Motoriek & Didactiek
DEEL 1 Motoriek: brede kijk op beweging en motoriek in de klas
Eerste graad ‘ervaren’ (6-8j): werken aan algemene bewegingsvaardigheden, ervaren + experimenteren +
basisvaardigheden spelend= centraal.
2de graad ‘beseffen’ (8-10j):er is inzicht in het bewegingsverloop in ruimte en tijd. Bewust leren, inzicht, beseffen,
verfijnd bewegen. Geautomatiseerde bewegingen behoren nu tot de natuur van het kind. Door bewust te maken van
hun beweging en ze erover te doen nadenken -> basisvaardigheden bewust veranderen/vorm geven.
aanleggen van bewegingsbewustzijn
3de graad ‘beheersen’ (10-12): specifiekere bewegingsvaardigheden
beheersen van bewegingstechnieken = basisvaardigheden met een voorgeschreven bewegingsverloop
beheersen, toepassen, doelgericht,… er wordt intentioneel motorisch geleerd.
2 Brede bewegingsvorming op school
beweging is heel belangrijk voor lichaam en geest. Zonder beweging is het lastig voor kinderen en worden ze vaak
buitengesloten door andere omdat ze minder waardig zijn.
2.1 Het vierluik voor bewegen.
Het vierluik bekijkt de mogelijkheden en opportuniteiten die je als leerkracht kan benutten om mee
verantwoordelijk te zijn voor het bewegingsniveau van de kinderen
-bewegen in klas
-bewegen op de speelplaats
-bewegen buiten de school: als huiswerk,…
-bewegen in de les LO
2.2 Bewegen heeft positief effect op de cognitie van de kinderen:
-De hersenstructuur en executieve functies
-aandacht en concentratie
-motorische vaardigheden en fysieke fitheid
-sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
-schoolprestaties
Bewegingsintegratie: bewegen helpt leerstof beter begrijpen
-houdt brein in conditie
-beter leren door het bewegend te doen
-eerst leren en bewegend inoefenen.
Bewegen bij het leren (beweging als middel)
-geen verband tssn beweging en leerinhoud gebruikt beweging om iets duidelijk te maken
voldoet de bewegingsdrang van kinderen
-om gezondheid te bevorderen
-om op een motorisch doel te werken dat nog niet vlot gaat
-om te zorgen voor krachtige leeromgeving bv: ze daarna tot rust te krijgen om zo verder les te geven
bv: yogaoefeningen voor een toets voor concentratie
Bewegen voor het leren (leren door beweging)
-bewegen om leerstof te automatiseren
bv: om te kunnen schrijven -> een goede pengreep nodig
Bewegen om te leren (inzichtelijk leren)
-bewegen helpt om leerstof inzichtelijk te begrijpen
bv: snelheid in boek= onduidelijk, laat kinderen een afstand rennen om zo snelheid te begrijpen.
2.3 Bewegen, hersenen en spel
-In limbisch systeem zit de middenhersenen (zoals bij andere zoogdieren)
,-mensen hebben ook grote hersenen met daarin prefrontale cortex
-Cognitieve functies= verzamelnaam voor aandacht en executieve functies (e.f.) (->zit in prefrontale cortex)
(e.f.) sturen gedrag aan en reguleren de denkprocessen, daardoor: doelbewust bewegen, redeneren,… =
essentieel voor schoolprestaties.
bepalen onze zelfstandigheid, daardoor: planning, werkgeheugen,.. =het hoogste deel van hersenen die
onderliggende delen controleert.
e.f. moeten worden ontwikkeld en beïnvloeden elkaar (bv: kind is intelligent, maar e.f. zijn nog niet goed
ontwikkeld kan het mislopen, het kind kan niet zelfstandig werken,…) de e.f. moeten dus goed samenwerken
anders geraakt het kind niet ver.
e.f. heb je nodig om redeneringen op te bouwen, problemen op te lossen. (ze zorgen ervoor dat je je
gedrag,emoties,gedachten kan sturen)
E.f. voorbeelden:
-Inhibitie of impulscontrole: zorgt ervoor dat je nadenkt voordat je in actie schiet (rem op gedrag)
-werkgeheugen: informatie opslaan en terug bovenhalen wnr nodig
-Planning en organisatie: plan opstellen en je er aan te houden
-taakinitiatie: starten met taak wnr nodig is (op tijd)
-aandacht richten/vasthouden/wisselen
-emotieregulatie: op passende manier je emoties aanpassen
-cognitieve flexibiliteit: wnr je nieuwe info krijgt, moet je je plan kunne aanpassen en overschakelen op nieuw plan
-Metacognitie: helpt je kijken naar eigen gedrag en de sociale omgeving (ben je goed bezig?)
bv: opwarming in les Lo met het oog op werkgeheugen: getal 5 wilt zeggen met 5 gaan staan, na paar andere
getallen terug weten met welke kinderen je bij 5 stond.
3 De Motorische ontwikkeling
Psychomotoriek: de zintuigen ontvangen prikkels, sturen die info door naar centrale zenuwstelsel, dat op zijn beurt
de spiere ne gewrichten activeert =>ontstaat een bewegingsreactie met sensorische bijsturing.
-‘motoriek’= bewegingsapparaat, reflexen en centrale zenuwstelsel zijn belangrijke rol.
neuromotoriek: wnr we nadruk willen leggen op motorisch aspect
-‘psyche’: de geestelijke inbreng
cognitieve (bv: kennis van het lichaam, al bewegend info opdoen)
emotionele aspect (bv: lichaamstaal die laat zien dat je niet blij bent)
bv: touwtjesspringen, het touw draaien (motorisch), weten wnr te springen (cognitief), faalangst/enthousiasme
(emotioneel)
-goede neurologische en motorische ontwikkel = goede algemene ontwikkeling
-wnr kind een leerstoornis heeft -> doorverwezen naar een therapeut voor multidisciplinaire aanpak
gezonde ontwikkeling van lichaam en geest gaan hand in hand
bv: kind weet verschil tssn ‘b’ en ‘d’ niet -> blijven oefenen is niet voldoende als onderliggend probleem niet wordt
aangepakt (niet goed ontwikkeld richtingsgevoel)
3.1 Neuromotoriek: bestaat uit aantal bewegingen die gestuurd worden door centrale zenuwstelsel
-ontwikkeling van bewegen bestaat uit 3 componenten
-neurologische ontwikkeling (rijping zenuwstelsel)
-motorische ontwikkeling
-sensorische ontwikkeling
Hebben invloed op elkaar
Het bewegen zorgt voor rijping van zenuwstelsel -> zekere rijping is nodig om bepaalde beweging uit te kunnen
oefenen.
Doelgerichte bewegingen worden geoefend en, op basis van de ervaringen die zintuigen opdoen, tijdens de
uitvoering bijgestuurd.
bv: wilt over beek springen (motorische vaardigheid nodig), zintuigen (sensorische) kijken hoe veel kracht er nodig is,
, als je te kort springt ervaar je natte voeten. Je hersenen (neurologisch systeem) gaan beweging steeds meer
bijsturen tot je erover geraakt => bewegen wordt kwaliteitsvoller.
3.2 Theorieën over de grote motorische ontwikkeling
3.2.1 Van reflexen naar intentioneel bewegen
bij geboorte is centrale zenuwstelsel nog niet helemaal klaar -> ontwikkeld verder door beweging doelbewust in te
zetten om iets te bereiken.
-een reflex = automatische fysieke/emotionele reactie op prikkel. ontstaan in baarmoeder =>primitieve reflexen
helpen geboren te worden, daarna te overleven. =>vanuit hersenstam
-zoek-, zuig-, slikreflex: voor nodige voedingsstoffen te voorzien
-moro-reflex/schrikreflex: waarschuwt baby voor gevaar
-grijpreflex: baby maakt direct vuistje wnr een vinger het handpalm raakt.
Hersenen en zenuwen rijpen meer -> primitieve reflexen verdwijnen.
ontstaan posturale reflexen: zorgen voor het automatiseren van bewegingen, evenwicht en
houdingscontrole. => vanuit middenhersenen, begeleid bij uitvoering ervan door de kleine hersenen
Die ontwikkeling laat zien hoe matuur een kind wordt: steeds meer controle over zijn vaardigheden en bewegingen,
kan zichzelf beter bijsturen om later over te gaan naar intentionele bewegingen bv: naar pen grijpen om te schrijven.
Die posturale reflexen zijn automatisch, maar toch moeten ze geoefend worden -> daaruit ontstaat steeds meer
intentionele bewegingen.
Neurologische onrijpheid: wanneer primitieve reflexen nog steeds aanwezig zijn zonder dat er spraken is van
hersenletsels. Kinderen die moeilijkere taak moeten uitvoeren ervaren soort spannning die wat weg heeft van die
primitieve reflexen. Ze kunnen die onderdrukken -> Maar kost veel moeite en lokt bewegingsonrust uit.
kan leerproces negatief beïnvloeden. Hoe meer primitieve reflexen er nog zijn hoe minder een kind zijn
volledige potentieel kan aanspreken. Stress alleen is al genoeg om in die ‘overlevingsmodus’ te gaan.
Hersenen bestaan uit neuronen met witte stof ertussen
-om info te onthouden, niet de neuronen, maar de verbindingen/netwerken die neuronen maken. ‘neurale
netwerken’
-zintuigen zetten neuronen aan om verbinding te maken
door verbinding te herhalen wordt het een snelweg -> je gaat er niet meer over moeten nadenken.
bv: je hebt zo vaak je naam geschreven dat die verbinding stevig is, waardoor je niet meer moet nadenken hoe je
een letter schrijft.
-die verbindingen kunnen ook voor andere vaardigheden ingezet worden.
-door te bewegen en het vaak te doen breiden kinderen hun neurale netwerken uit.
-toppunt van goede neuromotorische ontwikkeling: kind kan stilzitten, concentreren, ook al komen prikkels binnen
tijdens het uitvoeren van een motorische taak. => kind is klaar om naar lagere school te gaan.
3.2.2 De motorische mijlpalen
De motorische ontwikkeling van kind wordt ook vaak ingedeeld op basis van ontwikkeling van motorische mijlpalen.
-die mijlpalen: momenten van overgang van primitieve reflexen naar doelgerichte activiteiten.
-het behalen van een mijlpaal zegt niks over de kwaliteit van de beweging -> de kwaliteit bepaalt de verdere
ontwikkeling.
-elk kind heeft eigen tempo bv: sommige kunnen kruipen op 10m, andere pas op 1j,.. (omgevingsfactoren spelen rol)
-met behulp van deze mijlpalen wordt beoordeeld of kind voor een bepaalde leeftijd passende motorische
vaardigheid bheerst (zo niet, niet erg, tenzij heel laat -> dan gespecialiseerde hulp inschakelen)
3.2.3 De zandloper van Gallahue
Volgens Gallahue zijn de fases van de motorische ontwikkeling simpelweg leren om op een gecontroleerde manier
efficiënt te bewegen. Dat proces verloopt in 4 faces:
-Reflexmatige bewegingsfase: (eerste teken van gecontroleerde motorische ontwikkeling)
periode is essentieel voor overleving, cognitieve en motorische ontwikkeling.