2021 – 2022
PSYCHOLOGISCHE TESTEN - BASIS VAN
PSYCHODIAGNOSTIEK
DEEL I DE PSYCHOLOGISCHE TESTE ALS WETENSCHAPPELIJK
MEETINSTRUMENT
1. Wat is een psychologische test?
vrijdag 8 oktober 2021
Psychodiagnostiek is de leer van het stellen van een diagnose.
<<H OORCOLLEGE 1 - PDW1 - STUDENTVERSIE . PDF >>
Een psychologische test kan gedefinieerd worden als een beoordelingsprocedure die ontworpen is om een
psychometrisch onderbouwde maat van een of meer psychologische eigenschappen te verschaffen.
• Interindividuele verschillen: bv. wie vd 2 kandidaten past het best bij een bepaald jobprofiel.
• Intra-individuele verschillen: bv. eenzelfde individu evolueert tot een psychologische eigenschap in
een bepaalde tijdspanne.
1.1 EEN TEST IS EEN BEOORDELINGSPROCEDURE
1. Beoordelingsprocedure: een test is een beoordeling en inschatting ban iemands
persoonlijkheidseigenschappen en gedragswijze. Psychometrisch onderbouwde beoordelingsprocedure.
Zegt iets over het kunnen (prestaties) en zijn (gedragswijze: angst, stress) van mensen.
→ interindividuele
→ intra-individuele bovenaan uitgeschreven
1.2 EEN TEST REGISTREERT PSYCHOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
1.2.1 Wat zijn psychologische eigenschappen
2. Een registratie van psychologische eigenschappen:
• Meer weten over het kunnen en zijn.
Kunnen: (prestaties) hun intelligentie, hun capaciteiten of hun geschiktheid voor het uitoefenen van een
bepaalde functie
Zijn: (gedragswijze) hun persoonlijkheid, hun karakter, motivatie en interesse.
• Hieraan kunnen we trekken of toestanden koppelen.
Trekken: Sommige eigenschappen liggen -/+ meer vast soms al vanaf vroege levensfase.
Toestanden: Eigenschappen kunnen fluctueren in de tijd. Bv. manier waarop wordt lesgegeven, lesinhoud, …
Emoties kunnen veranderend zijn.
1
, 2021 – 2022
Uitdaging: niet rechtstreeks waarneembaar is, vormen:
Abstracte hypothetische constructen: een constructie vd geest waarmee we naar iets verwijzen dat niet
zichtbaar is.
1.2.2 Psychologische eigenschappen moeten geoperationaliseerd worden
3. Een operationalisatie van psychologische eigenschappen: Psychologische eigenschappen zoals motivatie,
interesse of intelligentie, zijn hypothetische constructen. Kunnen enkel onrechtstreeks afgeleid worden uit
het zichtbare gedrag. Het meetbaar maken van abstracte hypothetische constructen.
Nood aan empirische vaststellingen om uitspraken te doen over ons abstract hypothetisch construct (bv.
trek of toestand).
Eigenschappen die wetenschappelijk gefundeerd zijn: betekent dat ze volgens strikte regels afgeleid werden
uit betrouwbare waarnemingen.
Operationaliseren is hierin een proces om eigenschappen meetbaar te maken. Het geeft aan welk operaties
– welke activiteiten of verrichtingen – we zullen uitvoeren om de onzichtbare eigenschap toch toegankelijk
te maken voor empirisch onderzoek.
• Validiteit: geeft aan in hoeverre het instrument meet wat we ermee beogen te meten.
Koppelen aan concreet gedrag.
Vb. 2 sollicitanten reageren op een vacature binnen een administratieve functie. Ze worden elk uitgenodigd
voor een gesprek. De sollicitanten vertellen dat ze een krak in plannen en organiseren. We operationaliseren
dit kunnen (executieve functies) via een test die peilt naar planningsvaardigheid. Deze test bevat concrete
activiteiten die inschattingen de planningsvaardigheid mogelijk maken.
1.3 EEN TEST LEVERT EEN PSYCHOMETRISCH ONDERBOUWD MEETRESULTAAT OP
In definitie: ‘psychometrisch onderbouwde meting van een psychologische eigenschap’
1.3.1 Psychometrische kwaliteiten
4. Een voorziener van psychometrisch onderbouwde meetresultaten:
Betrouwbaarheid: standvastigheid vd meting, een test mag niet een ander resultaat opleveren op een ander
moment.
Bv. Stel je voor, je zou vandaag een IQ bij je partner afnemen en morgen opnieuw. Wnr je test betrouwbaar
is zijn de resultaten van beide afnames hetzelfde.
Validiteit: de test meet wat ze zegt te meten, soort gegevens op te leveren die je ervan verwacht.
Bv. Om iemands lengte te meten heb je een meter nodig, geen weegschaal.
Betrouwbaarheid is nodig vooraleer we van validiteit spreken.
2
, 2021 – 2022
Standaardisatie: een test moet steeds in gelijkaardige situaties afgenomen worden. De mate waarin er voor
de testprocedure strikte richtlijnen aanwezig zijn zodat elk individu in dezelfde en meest optimale
omstandigheden kan worden getest.
Bv. Een IQ-test afnemen in een luidruchtige omgeving of in een stille omgeving, manier van testafname, ...
Objectieve scoring: eenduidig kunnen interpreteren om verschillende interpretaties/resultaten te
vermijden. Het moet duidelijk zijn hoe de antwoorden op een test in testscores kunnen worden omgezet, die
bovendien ook door iedereen eenduidig te interpreteren en te implementeren zijn.
Bv. Richtlijnen in een handleiding die duiden wnr een antwoord juist of fout is.
Normering: een groep waarmee je de bekomen resultaten kan vergelijken. De aanwezigheid van een zinvolle
vergelijkingsbasis. A.d.h.v. scores van die groep kan een individuele score worden vergeleken, waardoor hij
een waarde toegemeten krijgt.
! Representativiteit en voldoende groot om geldige uitspraken te doen
Bv. Wanneer je peilt naar het IQ van een Vlaamse leerling van 16j vergelijk je het IQ met andere Vlaamse
leerlingen van dezelfde leeftijd.
1.3.2 De psychometrische kwaliteiten worden beschreven in een testhandeling
Niet van toepassing
1.4 ANDERE KENMERKEN VAN EEN TEST
5. Ook opgebouwd uit andere kenmerken
1.4.1 Reikwijdte
Reikwijdte: het geheel aan eigenschappen, brengt het domein dat de test in kaart brengt en de diversiteit
aan mensen bij wie hij gebruikt kan worden.
• Domein: geheel van psychologische eigenschappen die we meten met een test
• Diversiteit: soorten mensen die we meten met een test
1.4.2 Aanvaardbaarheid
Aanvaardbaarheid: mate van acceptatie van de kandidaat t.o.v. een test. Verband met indruksvaliditeit:
duidelijk wat jouw test probeert te meten, welke indruk hij oproept. Soms mag men dit niet weten (delicate
eigenschappen in kaart brengen) dus ga je de relevantie vd test duiden omdat mensen zich beter gaan
voordoen dan dat ze in werkelijkheid zijn.
1.4.3 Onpartijdigheid
Onpartijdigheid: te maken met faire diagnostiek. Een test is partijdig wnr bepaalde groepen mensen items
systematisch anders invullen, hoewel ze eenzelfde niveau vd achterliggende vaardigheid hebben. Er treedt
een vertekening op (bias) zoals taal en cultuur, mensen die de test niet goed kunnen verstaan.
3
, 2021 – 2022
Bv voor andere cultuur of taal. Cultuurvrije testen bestaan niet, maar vrijere wel.
1.4.4 Praktische aspecten
Praktische aspecten: afweging tussen de kosten en baten die ermee gepaard gaan.
• Kosten: tests zijn meestal vrij duur, bv. 2000euro bij aankoop van testmateriaal
• Baten: degelijke test kan op een relatief korte tijd een schat van info opleveren, die weinig
doorspekt is met oordeelsfouten.
SAMENVATTEND
• Psychodiagnostiek is een systematisch proces met het doel gedrag te beschrijven, verklaren,
classificeren en voorspellen.
• Psychologische testen meten niet-rechtstreeks meetbare constructen, we willen iets zeggen over de
achterliggende trekken en toestanden. Hiervoor kijken we naar prestaties en gedrag.
• We gebruiken psychometrische kwaliteiten en de besproken aanvullende kenmerken als richtlijnen
om de kwaliteit van een test in te schatten.
Niet rechtstreeks waarneembaar, vormen abstracte hypothetische constructies
2. Korte geschiedenis van het psychologisch testen
woensdag 13 oktober 2021
2.1 DE VROEGE VOORLOPERS
2.1.1 De eerste sporen
• China (2000 v.C.): 3jaarlijks vorderingstoets voor de dienaren vd keizer, nagaan in hoeverre bepaalde
kennis verworven zijn, op basis daarvan ontslagen of gepromoveerd.
• Oude testament: selectie van legerrekruten a.d.h.v. opdrachten (2 selectierondes)
• Middeleeuwen: vrij formeel karakter (eerste schriftelijk) van examens aan universiteiten van Leuven
en Bologna.
2.1.2 Fysiognomie en frenologie
Fysiognomie: gaat ervan uit dat intellectuele of karaktereigenschappen afgeleid kunnen worden uit de
fysieke kenmerken vd vorm of expressie van iemands gezicht. Iemand met een crimineel gezicht kan men
koppelen aan iets (soort misdadigheid)
→ Al sinds Aristoteles, maar tot in de 19de eeuw
Frenologie: (=schedelleer) voortvloeiend voort uit kritiek op fysiognomie, vertrekkend uit bevindingen van
Gall.
4