Reader 2: Politieke economie
Tekst 1: The culture industry: enlightment as mass deception
Wie?
– Adorno, Theodor: was een Duits socioloog, filosoof, musicoloog,
componist en literatuurcriticus.
1903 – 1969. Mede-oprichter vd Frankfurter Schule.
Hij richtte zich met name tegen de, in zijn ogen, repressieve kapitalistische
maatschappij. De kapitalistische maatschappij is in Adorno's ogen een
maatschappij van gelijkschakeling en gelijkvormigheid waarin het niet-
identieke wordt onderdrukt.
Adorno zag de cultuurindustrie als een machinerie die erop gericht is om
het individu in het gelid te houden en de gelijkvormigheid te bevorderen.
De cultuurindustrie maakt mensen passief en gewillig, aldus Adorno. Zo
worden door de cultuurindustrie valse behoeften gecreëerd: behoeften die
gecreëerd zijn door het kapitalisme dat daarin ook voorziet. Dat wil
zeggen: de cultuurindustrie creëert de vraag naar dat wat het kapitalisme
aanbiedt. Hoewel door de cultuurindustrie de indruk van verscheidenheid
wordt gewekt, zijn de uitdrukkingsvormen ervan allemaal variaties op
hetzelfde thema, en resulteert ze uiteindelijk onder de oppervlakte in
eenvormigheid en aanpassing van het individu aan de massa. Het individu
wordt wijsgemaakt dat het een eigen, unieke smaak en voorkeur heeft en
wordt er zo van weerhouden om zich te ontwikkelen tot een mens met
wérkelijk unieke kwaliteiten. [van Wikipedia > is ineens goede
samenvatting vd tekst :p]
– Horkheimer, Max: Joods-Duitse socioloog en filosoof.
1895 – 1973. Vooraanstaand figuur in de Frankfurter Schule.
Wat?
De tekst gaat over de commercialisering van cultuur. Het is duidelijk dat
Adorno en Horkheimer absoluut geen voorstander zijn van de
cultuurindustrie.
De basis waarop technologie macht verwerft over de maatschappij, is de
macht van degenen wiens economische greep op de maatschappij het
grootst is. De cultuurindustrie is erg afhankelijk van andere (grotere)
industrieën (banken, elektro-industrie...).
De cultuurindustrie doet alsof producten verschillend zijn, maar eigenlijk
lijken ze allemaal op elkaar.
Mensen moeten maar accepteren wat de cultuurfabrikanten hen
aanbieden. In tegenstelling tot het formalisme van Kant waar van het
individu nog een bijdrage verwacht werd, heeft het individu geen inbreng
meer. Er is ook geen plaats meer voor de verbeelding en de reflectie van
de toeschouwer.
,Vroeger was cultuur origineel, met betekenis en een boodschap, nu is het
allemaal voorgekauwd, voorspelbaar, identiek en betekenisloos.
De macht van de cultuurindustrie berust in zijn identificatie met een
gefabriceerde behoefte.
De cultuurindustrie bedriegt voortdurend de consument met dingen te
beloven. (“The secret of aesthetic sublimation is its representation of
fulfillment as a broken promise. […] There is no erotic situation which,
while insinuating and exciting, does not fail to indicate unmistakably that
things can never go that far.”)
Bij advertenties in de cultuurindustrie voelen consumenten zich
gedwongen om de producten te kopen en te gebruiken, ook al doorzien ze
ze.
Adorno en Horkheimer zien het publiek als iets passiefs, conformistisch en
onkritisch.
Theoretisch perspectief
– Frankfurter Schule → marxistisch geïnspireerd
– Cultureel materialisme → de culturele bovenbouw is gegroeid naar iets
heel materieel → de bovenbouw heeft dus een bepaalde vorm van
autonomie.
Eventuele kritiek op tekst (volgens mij dan toch): ze houden geen rekening
met een tegenmacht + ze zijn niet prescriptief + te simplistisch, ze
neigen naar een groot kapitalistisch complot
Hoe?
Het lijkt mij een soort van betoog te zijn van de auteurs. Er wordt in elk
geval amper verwezen naar andere auteurs of eventuele onderzoeken.
, Tekst 2: 'What is Political Economy?'
Wie?
– Mosco, Vincent: is hoogleraar in 'communication and society' aan de
Queens University in Kingston (Ontario, Canada).
He is formerly Canada Research Chair in Communication and Society and
Professor of Sociology. Dr. Mosco graduated from Georgetown University
(Summa Cum Laude, Phi Beta Kappa) in 1970 and received the Ph.D. in
Sociology from Harvard University in 1975.
Wat?
In de 20e eeuw mocht de neoklassieke visie van economie zich als
'normaal' gaan beschouwen, dat is de vorm van economie die het meest
voorkomt in de academische wereld en in de politiek. Langs de andere
kant is er echter veel kritiek op, omdat het zeer gelimiteerd zou zijn. Er zijn
dan ook allerlei alternatieven ontstaan. Deze alternatieven hebben
gemeenschappelijk: de commitment om de conceptuele, methodologische
en substantieve parameters van conventionele economie uit te breiden.
Oorspronkelijke betekenis v politieke economie: de sociale gewoonte,
beoefening en kennis over hoe, eerst het huishouden, later de
gemeenschap te beheren.
Al vanaf het begin zowel descriptief als prescriptief.
Morele oordelen gaan een belangrijkere rol spelen. En het is vanaf 1913
niet meer enkel politiek gericht. Dat verandert blijkbaar echter, want in
1948 wordt er gezegd dat er niet langer een brede sociale kijk nodig was
en dat er geen behoefte meer was om het politieke te benadrukken. Als
reactie daarop komt er terug sprake van een bredere politieke economie.
Politieke economie van de communicatie:
– studie van de sociale relaties, met name de machtsrelaties, die samen
de productie, distributie en consumptie van middelen vormen. → echter:
niet altijd zo eenvoudig om onderscheid te maken tussen producenten,
distributeurs en consumenten.
– studie van controle (control) en overleving (survival) in het sociale leven
→ control: verwijst naar interne organisatie v individuen en
groepsleden → politieke
→ survival: middelen waarmee ze produceren wat noodzakelijk is om
zichzelf te reproduceren → economische
(→ deze definitie is veel breder dan de 1e)