeidsproductiviteit kan worden vergroot
Goederenverkeer: handel in producten naar het buitenland of binnenland
Invoer (= import): kopen van goederen en diensten in het buitenland
Uitvoer (= export): verkopen van goederen (of diensten) aan het buitenland
Globalisering: internationale vervlechting van het economisch verkeer.
Wederuitvoer: goederen die geïmporteerd worden in Nederland en vervolgens weer worden
geëxporteerd naar een derde land
● Nederlandse bedrijven zijn tijdelijk eigenaren van deze goederen, maar verdienen er
bijna niks aan, omdat de goederen weer zonder toegevoegde waarde (bewerking
van product of verzekeringskosten) Nederland uit gaat
○ Toegevoegde waarde = omzet - inkoopwaarde
● Wederuitvoer is bijna gelijk aan een net zo grote invoer
● Geen eigendom = doorvoer van goederen
○ Doorvoer wordt niet geregistreerd op de handelsbalans!
Open economie: er is in verhouding tot het bbp veel buitenlandse handel
Gesloten economie (= autarkie): economie zonder export en import
● Land produceert alle producten zelf, meestal voor bescherming van binnenlandse
markt
Goederen-, diensten- en kapitaalverkeer:
Goederenverkeer (= handel in producten)
● Import en export geven waarde van verhandelbare goederen weer
● Verschil tussen waarde van de goederenuitvoer en de waarde van de
goedereninvoer is het saldo van de handelsbalans
○ Invoer > uitvoer = handelstekort
○ Invoer < uitvoer = handelsoverschot
● In- en uitvoer worden bepaald door: Waarde = volume x prijs
Dienstenverkeer (= handel in producten die niet tastbaar zijn, bijv. reisverkeer)
● Soms wordt bij de berekening van het handelssaldo ook het dienstensaldo
meegenomen
● Het belang van de handel met het buitenland wordt gemeten aan de verhouding tot
het bbp:
𝑖𝑛𝑣𝑜𝑒𝑟
○ Invoerquote/importquote = 𝑏𝑟𝑢𝑡𝑜 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛𝑙𝑎𝑛𝑑𝑠 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 (𝑏𝑏𝑝) x 100%
𝑢𝑖𝑡𝑣𝑜𝑒𝑟
○ Uitvoerquote/exportquote = 𝑏𝑟𝑢𝑡𝑜 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛𝑙𝑎𝑛𝑑𝑠 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 (𝑏𝑏𝑝)
x 100%
Hoe hoger de import- of exportquote, hoe meer transacties met het buitenland (economie is opener)
● Macro-economische vergelijking = Y = C + I + O + E - M
Y = netto binnenlands product O = overheidsbestedingen
C = consumptie E = export
I = investeringen bedrijven M = import
,Kapitaalverkeer (= betalingen door investeringen en beleggingen)
● Buitenlandse beleggingen of directe buitenlandse investeringen (DBI)
○ Doel: om inkomen te verdienen (rente, winst/dividend) of vermogen vergroten
via koerswinsten
○ Beleggingen: niet geïnteresseerd in zeggenschap, DBI wel
● Directe buitenlandse investeringen bestaan uit:
○ transacties in aandelen met als doel de zeggenschap in een buitenlandse
onderneming te verwerven
○ investeringen in buitenlands onroerend goed als huizen, kantoren en
fabriekscomplexen
○ onderlinge leningen binnen een concern
● Multinationals zijn bedrijven die produceren in verschillende landen en ook in het
buitenland investeren. Motieven daarvoor zijn:
○ onderzoek naar de aanwezigheid en exploitatie van grondstoffen
○ producten verkopen in het buitenland (een vestiging in het buitenland kan
goedkoper zijn)
○ hoge invoerheffingen omzeilen
○ aanwezigheid van arbeid en kapitaal
■ Outsourcing: productietaken worden uitbesteed aan een bedrijf in een
ander land
● Producten moeten weer echter worden ingekocht,
multinational heeft geen toezicht op de productietaken
■ Offsourcing: productieproces wordt verplaatst naar een ander land
● Multinational is eigenaar van de productievestiging
● Gevolg kan zijn: kennisoverdracht van multinational leidt tot
een spin-off → nieuw bedrijf vanuit het moederbedrijf
Redenen om te kiezen voor outsourcing zijn:
1. Lage lonen
2. Capaciteitsgebrek bij het bedrijf zelf
3. Schaarste op de arbeidsmarkt van een bepaald type werknemers
4. Besparing op kapitaalkosten
2.2 Handelstheorie
Begrippen:
Invoerheffing: belasting op geïmporteerde goederen die wordt doorberekend in de prijs en
dus wordt het product duurder voor de consument
● Hierdoor daalt het consumentensurplus en neemt het totale surplus ook af. Het
verloren surplus (deadweight loss) is het surplusverlies als gevolg van inefficiënties
Uitvoersubsidie (= exportsubsidie): subsidie aan binnenlandse producenten zodat ze op een
goedkopere manier kunnen concurreren met buitenlandse producenten
● Product wordt in buitenland goedkoper
● Dumping: exporteren van producten tegen een lagere prijs dan de kostprijs
Invoerquotum (= invoercontingent): maximale hoeveelheid goederen die mag worden
ingevoerd
, Administratieve handelsbelemmeringen: toegang van buitenlandse producten tot de
binnenlandse markt moeilijk maken door kwaliteitseisen aan die producten te stellen en door
administratieve rompslomp aan de grens
● De overheid stelt bepaalde voorwaarden (kwaliteitseisen) aan producten die op de
markt worden gebracht
○ Vb. eisen ten aanzien van gezondheid, veiligheid en technische standaarden
● De kwaliteitseisen werken beschermend als de binnenlandse producten er wel aan
voldoen en de buitenlandse niet
Allocatie: verdeling van de productiefactoren over de productie van de verschillende
goederen en diensten in een economie
● In een markteconomie wordt de allocatie van productiefactoren overgelaten aan het
marktmechanisme
De comparatieve-kostentheorie:
- Door: David Ricardo
- Comparatief kostenvoordeel: land kan een bepaald product relatief goedkoper
produceren dan een handelspartner in vergelijking met andere producten, zelfs
wanneer de handelspartner alles voordeliger kan produceren dan dat land
- Arbeidswaardeleer: waarde van producten wordt volledig bepaald door het aantal
uren arbeid dat nodig is om een product te maken
- Dus: land moet zich specialiseren in de productie waar hij een comparatief voordeel
in heeft
● Opofferingskosten per product is lager in vergelijking tot andere landen
- Gevolgen: twee landen gaan zich specialiseren en daarna met elkaar gaan ruilen,
hierdoor krijgen beide landen dezelfde + meer producten als in de oorspronkelijke
situatie. Met een gelijke arbeidsinzet meer productie verkregen worden dan bij
autarkie, hierdoor stijgt de welvaart
- Voorwaarde: internationale ruilverhouding moet liggen binnen de grenzen van de
binnenlandse ruilverhouding
Volgens deze theorie zal een land met een comparatief voordeel de gehele productie naar zich
toetrekken. Bij die theorie gaat men uit van homogeniteit van de producten, maar in de praktijk zijn de
producten veelal heterogeen. De consument wil graag kiezen en fabrikanten spelen daar op in
Oorzaken van comparatieve kostenverschillen:
- Kosten van arbeid
- Beschikbaarheid van productiefactoren
- Kwantiteit en de kwaliteit van de in een land aanwezige natuurlijke hulpbronnen,
arbeid, kapitaal en ondernemerschap
● Landen met lagere loonkosten, hebben comparatief voordeel bij
arbeidsintensieve productie + sociale rust en arbeidsproductiviteit
● Grotere kapitaalgoederenvoorraad geeft comparatieve voordelen bij
kapitaalintensieve productie
○ Schaalvoordelen en verzonken kosten schrikken toetreders
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper deminguyen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.