Gehaald met een 16/20. Samenvatting met veel voorbeelden, uitleg, casussen. Elk hoofdstuk staat erin. Opbouw van de dia's zijn gevolgd. Uitleg docent en handboek beide in verwerkt.
Vanuit je eigen buik naar een cliënt zijn opvoeding kijken is niet de bedoeling. Een
professionele pet opzetten. Voorkomen dat je enkel vanuit je buik gaat kijken naar
opvoeding. Cliënt mag geen speelbal worden vanuit je eigen ervaringen.
Opvoeden = complex fenomeen dat verweven is met vele andere aspecten van het
dagelijkse leven. Kern = veelvuldige interacties tussen kind en opvoeder.
Opvoeders = wie gedurende langere tijd intens samenleeft met het kind en zich daar
verantwoordelijk over stelt.
Hellinckx
Opvoeden: kern van opvoeden is samenleven. Opvoeden gebeurt bij het samenleven,
hierin heb je een klein percentage (20%) waarin je BEWUST aan het opvoeden bent =
intentionele opvoeding (kinderen expliciet sturen). Functionele opvoeding = 80%
van de tijd ben je je kinderen ook impliciet aan het beïnvloeden tijdens dat je met iets
anders bezig bent (koken, ergens naar toe rijden,). Onbewust kan je een andere invloed
hebben dan bij intentionele opvoeding. Je toont het slechte voorbeeld.
Bv: je wil dat je kinderen rustig reageren als ze op iets vastlopen (intentionele
opvoeding) je reageert zelf niet rustig als er iets niet goed loopt (functionele opvoeding).
Er is een verschil hoe ouders denken dat ze opvoeden en willen dat ze opvoeden en hoe
ze effectief opvoeden omdat het 80% onbewust is. Bewuste is bij bepaalde doelen of als
het fout loopt.
Opvoeden is een complementair en circulair proces.
- complementair: je kan niet over opvoeding spreken zonder de kant van de ouder en
het kind erbij te nemen. Deze twee variabelen moeten bekeken worden.
- circulair: de twee variabelen die je altijd moet meenemen in je analyse. Je gaat je
focussen wat ertussen gebeurt. Interactie tussen ouder en kind. Kinderen worden
beïnvloed door de ouders. Kinderen beïnvloeden ook de ouders = Interdependente
asymmetrie. Beïnvloeden elkaar.
Met hoog stemmetje tegen een baby praten (stimulatie baby) à baby lacht en geeft ons
gelukzalig gevoel (stimulatie ouders). Bij kinderen met het syndroom van down
vermindert dat omdat die net meer stimulatie nodig hebben eer die lacht. Dus wordt
sneller opgegeven.
- multifactorieel: Omgeving en context. Kunnen belastende factoren zijn maar ook
versterkende factoren.
(Waar woon je, welke middelen heb je, wat voor kind heb je, welke ouders, omgeving
vrienden/familie)
1.2.1 Het kind
Kind materiaal bepaalt het aanbod!
Genetische factoren bepalen mee het gedrag van het kind.
Neurobiologische invloeden hebben invloed op het samenleven (ADD, ADHD) en wat het
kind nodig heeft bij de opvoeding.
Pre (problemen bij het zwanger worden), peri (problemen tijdens de zwangerschap) en
postnatale invloeden. Deze kunnen invloed hebben op de opvoeding en de omgang met
het kind.
,Kind factoren waar het kind niet bewust de opvoeding beïnvloeden maar waar het wel
gevolgen heeft voor de opvoeding.
Hoe het kind eruitziet heeft ook een invloed. Puberteit: fysieke uiterlijk verandert doet
je eraan herinneren om als ouder het gedrag aan te passen naar een puber.
Geslacht: je hebt verwachtingen en soms is het moeilijk die verwachtingen los te laten
met wat je op de wereld zet.
Feestje voor 12 pers maar kindje wil maar 4 vriendjes uitnodigen. Zijn feestje à eigen
wensen en verwachtingen als ouder loslaten.
Meisje op de wereld zetten dus verwachtingen van meisjes dingen à maar het kind vindt
die meisjes dingen niet leuk.
Eerst verkennen wie zijn de ouders wie is het kind, wat zijn de kind factoren vooraleer
advies geven. Advies moet afgestemd zijn. Daarom eerst begrijpen wat er gebeurt, niet
vanuit eigen referentiekader, geen buikgevoel. Eigen interpretaties bij een
teamvergadering moet je staven met concrete observaties.
Filmpje:
Kind factoren à druk, veel huilen er is een huilbaby en een peuter. Verhogen de
draaglast.
Ouder factoren à mama heeft chronische stress. Daarbij ga je niet meer functioneren.
Het is net belangrijk dat je lichaam kan herstellen. Hierdoor gaat ze alles als zeer
problematisch zien. Vanwaar komt die stress?
Je moet de ouders inzicht geven en erkenning van de situatie.
Hoe komt het dat deze kinderen en deze ouders combinatie tot deze situatie komen?
Mama kan al iemand zijn die uit zichzelf niet goed kan organiseren en stressgevoelig zijn.
Kindjes zijn heel druk en wenen veel. Deze combinatie kan zorgen voor deze situatie
waar het kan fout lopen.
1.2.2 De opvoeder of ouder
Werken met ouders à proberen begrijpen. Ouders hanteren situatie a.d.h.v. hoe ze zelf
zijn en wat ze als kind hebben meegekregen.
Ouders moeten voldoende tijd krijgen om dat aan te pakken. In tussenstappen laten
aanpakken. Gedragsverandering is een moeilijk gegeven.
Wenselijk advies vs haalbaar advies. Ideaalbeeld wat niet haalbaar is vs iets minder
ideaal maar wat wel haalbaar is zal meer resultaat behalen.
Persoonskenmerken van de ouder
- Persoonlijkheidskenmerken die je gebruikt om met bepaalde situaties om te gaan. Je
kenmerken bepalen hoe je een situatie gaat aanpakken.
Humoristisch à met mopjes een situatie oplossen.
Veel emoties à goed kunnen inspelen als je kind verdriet heeft.
- Leeftijd: je gaat op een andere manier omgaan met bepaalde situatie. Tienermoeder
zal anders opvoeden dan een oudere ouder.
- gezondheid: je gezondheid bepaald of je in staat bent op te voeden. Fysiek leiden:
migraine zal je minder focus hebben op je opvoeding en heeft invloed op hoe
beschikbaar je bent voor je kind. Mentaal zoals depressie.
Dus ga je met ouders aan de slag dan moet je rekening houden met wie die ouder is en
te zien of het advies haalbaar is voor die ouder. Wat is mogelijk voor die ouder.
,De opvoedingsgeschiedenis
Indirecte invloed: wat ouders hebben meegemaakt kleurt zelf hoe ze zijn en hoe ze zelf
gaan opvoeden.
Directe invloed: bewust en onbewust neem je zaken mee uit je eigen geschiedenis.
Samen eten vond je een leuk moment dus je wil dat meenemen dat je aan je eigen kind
ook wil meegeven. Of iets wat je bewust NIET wil meenemen wat jou zelf heel hard
geraakt had.
Je geschiedenis kleurt je bewust en onbewust.
Pedagogisch besef: juist reageren op het gedrag dat je kind stelt. Je zoekt naar wat je
kind nodig heeft en verleent de juiste betekenis aan dat gedrag. Ouders die dat kunnen
hebben zelf als kind ervaren dat iemand iets voor hen deed bij dat signaal. Je krijgt als
kind daardoor een voeling van een goed pedagogisch besef.
Wanneer je als kind dat niet hebt gehad leer je dat niet. En gaan als ouder later een
vertekend pedagogisch besef hebben.
Filmpje drie kleine kinderen. Tweeling is te vroeg geboren en hebben taalachterstand en
groeiachterstand en pittig temperament = verhoogde draaglast. In die levensfase gaat
men bij overspoeling van angst woede of frustratie zichzelf niet meer tot rust krijgen in
de fase. Kan zichzelf niet reguleren. Er is duidelijkheid vanuit de ouders. Bij slaan, bijten
in straf worden gezet op de trap. Wat pedagogisch kan werken. Maar toch is er een
probleem. Mama voelt zich machteloos omdat ze haar kind niet kan kalmeren, en de
gedachte dat ze een slechte moeder is. Want ouders moeten altijd hun kinderen
begrijpen, volgens haar. Mama kan door haar gesch de vaardigheden niet inzetten
1.2.3 De opvoedingscontext
Subsysteem en gezinskenmerken
Subsysteemkenmerken:
- De partnerrelatie grote indirecte invloed op hoe ouders hun ouderschap vormgeven. De
kwaliteit van de partnerrelatie heeft een directe invloed op het welbevinden van de
opvoeding. Goede partnerrelatie (gekleurd) zijn krachtigere meer beschikbare ouders.
Stress rond partnerrelatie zorgt voor minder beschikbare ouders omdat die zich niet goed
voelen.
Scheiding niet schadelijk voor kind maar wel als de ouder minder beschikbaar wordt.
- siblings: aantal kinderen zorgt voor een andere manier van opvoeden. Het ene is niet
beter dan het andere. Het gaat over de kwaliteit. Past deze gezinssamenstelling bij de
eigenheid van het kind. Plaats in de kinderrij kan een invloed hebben op je
persoonlijkheid. Of wanneer je opgroeit als meisje tussen allemaal broers, of omgekeerd.
Context factoren die allemaal een invloed hebben op wat er gebeurt in een gezien.
De gezinsorganisatie:
Om je goed te voelen in een gezin zou er een
,- Ruimtelijk territorium: respect in het gezin waarbij dingen van jou zijn. Bepaald plekje
in de huiskamer, een bepaalde drinkbeker, eigen boekentas, … hoeft geen eigen kamer
te zijn maar wel bepaald objecten plaatsen in het huis die je jezelf toegeëigend.
- Psychisch territorium: gedachten en gevoelens. Mag je denken en voelen wat je wil?
Mag je van mening verschillen?
- handelingsterrein: los van je gezin dingen mogen doen. Vb: heel je gezin houden van
veldrit en jij wil liever voetballen.
Bij onvoldoende respect kan dit een mogelijke bron zijn van spanning in het gezin.
A.d.h.v. hoe een gezin omgaat met die territoria kan je de gezinnen opdelen in twee
soorten.
Cotinuüm
Kluwen: veel samenhang, meer regels,
Los zand: meer op zichzelf en meer territoria afgebakend. Minder samen, minder
bescherming
De structuur aan zich daar is niet in te schatten of het ok is of niet. Het gaat erover of
die bepaalde gezinssituatie in combinatie met dat bepaald kind werkt. Gezinsorganisatie
à noden van het kind.
Extreme vormen zijn nooit goed voor de ontwikkeling van de kinderen.
Beweging binnen dat continuüm is aan te raden.
Naargelang de leeftijd van je kinderen moet je meebewegen. Wanneer dit niet gebeurt
kan dat voor problemen zorgen.
Gezinsorganisatie
Alliantie: buffers in het gezin. Binnen een gezin iemand hebt waarmee je een goede
afstemming hebt. Kan veranderen doorheen de tijd.
Coalitie: is iets negatief. Een hechtere verbinding met iemand uit het gezin. Dit is
negatief omdat dit zich keert tegenover de rest van het gezin. Verstoorde
gezinsorganisatie.
, Triangulatie: wisselende ouder – kind coalitie met de ene ouder en het kind keren tegen
de andere ouder.
Detouring: ouders die zich tegen het kind keren.
Parentificatie: er moet een duidelijk verschil zijn tissen ouders en de kinderen. Een kind
die bepaalde behoeftes van ouders gaan overnemen. Taken van de ouders overnemen.
Het kind krijgt dan te veel verantwoordelijkheid. Ze gaan over hun grens, en krijgen een
terugslag in hun eigen ontwikkeling (vb: bedplassen op latere leeftijd).
Gezin is geen statisch gegeven. Veranderd steeds doorheen de tijd, maakt het opvoeden
moeilijker. Afstemmen en zoeken. Opvoedingsproblemen zijn vaak doordat men niet mee
is in de volgende fase.
- te veel zelfregulatie
- te weinig zelfregulatie
De materiële en sociale context
Materiële mogelijkheden: Kan een buffer zijn of net stress verhogen in een gezin.
Weinig financiële middelen, weinig huisvestigingen kan leiden tot stressfactoren bij de
opvoeding.
Te veel werken kan voor afwezigheid bij de opvoeding zorgen.
Familiale context/omgeving: belangrijk dat ouders door de omgeving gesteund wordt, er
niet alleen voorstaan. Hulp uit de omgeving. Niet alleen kijken is er een context maar
ook kijken of er hulpfactoren zijn of eerder stressfactoren.
1.3 Opvoedingsmodellen
1.3.1 Ecologisch model – Bronfenbrenner
Gebruiken we niet meer maar is een grondlegger.
Eerste die het kind en zijn ontwikkeling met zijn omgeving is gaan bekijken.
Omgeving van het kind in een soort van ui gaan voorstellen. De lagen die het dichts in de
kern zitten zijn de lagen die de een directe invloed hebben, de lagen die aan de buiten
kant zitten à indirecte invloed.
Kern: microsysteem zijn omgevingsfactoren die meteen in contact staan met het kind
(ouders, broers/zussen, school, hobby, …). Deze hebben een hele grote invloed op de
onwikkeling van het kind.
Mesosysteem: interactie tussen de verschillende microsystemen. Vb: ouders en school.
Hoe beter die contacten op elkaar zijn afgestemd hoe beter voor de ontwikkeling.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rilanabaert. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.