Ontwikkelingspsychologie
volwassenen
Langste fase van de levensloop
Ontwikkeling stopt allerminst met bereiken vd volwassenheid
Geen statische periode
1) Jongvolwassenheid: 20-25j tot 30-35j
2) Middenvolwassenheid: 30-35j tot 50-55j
3) Laatvolwassenheid: 50-55j tot 60-65j
4) Oudere volwassenheid
Veranderingen
Lichamelijk Zintuigen: slechter gezichtsvermogen en gehoor
Motoriek: sterk afh mate conditie
Vitale organen: hart en longen verliezen deel vn optimale capaciteit
Uitzicht lichaam: grijs haar, rimpels, pigmentvlekken, meer vet, minder spieren
Menopauze:
Premenopauze: periode voor menopauze, onregelmatige hormoonproductie
Menopauze: laatste menstruatie
Vapeurs, harkloppingen, hoofdpijn, duizelig, slapeloosheid, concentratieprobl osteoporose*
Penopauze:
Afname van testosteron
Futloosheid, verminderd libido, erectieproblemen
Cognitief POSTFORMEEL DENKEN
Realiteitsbetrokken: denken krijgt andere finaliteit en word pragmatisch*
Relativerend: genuanceerder denken, van dualistisch denken* relativistisch denken *
Persoonlijk geïntegreerd: dr toemende ervaringn eign inzichtn/ technieken persoonlijk stijl
Creatief: vanzelfsprekendheden in vraag stellen, werkelijkheid op originele manier benaderen
Vloeibare intelligentie*: relatief jong verlies (hardware)
Gekristalliseerde intelligentie*: blijft doorgroein tot midvolw (software)
Psychisch Psychologisch welzijn: = variabl: moeilijk mt lichaamsvrandringn + nieuw rolvrw8ing + autonomie
Zelfbeeld: wordt stabieler
Kernconflict: jongvolwssn: intimiteit isolement & midden/laat: generativiteit stagnatie
Sociaal Partnerrelatie:
a) Hechtingspatronen: veilig*, vermijdend*, angstig*, angstig-vermijdend*
b) Driehoekstheorie: passie, intimiteit, commitment
Ouderschap: meer eigen keuze dan vroeger, financieel, mindr vrijheid, niew ritme, risico, geluk
Opgroeiende kinderen: fase van aanpasing
Legenestsyndroom*: ongekende vrijheid mt nieuwe ontplooingskansn levnsvervulling
Rolveranderingen: schoonmoeder/vader, grootouder, verzorger eigen ouders
Psychisch welbevinden en levensenergie laatste 10j minder goed
Eenzaamheid bevordert dr slechte relatie of geen relatie
1
, Partnerrelaties
Vroeger: duidelijke voorschriften, strategisch, economisch, genderrollen, taakverdeling
Nu: uit vrije wil, liefde en genegenheid, romantische idealen, seksueel, 2x zo lang, ≠ vormen
Huwelijken en wettelijke samenwoningen loopt veel meer gelijk dan vroeger
Intieme relatie?:
Sterke, aanhoudende, wederzijdse invloed, potentieel voor seksuele interactie
1. Criteria voor intieme relatie
Intrafhankelijk relatie persoonlijke relatie (uniciteit) close relatie seks = intiem
Interafhankelijkheid Uniciteit Closeness Potentie tot seks
Wederzijdse invloed gedrag Unieke individuen Pers relatie ≠ intieme Aantrekkingskracht
Invloed = bidirectioneel* Niet verwisselbaar Hoge mate intrafh Verwachting/ verlangn
Niet beprkn tot 1 interactie Impersonal* Frequente invloed Geen seks zndr close
Neemt toe met de tijd Personal* Diverse invloed
Interne representatie = bidirec Significante invloed
NOODZAKELIJK, geen voldoende
Bv: cipier: invloed gedrag Bv: cipier is verwisslbr Bv: oma is uniek Bv: close mt oma ≠ intiem
Maar dit is geen intmiteit Dus: niet uniek Maar closeness varieert Pas intiem als er seks is
Bv: oma wel uniek
2. Belang intieme relaties
Overleving Universeel Emo verrijking Fysiek welzijn Psychisch welzijn
Voorplanting Overal relaties ♥ ≠ intieme rela Langer leven Beschermd kind
Iedereen intiem Wel centraal erin Immunsystm Gn alco en drugs
Liefde: ♥ = hoofredn seks Potentie seks
Biologisch vranked Bij iem willn horn Emo geladn relatie:
Brain of love* Stabiele band wiln Pos neg emo
Willn freq contact ≠ intensiteit
Fysiek contact: Pairbonding* dr ♥ Veel diversiteit
Oxytocine
Reduceert angst Wel: ≠ ervaring ♥ driehoek:
Gevoel rust Afh historie Varieert
Gevoel vrtrouwn Afh cultuur Begin: alle drie
Einde: enkel ♥
Basiselementen: Romantische ♥*
Seks Gearrangeerde ♥*
Liefde
Binding
Aanpasn ovr generaties:
Biologische processn
Gevoel vr aanwezigh
Je hebt andere nodig
2
, Garandeerd voortplan
Theorie en onderzoek naar
relaties
1. Relationeel functioneren
Behavioral tradition Mediational tradition Contextual tradition
Jaren 70 Jaren 80 Jaren 90
Overt gedrag*
‘Brein = black box’ Relatie beinvloed door: Relatie beinvloed door:
Mnr omgaan conflict = relakwalit Affectieve processen Externe factoren
Cognitieve processen Relaties = dynamisch
Ontevreden koppels
Bv: attributiestijl: Bv: cronische stress
Tijdens conflict Partner A doet iets negatief Relatevrednheid lager
Systematische neg manier gedragen Tvrdn: voorbijgaand, situatie
Ontvrdn: stabiel, eig partner
Perspectieven samenleggen:
1) Erkenning belang van dyadische interacties*
2) Erkenning elke partner = set individuele verschillen = uniek
3) Verwijzing nr invloedrijke rol vn externe omstandigheden
Integratief model van relationeel functioneren
Indiv verschillen
Dyadische interacties
Externe
omstandigheden
3