SAMENVATTING INTERVENTIES EN
MENSBEELDEN
INLEIDING
Centrale competenties en taken van een klinisch psycholoog:
• Beoordeling (assessment)
• Begeleiding Meest centrale taken
• Behandeling
• Beleid
De link theorie-praktijk staat centraal, het doel is om op te leiden als scientist-practitioner: het
behandelen gebaseerd op wetenschappelijke kennis.
Scientist-practitioner en evidence based medicine (EBM):
• EBM is niet naïef toepassen van technieken of lijstjes van ‘evidence based’ therapievormen.
• EBM “is the integration of the best available research with clinical expertise in the context of
patient characteristics, culture, and preferences.
• Veronderstelt stevige kennis en competenties.
Problemen met de kwaliteit van psychotherapie:
• Er is geen titelbescherming (wel van klinisch psycholoog)
• Enkel activiteiten van psychotherapie vallen onder de nieuwe wet op de uitoefening van de
gezondheidszorg.
• Maar ook onder klinisch psychologen/psychotherapeuten heel wat problemen met
wetenschappelijkheid:
- Chakra, bloesemtherapie, bio-energetica,…
- Diagnostische onkunde, slechte indicatiestelling, niet kunnen installeren/behouden van
therapeutisch kader, aanbieden van simplistische of te korte therapieën bij complexe
problematiek,…
Er is een sterke diversiteit in theoretische oriëntatie van psychotherapie
training, elke richting trekt ongeveer gelijk aantal kandidaten aan.
4 grote theoretische kaders:
• Elk gebaseerd op een mensbeeld.
• Hebben elk aanleiding gegeven tot systematisch onderzoek =
wetenschappelijke paradigma’s
• Wetenschappelijk onderbouwd als wetenschap en als behandelvorm
• Complementair
• Steeds meer integratieve tendensen:
- Maar tot nu toe nog geen uniforme theorie → zal er waarschijnlijk nooit komen want leidt tot
stagnatie
, - De verschillen blijven bestaan en zijn ook goed: dat is ook zo in andere takken van de
wetenschap en maakt dat wetenschap vooruitgang boekt.
Paradigma: = geheel van samenhangende assumpties die samen een bepaalde mensvisie of
mensbeeld vormen.
• Die aanleiding geven tot generatieve onderzoeksprogramma’s (itt tot degeneratieve
onderzoeksprogramma’s)
- Respectabele onderzoeksprogramma’s
- Blijven aanleiding geven tot nieuwe vragen die kennis/inzicht vergroten
• Denkkaders van waaruit de ‘werkelijkheid’ (in dit geval het eigene van menselijk psychisch
functioneren) gedefinieerd en dus bekeken en bestudeerd wordt.
• Typisch voor paradigma’s is dat de basisassumpties die er de kern van vormen slechts deels in
de regel slechts onrechstreeks emperisch te toetsen zijn.
• Deze wetenschappelijke paradigma’s vormen de basis voor scientist-practitioner model:
- Denken en handelen dat gebaseerd is op wetenschappelijke kennis.
- Anders dreigt bricolage (dingen over hebben zoals schroefjes bij de ikea), samenraapsels en
samenklutsen van allerlei techniekjes en interventies zonder dat je weet waarom je iets (niet)
doet.
Elke psychotherapeut kijkt naar de wereld en de mens en menselijke problemen op een bepaalde
manier (implicitiet en/of expliciet) → zonder theorie zie je niets, maar die theorie kan ook een
blinde vlek zijn. Elke psychotherapeut heeft ook een affectieve affiniteit met een bepaalde manier
van kijken.
Werkdefinitie van psychotherapie: “psychotherapy is a primarily interpersonal treatment that is based
on psychological principles and involves a trained therapist and a client who had a mental disorder,
problem, or complaint; it is intended by the therapist to be remedial for the client’s disorder, problem
or complaint; and it is adapted or individualized for the particular client and his or her disorder,
problem, or complaint.”
6 competenties:
• Generische competenties: competenties die vereist zijn voor ALLE psychologische interventies
(zoals een band kunnen opbouwen met mensen)
• Basiscompetenties bij een bepaald type van benadering:
- Competenties die in de meeste vormen van een bepaalde benadering worden gebruikt
- Is de basis van persoonsgerichte benadering als complement van stoornisgerichte benadering.
• Specifieke competenties bij een bepaald type van benadering: bijvoorbeeld exposure bij CT,
werken met overdracht in PDT
• Algemene meta-competenties: competenties die te maken hebben met het bewaken van het
proces van interventies in het algemeen (overheen benaderingen).
• Probleem-specifieke competenties: die verbonden zijn met welbepaalde interventies
- Bv.: Clark model bij depressie in CGT, EFT in humanistische, MBT i psychodynamische,
multi-systemische therapie in relatietherapie)
• Specifieke meta-competenties: die te maken hebben met het proces en verbonden zijn met het
type van interventie (paradigma) (zoals het kunnen kiezen uit de ‘juiste’ methode of aanpak in
relatietherapie)
Psychotherapie werkt! (of kan werken):
• Centrale rol van meta-analyses (=statistische manier om effecten na te gaan overheen studies),
effect size is belangrijk daarvoor.
, - Het geeft een indicatie van de sterkte/grootte van het verband, Cohens d: 0.2 = klein, 0.5 =
medium, 0.8 = groot effect
- Kan men nagaan tussen behandelingen en voor en na dezelfde behandeling.
• Belang van vergelijkingscondities” effectief in vergelijking met ...?
- Intent-to-treat sample (ITT): al die patiënten die de behandeling starten
- Completer sample: al die patiënten die de therapie (nagenoeg) volledig volgen
- Drop-outs: zij die onderweg afhaken
• Effectiviteit psychotherapie overheen patiënten- en therapiegroepen:
- Psychotherapie werkt!!
- Meeste patiënten meer vooruitgang dan zonder behandeling affect groottes vaak groot tot zeer
groot.
• Ook voor specifieke stoornissen
• Psychotherapie vaak even effectief als medicatie of effectiever, zeker op lange termijn.
Maar onmiddellijke nuances:
• Afhankelijk van stoornis, uitkomstmaat en follow-up periode
• Problemen met meta-analyses:
- Inclusie van erg verschillende studies
- Publicatiebias (negatieve studies worden vaak niet gepubliceerd, niet altijd bewust) →
impliciete en expliciete bias
- Inclusie van methodologisch sterkere en zwakkere studies: heterogeniteit van meta-analyses
kan conclusies verzwakken/vertekenen
Gaat het om klinische relevante vooruitgang? = klinische significantie
• In hoeverre gelijkaardig met normale controlegroep na behandeling?
• Is verschillend van statistische significantie
• Typische bevindingen:
- Vergelijkbare klinische verandering als na meeste medische interventies
- Hoewel een heel aantal patiënten subklinische symptomen behouden.
Kosteneffectiviteit: wat is de return voor de geïnvesteerde kosten?
• Is wetenschap op zich aan het worden
• Algemeen:
- Duidelijk voordeel van psychotherapie
- Gaat van 2 tot 43 euro voor elk geïnvesteerde euro
- Zelfs en vaak vooral bij “kostelijke” behandeling (bv.: bij borderline problematiek)
- Steeds meer uitgedrukt in termen van quality adjusted life years (QALY) → hoeveel kwaliteit
wint men terug in levensjaren
Behoud van verandering?
• Belangrijk inzicht:
- Theoretisch model belangrijk: psychotherapie biedt duidelijk geen “immunisering”
- Hangt samen met stoornis, type en duur van behandeling en tijdperk? (vroeger duidelijk
optimistischer)
• Terugval lijkt samen te hangen me de ‘dosis’ van therapie → hoe groter de dosis hoe minder?
Schadelijker op lange termijn
Worden patiënten slechter? = iatrogene effecten
• Ja: zo’n 5-10%
, • Niet altijd het gevolg van therapie, maar soms duidelijk wel: iatrogene effecten van
psychotherapie bestaan.
→ groeiende bewustwording van iatrogene effecten van behandeling.
→ wil niet zeggen dat dat gevolg van behandeling is maar kan dat de aard van problematiek van
de persoon.
Van werkzaamheid naar doeltreffendheid:
• Werkzaamheid → interne validiteit!
• Randomised controllerd trials waarbij
- Controle op behandeling/conditie (‘randomized’)
- Controle op patiënten (inclusie/exclusie)
- Gebruik van therapie handleiding
- Controle op therapeuten
- Controle op ‘dosis’
• Doeltreffendheid: in principe ‘alles vrij’ → externe validiteit
• Bevindingen:
- Niet altijd gelijkaardige resultaten, meestal wel
- Evolutie:
o Historisch vooral onderzoek naar doeltreffendheid
o Dan vooral accent op werkzaamheid
o Nu terug naar de vraag: in hoeverre veralgemeenbaar naar dagelijkse klinische praktijk
(“bench-marking” studies)
→ effecten zijn meestal vergelijkbaar
Vergijkingen tussen bonafide behandelingen:
• Zijn er verschillen tussen behandelvormen in effectiviteit?
- Basisassumptie: vooral specifieke factoren zijn werkzaam en we kunnen dus verschillen
verwachten
- Dit is een problematische assumptie:
o Gemeenschappelijke factoren verklaren vaak meer
o Patiënt, therapeut en therapeutische relatie vaak even belangrijk of belangrijker vooral de
interactie daartussen.
- Bevindingen: geen verschillen → dodo bird verdict
o Als er al verschillen zijn, verdwijnen ze vaak na controle voor researcher allegiance
o Verschillen kunnen te wijten zijn aan gebruikte meetinstrumenten
o Verschillen kunnen te wijten zijn aan
verschillende populaties
Therapie effect wordt vaak verklaard door samenspel van
verschillende factoren:
Besluit:
• Psychotherapie is effectief
• Psychotherapie is vaak even effectief of effectiever als
medicatie
• Maar steeds nuanceren:
- Welke factoren bepalen de outcome?
- Bij welke patienten?
- En hoe wordt outcome gemeten?
- What works for whom?