Biologische psychologie I
Structuur en basismechanismen van het zenuwstelsel
Gedoceerd door Monica Dhar
Introductie
Het menselijk bewustzijn
Lichaam-geestvraagstuk (mind-body question): Welke rol speelt de Geest? Controleert
de zenuwstelsel? -> Ik heb een lichaam of ik ben een lichaam
• Animisme: alles heeft een geest (mind, soul, spirit)
• Dualisme: het lichaam is ‘organisch’, de geest is ‘niet-organisch’
• Monisme: de wereld bestaat enkel uit materie en energie en de geest is het
resultaat van de werking van het zenuwstelsel
Hemisferen
• Linker hemisfeer: verantwoordelijk voor
te praten
• Rechter hemisfeer: verantwoordelijk voor
te begrijpen
o Schade aan partiële kwab →
Unilateraal neglect: negeren van
voorwerpen in het linker visuele
veld, maar er niet bewust van zijn
• Corpus Callosum / hersenbalk:
verbindingskanaal van beide hemisferen
H2: evolutie en gedragsgenetica
Evolutie
1) Definiering perspectief
Grondvoorwaarden natuurlijke selectie
Darwin: Natuurlijke selectie (1)
3 voorwaarden om natuurlijke selectie tot stand te brengen:
- Overerving: Er zijn overerfbare eigenschappen
- Variatie (via o.a. mutatie = ‘kleine foutjes’): Variabiliteit in deze eigenschappen
-> we zijn niet identiek aan elkaar (haarkleur, oogkleur...)
- Selectie: Bepaalde eigenschappen hangen in een bepaalde context samen met
een groter reproductief succes -> door een goede aanpassing in de omgeving,
later meer produceren = meer nakomelingen
, NIET Survival of the fittest: Het is niet dat de sterkste of de
slimste overleeft, maar meer dat deze bep eigenschap in een
bep (juiste of meest gepaste) context/omgeving goed associeert
met een reproductief succes (= natuurlijke selectie)
Vb: Vogels in Australië eten alleen groene kerels en daardoor is er een grote
reproductiefsucces voor de oranje kerels IN Australië en dus meer
nakomelingen van oranje kerels -> de kleur oranje is geassocieerd met een
grote reproductief succes
Dit is allemaal een selectie van individuen (‘IK ben oranje en kan
dus veilig verder voortplanten’)
o Verwantenselectie (2): Geen selectie van individuen, maar van
genen
Vb: Steriele honingbij (werkers) -> alleen de koninging van de bijen
kan voortplanten, de ‘werkers’ hebben deze capaciteit niet
Vb: Eeneiige tweelingen hebben identieke dezelfde genen
Belangrijke psychologische implicaties: Herkennen van
verwanten (dieren kunnen aan de hand van hun geur elkaar her
kennen, mensen doen dit op vlak van gezichten)
o Seksuele selectie (3): Genen dat men een grote reproductief succes
geven ookal gaat die men in gevaar brengen -> je wordt
geselecteerd op kenmerken die dat rechtstreeks je aantrekkelijkheid
voor seksuele partner kan vergroten ookal zijn die kenmerken niet
gunstig voor je overlevingskansen
Vb: Unieke eigenschappen dat dieren hebben om een partner aan te
trekken -> een mannelijke pauw heeft een grote, mooie staart die hij
aan een vrouw toont om die te verleiden = reproductief succes
MAAR deze grote staart kan ook een gemakkelijke gerief zijn om de
pauw door de vijanden op te vangen => twee krachten die gelijktijdig
werkzaam zijn
Hier worden de genen rechtstreeks overgegeven
o Alle selecties zijn op basis van genen
Psychologische relevantie
- Rechtstreekse erfelijke invloed op kenmerken: grootte brein is in mate
genetisch bepaald en correleert met IQ (hoe groter je brein, hoe slimmer): men
weegt een brein van iemand en ziet hoe dat gewicht zich verhoudt tov
genetische verwantschap tussen individuen -> grote correlatie tussen hoe
zwaar de brein is en in welke mate de individue van dat brein genetisch
verwants waard
- Erfelijke invloed kan ook lopen via “banale” fysieke eigesnchappen: Extraversie
is in belangrijke mate een overerfbare eigenschap (het is niet omdat je moeder
extraverte is dat je het perse ook ben, het gaat altijd over een deel van de
variabiliteit die verklaart wordt door de genen) => extraversie correleert met
een aantal belangrijke fysieke eigenschap = lichaamslengte en/of attractiviteit:
, Hoe groot, hoe extraverte je bent en ook hoe knapper (op groepsniveau,
luisteren mensen graag naar deze soort mensen)
- Leer van de overerfbaarheid van gedrag = gedragsgenetica
o Negatieve connotaties: Racisme, slavernij, ideologie van de nazis (je
afkomstigheid bepaalde of je leeft of niet)
2) Homo sapiens sapiens (= de mens)
Stamboom in de ppt is te kennen (de licht grijze categorieën niet)!!
- Het grijze deel zijn allemaal primaten en geen Apen
- “Monkey” = aap en “Ape” = mensapen
- Oude wereld = Eurazië en Afrika
- Categorie van Hominidae of de echte mensapen is de categorie der primaten
die heel sterk genetisch verwant zijn aan de mens (in verschillende maten)
o Oerang-oetan lijkt sterk op de mens (zeker zijn gezicht)
→ De mens (Homo) heeft genetisch gezien veel meer gemeenschappelijk met de
chimpansees en bonobo’s dan met de gorilla’s en alle andere grijze categorieën
→ De donker blauwe categorieën zijn afstammingen van de mens
- Gedeelde DNA met een chimpansee is ong. 98,8%
- Gedeelde DNA met een neanderthaler is ong. 99,7%
- Gedeelde DNA met een willekeurige andere mens is ong. 99,9% -> percentage
verschillen in je DNA en met die andere persoon
Kenmerken van de homo sapiens sapiens:
- Tweevoeter: Het feit dat we dit op lange termijn kunnen doen; langdurigheid
(alle primaten kunnen op twee voeten stappen, maar niet zo lang)
o Overzicht tijdens trekken
o Handenvrij om werktuigen te transporteren
o Versmald geboortekanaal
- Groot/exceptioneel brein
o Zeker niet de grootste brein van de dierenrijk
o Grote brein ≠ veel neuronen
o Niet grootste relatieve massa tov lichaamsgewicht (groot lichaam ≠
grote brein)
o Onze brein is ook niet meest rimpelige -> hoe meer rimpels in de cortex,
hoe groter de opp aan cortex die je in die schedel gepast krijgt
Grafiek 1: (x-as: lichaamsgewicht en y-as: breinmassa)
Driehoekjes = primaten
- Rechts: zware dieren en links: lichte dieren
- Primaten hebben per lichaamsgewicht een grote breinmassa en wij vallen
netjes op de lijn van de primaten -> de verhouding lichaamsgewicht en
breinmassa is hetzelfde als bij de primaten (de mens is wel de grootste
primaat)
Grafiek 2: (x-as: aantal neuronen in het brein en y-as : breinmassa)
,Hvl neuronen in een brein gedropt in dezelfde massa
- Hoe platter de lijn, hoe meer neuronen per massa
- De mens heeft meer neuronen dan de andere dieren -> we hebben de zwaarste
brein
- Hoe meer neuronen, hoe groter de brein
Grafiek 3: (x-as: breinmassa en y-as : percentage van het gewicht van brein bestaat uit
cortex)
- De mens heeft een grote percentage toegewijd aan die cortex -> we vallen
weer in de lijn van de primaten
Conclusie:
- Relatieve breinmassa, neuronen / breinmassa en proportie cortex / breinmassa
allemaal in het verlengde van de primaten -> we zijn hier niet zo exceptioneel
- MAAR: Primaten scoren echter om te beginnen zeer goed op al deze
parameters + Mens is bij de grootste primaten
o Buitenbeetjes: Gorilla’s en oerang-oetan hebben een klein brein in
verhouding met hun lichaam
→ Voor zover geweten: homo sapiens grootste aantal corticale neuronen van
alle dieren, in het bijzonder prefrontaal (ook al is de prefrontale cortex van vb.
een potvis veel groter) -> is belangrijk voor taal, op lange termijn plannen,
sociale contact…
→ Bovendien dicht op elkaar -> snelle communicatie mogelijk
Nadeel van deze exceptioneel brein:
- Neuronen zijn duur: hebben veel energie (suiker) en zuurstof nodig -> met 2%
van de lichaamsmassa verbruikt het brein +/- 20% van onze energie (vergelijk:
+/- 5% bij katten)
o Invloedrijke theorie: het feit dat we een groot brein hebben heeft
mogelijk te maken met het koken van voedsel (het verhitte van
voedsel) -> koken is een voorvertering; scheur celwanden in de mond
waardoor het gemakkelijk verteerd (ivm met rauw eten)
- Obstetrisch dilemma-hypothese (geen theorie!): de mens is rechtop gaan
beginnen lopen in de evolutie waardoor onze bekken smaller zijn geworden ->
smal geboortekanaal + groot brein = complicaties bij geboorte (het geboorte
kan gevaarlijk zijn voor de baby en de mama)
o Om dit op te lossen -> rijpingsvertraging: kinderen worden immatuur
geboren en dus bij geboorte is het brein niet helemaal ontwikkeld, er
moet nog veel gebeuren na de geboorte
Rijpingsvertraging
- Belangrijke periode van postnatale groei -> grote ontwikkeling van het brein
, - Bij geboorte zijn alle neuronen aanwezig! -> na geboorte moeten ze op de
juiste plaats gaan + connecties/bindingen worden gemaakt + steuncellen
worden aangemaakt
o Nadeel: het kind is heel kwetsbaar en kan eigenlijk nog niks doen
o Voordeel: in de baarmoeder is er niks interessant voor het brein (geen
sociaal contact…), maar door de rijpingsvertraging kan het brein
connecties maken in een context waar er veel gebeurd -> men kan zijn
ervaringen vroeg in zijn leven mee nemen in de bedrading (draden) van
de hersenen
Positief voor een psycholoog: “hoe was je kindertijd?” -> vrij
goede vraag want er kunnen gebeurtenissen zijn in die kindertijd
die een impact hebben gehad op de bedrading van de hersenen
(traumatische ervaring zoals kindermishandeling) -> zo’n
mensen hebben in hun kindertijd overlevingsmechanismen
ontwikkeld
- Door ervaringen te hebben tijdens het ontwikkeling van het brein -> in staat om
complexe sociale interacties te begrijpen
- Rijping tot in late adolescentie -> zeker in de prefrontale cortex
→ niet alleen aanmaken nieuwe contacten, ook “snoeien” (pruning) => heel
belangrijk
Pruning
= connecties afknippen
- Brein van kinderen hebben meer bindingen dan in een volwassenen brein
(paradox want een kind moet nog veel leren)
- Tot zeker late adolescentie belangrijke reductie
- Waarom connecties aanmaken om later er veel af te knippen en het vraagt ook
veel energie? -> connecties die overblijven zijn diegene die hun waarde hebben
bewezen de beste, de sterkste (het brein zal dan alleen goede connecties
hebben)
- Gebeurt in hele brein, van achteraan -> vooraan
o In late adolescentie prefrontale cortex laatst “aan de beurt”
o cruciaal voor sociaal functioneren (het begrijpen van mensen)
o cruciaal voor flexibiliteit, zelfregulatie, ... -> impulsieve gedragingen zijn
risicofactoren (bij verslavingen)
- Kan misgaan (Nadeel): symptomen van schizofrenie zoals stemmen horen
heeft te maken met dat snoei proces en intelligentie -> er worden meer
connecties gemaakt (NIET neuronen want die zijn er allemaal al sinds geboorte)
dan er gesnoeid wordt en als het brein aan de snoeiproces komt, gaat die
massaal veel snoeien
Samengevat van dat exceptioneel brein:
- Absoluut en relatief zwaar
- Neuronen dicht opeen gepakt