Samenvatting Inleiding tot de filosofie
Inleiding
- Examen:
o Schriftelijk
o Gesloten
o 35% meerkeuzevragen, 14 vragen op 14 punten, met verhoogde cesuur
o 35% begrippen, 7 vragen op 14 punten
o 30% open vraag, 1 open vraag op 12 punten
Wat is filosofie?
Filosofie wordt onderscheiden van andere menswetenschappen, ze gaat ook nadenken over andere
disciplines
( metadisciplines)
Dit vak is een inleiding tot de filosofie, en is dus geen volledig inzicht
Er is veel aandacht voor de link tussen bepaalde filosofische theorieën en de veranderingen in de
Europese cultuur
De gebeurtenissen weerspiegelen zich
Hoofdstuk 1: Socrates
1) Het Griekse mirakel: situering Socrates
- Wanneer?
600-300 V.C.
Toen bloeide de Griekse cultuur
In steden woonden mensen die zich onderscheidden van anderen, ze erkenden zich als de
Grieken
- Waar?
Oostelijke Middellandse zee
- Wat?
Er kwamen enkele nieuwe, belangrijke aspecten tot stand, daarom spreekt men wel eens van
het Griekse mirakel
Doordat mensen in dialoog treden en zaken gaan bekritiseren, zo ontstaat de politiek
democratie
- Hoe?
o Economische welvaart: door de handel die erg goed ging, als dit niet zo was zouden
mensen zich bezighouden met overleven en niet in dialoog treden met elkaar
o Democratie: impact van het woord en het schrift
Woord: argumentatie en discussie, recht om deel te nemen aan politieke
beraadslagingen, andere bekritiseren
Ook de gedachte dat niets taboe was, en niets niet bediscussieerbaar is,
zorgde voor een bepaald kritisch klimaat
Schrift: wetten moeten worden opgeschreven zorgt voor minder willekeur
en verandering, rechtvaardigheid, en dat de kennis kan worden
doorgegeven, verspreiden en bewaard
, Bevorderd ook de kritische houding tegenover die inzichten, want we
kunnen ze opnieuw en opnieuw lezen en bekijken
Vroegere verklaringen over de natuur, de wereld en het ontstaan worden verworpen
Toch hebben ze een belangrijke rol gehad, ze hebben voor twee voorwaarden gezorgd waaraan een
menselijke verklaring moet voldoen om als waar te worden beschouwd
- De principes waarop iets berust, moeten kunnen worden begrepen door mensen, ze moeten
kunnen worden uitgeschreven en besproken door mensen in teksten
Vaak waren die niet menselijke verklaringen afhankelijk van religieuze personen die niet verklaard
werden, mensen wilden een uitleg die er niet was en dus werden ze afhankelijk van dienaars, hier
namen ze geen genoegen mee
2) De zelfzekerheid van Socrates
- Wie? Griekse filosoof
(470-399 V.C) hij is gestorven door de gifbeker, hij werd tot dood veroordeeld
1. De centrale idee in het leven van Socrates
Socrates was in Athene een bekend en berucht figuur
Hij had een vreemde levenswijze: hij ging met mensen in discussie over wanneer een leven gelukt en
geslaagd is
Deze levensstijl was gebaseerd op een centraal idee: de mens is er niet mee tevreden te leven met
meer
Volgens Socrates was een gelukt leven niet als je je liet lijden door het instinct dat ons naar het
aangename drijft, dit is namelijk niet altijd nuttig of ook niet door de sociaal aanvaarde gewoonte
Volgens Socrates bestond een gelukt leven pas als je inzicht hebt verworven
Mensen die dus geen inzicht hadden en het antwoord op de vraag dus niet konden geven, hebben
geen gelukt leven
Hij was er ook van overtuigd dat de zoektocht naar inzicht waardevol is en dat zijn leven dus
waardevol was
2. De apologie van Socrates
Plato schreef de Apologie van Socrates
Hierin staat dat Socrates zijn levenswijze op twee manieren verdedigt, die een beetje strijdig lijken
- Hij ondervraagt mensen omdat hij zich precies zeer bewust is van zijn onwetendheid
Hij hoopt dat andere mensen een goed antwoord kunnen geven zodat hij iets bijleert
Hij is dus geen leraar die het antwoord weet, maar een partner in het onderzoek over de
kwestie die ter discussie staat
- Zijn zoektocht is een zoektocht naar inzicht en dit is een opdracht van de Goden
Dit staat in tegenstrijdigheid want hier lijkt het alsof hij niet twijfelt aan zijn kennis, hij is erg
zelfzeker, hij twijfelt niet aan de betekenis van zijn leven
Hij denkt dat hij is gestuurd om de Atheners er voortdurend op te wijzen dat ze verwaarlozen wat
echt belangrijk is om gelukkig te leven
Hij is daarom echt zeker dat zijn leven zinvol is
In de Apologie van Socrates, gaat hij nog verder:
, - Hij beweert dat hij zelf kennis heeft van goed en kwaad en van wat een zinvol leven is
- De kennis die hij beweert te bezitten, is algemene kennis
Het gaat dus niet enkel over wat goed is voor hem maar voor de mens
3. Het debat met de sofisten
- Sofisten = rondreizende leraars, die tegen betaling opleiding bieden in retoriek
- Retoriek = vaardigheid om goed en overtuigend te spreken voor een groot publiek
- Waarom opleiding in retoriek? De leerling in staat stellen om in alle omstandigheden gelijk te
halen, en daardoor zijn eigen belang in veiligheid te stellen
In de retoriek is men niet geïnteresseerd in de juistheid van de mening
Waarom dan opleiding in retoriek?
Omdat alle waarheid relatief is, en er geen zekerheid is, alle waarheid is persoonlijk en
tijdelijk
Mijn waarheid is dus evenveel waard als de waarheid van iemand anders, je wilt dus dat
mensen jouw mening volgen omdat die het meeste voordelig is voor jou
Deze opleiding zorgt daarvoor
Socrates vond dit standpunt onaanvaardbaar
Hij en zijn leerlingen zullen een filosofie ontwikkelen die een ander standpunt over waarheid en
rechtvaardigheid zullen voorstellen
4. De neiging tot transcendentie en Socrates’ interpretatie ervan
Socrates wijst het standpunt van de sofisten af om twee redenen:
- Het is niet zo dat iets goed , zinvol is omdat mensen het zinvol vinden, of zelfs niet omdat
mensen het erover eens zijn dat iets waardevol is
Er is een verschil tussen schijn en zijn
o Schijn = hoe ze verschijnen bij mensen
o Zijn = hoe ze werkelijk zijn
Bij de sofisten hebben ze enkel schijn kritiek van Socrates
- Mensen vinden het belangrijk om inzicht te krijgen in het zijn, neiging tot transcendentie,
verlangen om hun leven te bekijken vanuit een ander standpunt
- Schijn = onwaar = onzeker
Zijn = waar = zeker
Hij maakt dit onderscheid (Socrates)
Verbind deze termen
5. Enkele vragen
3) Andere voorbeelden van zekerheid
1. Mensenrechten
Rechten die mensen toekomen omdat ze mensen zijn
Rechten die toekomen aan een persoon of subject onafhankelijk van zijn socio-politieke context
Maar wanneer is iemand los van elke sociale context? Iedereen heeft een bepaalde positie in de
maatschappij
Alleen in een economische context zien we af van de sociale positie van de mensen
De mensenrechten formuleren dus de voorwaarden voor de organisatie van een vrije markt
, Hoe kan men dan nog spreken van universele mensenrechten?
2. Het onderscheid tussen mensen en alle andere wezens
Iedereen is het over eens dat er een fundamenteel onderscheid bestaat tussen mensen en andere
wezens
Maar hoe onderscheiden we die? Met welk kenmerk?
Niemand twijfelt hierover, maar hoe moeten we die zekerheid begrijpen?
3. Persoonsidentiteit
Niemand twijfelt aan de identiteit van zijn persoonlijkheid
Maar waarop is die zekerheid gebaseerd?
4. Menswetenschappen?
5. Dezelfde vragen
Mensen kunnen niet leven zonder betekenis te geven aan hun handelingen,…
Over al de voorbeelden/kwesties kunnen we spreken over een vorm van zekerheid
Wat onze verwondering opwekt in al die voorbeelden is niet de vraag of we gelijk hebben maar wat
het zou kunnen betekenen in verband met zingeving zekerheid te hebben?
In al die kwesties is er sprake van een vorm van transcendentie
Hoofdstuk 2: Plato
1) Socratisch karakter van Plato’s werk
Plato was een leerling van Socrates en hij heeft dus een heel grote invloed gehad op hem, een
ongewone invloed
2) Mening en kennis
1. Retoriek en discussie
Socrates en Plato deelden de mening dat de retoriek niet de kunst was van het goed spreken
Hiertegenover stelde Plato de dialectiek = kunst van het discussiëren
Er is volgens hem een verschil tussen de lange monoloog en de discussie (= het gesprek van vraag en
antwoord, om beurt argument tegenover argument stellen
Een discussie geeft de mogelijkheid om te onderzoeken of een stelling waar is of niet
Volgens hem zorgt de retoriek enkel maar voor meningen, biedt geen echte kennis, ze spelen hierbij
in op de emoties van anderen waardoor je je kritisch vermogen verliest, ethisch verwerpelijk en
pedagogisch gevaarlijk
2. Kennis en discussie
Plato:
- Discussie is niet gewoon een middel om conflicten of meningsverschillen op te lossen
- Onmisbaar bij het verwerven van kennis
- De rechtvaardiging van een stelling ligt in het feit dat ze de discussie heeft gewonnen
In een dialectische discussie kunnen we een stelling bewijzen, door tegenargumenten komen
we op een stelling die gerechtvaardigd is