KIND- EN
JEUGDHULPVERLENING
2BA Psychologie
,Inhoudsopgave
1
, Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
De kinder- en jeugdhulpverlening (KJHV) in Vlaanderen is complex. Ondersteuning en
hulpverlening worden gevormd en gestuurd door veel verschillende factoren. Heel wat concepten
waarmee we in de KJHV geconfronteerd worden, zijn sociaal geconstrueerd. Dit brengt ons bij het
‘sociaal constructionisme’. Eén van deze concepten is bijvoorbeeld de ‘kindertijd’: wanneer we
het hebben over de hulpverlening aan kinderen en jongeren dan gaat dit over een groep van
burgers die we (onder andere) afbakenen op basis van een leeftijdscriterium (waarbij 18 jaar de
grens is).
Ook de doelgroepen en werkvelden die gedefinieerd zijn om het werken met kinderen en jongeren
met bijzondere noden te ondersteunen, zijn kunnen dus gezien worden als ‘constructen’. Er is
sprake van een historische basis van waaruit de verschillende sectoren in de kinder- en
jeugdhulpverlening gegroeid zijn; maatschappelijke, wetenschappelijke en organisatorische
ontwikkelingen zorgen voor verschuivingen.
Er worden traditioneel een viertal sectoren tot de KJHV
gerekend: het betreft de bijzondere jeugdbijstand en de
jeugdbescherming, het buitengewoon, geïntegreerd en
inclusief onderwijs voor kinderen/jongeren met
bijzondere noden, de zorg voor kinderen en jongeren
met een handicap en daarnaast de geestelijke
gezondheidszorg. Het ontstaan van de geestelijke
gezondheidszorg heeft mede te maken met het feit dat
men, omwille van kinderen, jongeren of volwassenen die
complexe uitdagingen stelden, ook meer en meer is
gaan samenwerken met deze sector (intersectoraal
werken).
Deze sectoren zijn hoofdzakelijk gegroeid vanuit een residentieel aanbod. Uitdagingen hebben
ertoe geleid dat de nood ontstond om dit aanbod binnen elke sector meer te differentiëren. Omdat
men stond voor steeds vroeger in te grijpen, is de preventiesector zich beginnen ontwikkelen, wat
binnen de KJHV ook geleid heeft voor de uitbouw van de opvoedingsondersteuning.
Ondanks hun uitbreiding heeft elke sector ook haar grenzen: kinderen, jongeren of volwassenen
die complexe uitdagingen stellen, kunnen/konden niet (voldoende) geholpen worden of een plek te
vinden binnen de grenzen van één sector. Een aanzienlijke groep kinderen en jongeren valt
hierdoor tussen de mazen van het net. Dit heeft aanleiding gegeven tot het zoeken naar meer
afstemming en samenwerking (intersectoraal werken, wat in Vlaanderen geleid heeft tot de
‘integrale jeugdhulp’).
De maatschappij is evenwel voortdurend in beweging, dit heeft een invloed op constructen/
doelgroepen/sectoren (en dus op hoe de hulpverlening zich moet organiseren). Het is dan ook niet
te verwonderen dat maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen een rechtstreekse invloed
hebben op (en omgekeerd ook mee beïnvloed worden door) hoe de hulpverlening georganiseerd
wordt. Daarnaast hebben ook wetenschappelijke ontwikkelingen en organisatorische
ontwikkelingen een impact op de organisatie van de hulpverlening. Anderzijds is men ook
afgestapt van een al te strikte doelgroep specifieke benadering van de hulpverlening. Een centraal
uitgangspunt is dat de maatschappij, als onderliggende laag, een belangrijk werkveld van de
(kinder- en jeugd) hulpverlening is; het interageert met alle andere sectoren.
2
, Naast maatschappelijke evolutie, zijn er ook ontwikkelingen op wetenschappelijk en zorg-
organisatorisch vlak en zijn er drie richtinggevende paradigma’s komen boven drijven:
Maatschappelijke ontwikkelingen (emancipatie – gelijkwaardigheid - rechten/juridisering):
resulteerde in het burgerschapsparadigma en quality of life.
Wetenschappelijke ontwikkelingen (kennis van de etiologie – neurologie, medische en
revalidatietechnologie – gedragswetenschappelijke theorieën en instrumenten): resulteerde in
een ecologisch paradigma (de mens als onderdeel van grotere gehelen)
Organisatorische ontwikkelingen (vermaatschappelijking – decentralisatie – vraagsturing –
inclusief beleid – klant- en marktgerichtheid; dus: van alles-overnemende zorgsystemen naar
ondersteuning op maat): resulteerde in een ondersteuningsparadigma.
1. Maatschappelijke ontwikkelingen: de afbrokkeling van de verzorgingsstaat en de
opkomst van de participatiemaatschappij enerzijds en de risicomaatschappij anderzijds.
De verzorgingsstaat moet gezien worden als een samenlevingsconcept waarbij iedereen moet
bijdragen volgens draagkracht en iedereen kan er een beroep op doen volgens zorgbehoefte. De
overheid staat garant voor de centrale regie. Het concept berust op de door de overheid
gegarandeerde correctie van de door ongelijke economische posities veroorzaakte ongelijke
mogelijkheden om een menswaardig bestaan te leiden (dus een minimale kwaliteit van leven te
bereiken). Deze correctie wordt gerealiseerd door specifieke interventies op vlak van bijstand,
sociale zekerheid en sociale voorzieningen. De verzorgingsstaat is echter geleidelijk aan
geëvolueerd. Meer en meer is de onvoorwaardelijkheid van deze correctie onder druk komen te
staan.
Een belangrijke factor is hier het financiële, toch zijn er ook andere factoren dan financiële die een
rol spelen. Op breed maatschappelijk vlak is er bijvoorbeeld ook sprake van een evolutie om
burgers meer inspraak te geven op verschillende levensdomeinen. Deze inspraak en participatie
gaat gepaard met een toegenomen flexibiliteit en meer keuzemogelijkheden.
Er is echter ook een keerzijde aan de medaille: tegelijkertijd zien we dat burgers individueel
verantwoordelijk gesteld worden voor de keuzes die ze dan maken. Een keuze impliceert hierdoor
ook een risico om, bijvoorbeeld, het recht op bepaalde ondersteuning te verliezen. Alle burgers
krijgen meer inspraak met betrekking tot de maatschappelijke processen die zijn of haar leven
aanbelangt Gekenmerkt door verschuiving defectparadigma, over normalisatie- naar burgerschaps.
De participatiemaatschappij is tegelijkertijd ook risicomaatschappij. Als burger heb je rechten,
maar ook plichten. Vaak wordt eraan voorbijgegaan dat de meest kwetsbare burgers de minste
mogelijkheden hebben om de ‘juiste’ keuzes te maken. Om tot dit ‘goed burgerschap’ te kunnen
komen wordt verondersteld dat je dus goed geïnformeerde, wel overwogen keuzes kunt maken.
De globalisering heeft belangrijke veranderingen op sociaaleconomisch vlak meegebracht. Maar
ook andere definities zoals concepten als armoede, handicap. Vroeger haalden we vreemde
nationaliteiten naar hier om te werken, nu komen ze naar hier en is er protest. Individualisering,
mensen ontwikkelen cognitieve, sociale en affectieve vaardigheden om een adequate verbinding te
maken tussen individuele keuzes en de maatschappelijke verantwoording ervan. Het is een
individueel verantwoord handelen: risico’s verbonden met keuzes reiken verder dan
maatschappelijke correctiemogelijkheden. Er is een vermarkting van het sociale: vervaging grenzen
tussen publieke en private sfeer. Een toegenomen aandacht voor diversiteit situeert zich onder
meer in toegenomen mobiliteit. Een toenemende ontgrenzing en heterogeniteit, differentiatie van
het aanbod. Bijna wordt het exclusief residentiële aanbod in vraag gesteld.
3