Samenvatting Kennisbasistoets Nederlands - uitgewerkte toetsdoelen van 10voordeleraar
11 keer bekeken 1 keer verkocht
Vak
Kennisbasistoets Nederlands
Instelling
Hogeschool InHolland (InHolland)
In dit document zijn alle toetsdoelen van 10voordeleraar voor de kennisbasistoets Nederlands uitgewerkt. Het is een overzichtelijk document om te leren. Wanneer er in het rood is geschreven, zijn dit voorbeelden
Kennisbasistoets Nederlands
De toets bestaat uit een aantal domeinen volgens 10voordeleraar. De domeinen zijn hieronder beschreven
en uitgewerkt. De toets bestaat uit 80 vragen en zijn allemaal meerkeuzevragen
Domein Aantal vragen
Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid 11 vragen
Domein 2: Woordenschat 9 vragen
Domein 3: Beginnende geletterdheid 16 vragen
Domein 4: Voortgezet technisch lezen 6 vragen
Domein 5: Begrijpend lezen 8 vragen
Domein 6: Stellen 5 vragen
Domein 7: Jeugdliteratuur 3 vragen
Domein 8: Taalbeschouwing 13 vragen
Domein 9: Spelling 9 vragen
Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid (11 vragen)
1.1.3 Luisterdoelen 1.1.4 Luisterstrategieën
De deelnemer kent de luisterdoelen (iets te weten willen komen, een gevoel willen ondergaan, een mening willen vormen, een handeling
willen uitvoeren, een spel willen spelen) en kan in een taalgebruikssituatie aangeven welke luisterstrategie (globaal luisteren, intensief
luisteren, gericht luisteren, kritisch luisteren) wordt gehanteerd.
Luisterdoel: luisteren om…. Luisterstrategie
Woordelijk te herhalen Reproductief luisteren
Vervolgens een handeling uit te voeren Handelend luisteren
Te leren of je mening te herzien Herstructurerend luisteren
De rode draad eruit te halen Globaal luisteren
Naast de grote lijn ook details te begrijpen Intensief luisteren
Feedback te geven op de inhoud Kritisch luisteren
Jezelf te verplaatsen in de ander Empathisch luisteren
Gerichte informatie te vinden Gericht luisteren
1.1.5 Spreekdoelen 1.1.6 Spreekstrategieën
De deelnemer kent de spreekdoelen (amuseren, informeren, instrueren en overtuigen), kan in een taalgebruikssituatie aangeven welke
doelen een spreker hanteert en kan aangeven welke spreekstrategie (oriënteren op het doel van de spreektaak, het onderwerp, soort
spreektaak en op de gesprekspartner(s) of het publiek, reflecteren, monitoren en evalueren op de spreektaak) wordt gehanteerd.
Spreekdoel: spreken om…. Spreekmanier
De ander te vermaken met verhalen Amuseren
De ander te informeren over jouw ervaringen Informeren
De ander instructies geven Instrueren
De ander te overtuigen Overtuigen
Jezelf uit te drukken Uiten
Contact te maken met de ander Afstemmen
Informatie van een ander te krijgen Interviewen
Tot afspraken en wederzijds begrip te komen Overleggen
Spreekstrategieën:
- Oriënteren op het doel van de spreektaak;
- Oriënteren op het onderwerp en de eigen kennis daarvan;
- Oriënteren op soort spreektaak;
- Oriënteren op gesprekspartner(s) of het publiek: Met wie ga je in gesprek of wie luistert er naar je? Wat is
hun voorkennis?;
- Reflecteren op de spreektaak: Begrijp je wat er wordt gezegd en breng de informatie goed over? Bereik je het
doel?;
- Monitoren van de spreektaak: Is het nodig om meer te zeggen, beter te luisteren of vragen te stellen?;
- Evalueren van de spreektaak: Wat ging er goed en wat niet? Wat zou je de volgende keer anders aanpakken?
,1.1.8 Sociale taalfunctie
De deelnemer kent de sociale taalfuncties (zelfhandhaving, zelfsturing, sturing van anderen, structurering van het gesprek) en kan van een
taalgebruikssituatie aangeven welke sociale taalfunctie van toepassing is.
Sociale taalfuncties (communicatieve taalfuncties):
- Zelfhandhaving in zinnen als Ik wil limonade / Kijk eens wat ik kan / Dat is van mij
- Sturen van anderen in zinnen als En toen was jij de politieagent / Nu moet jij wat zeggen!
- Zelfsturing in zinnen als En nu zet ik er nog een blokje op / Eerst moet ik de pop vinden
- Structurering van het gesprek in zinnen als Mag ik nu? / Nu ben ik! / Wil jij nu? / En klaar
1.1.9 Cognitieve taalfuncties
De deelnemer kent de cognitieve taalfuncties (rapporteren, redeneren, projecteren) en kan cognitieve taalfuncties ordenen in mate van
complexiteit en kan van een taalgebruikssituatie aangeven welke cognitieve taalfunctie van toepassing is.
1. Redeneren: houdt in dat er beargumenteerde verbanden worden gelegd. Wilde beren kun je niet
knuffelen, want ze eten je op!
2. Projecteren: houdt in dat kinderen taal gebruiken om zich te verplaatsen in een andere persoon. Ik
zou het ook eng vinden om in een lift vast te zitten, dan zou ik gaan gillen.
3. Reflecteren: houdt in dat kinderen hun eigen interne processen onder woorden kunnen brengen
1.3.2 Taalverwerving
De deelnemer kan in een taalgebruikssituatie aangeven of een kind zijn taal verwerft ten aanzien van semantische, fonologische,
morfologische, syntactische en pragmatische aspecten.
Fonologisch niveau = vormen van spraakklanken / klank van het woord
Morfologisch niveau = de manier waarop woorden gevormd worden / de opbouw van woorden
Syntactisch niveau = regels voor het combineren van woorden / het gebruik van woorden in zinnen
Semantisch niveau = betekenis van woorden
Pragmatisch niveau = regels eigen maken voor het gebruik van de taal en de communicatie tussen mensen / de
spelling van woorden
De deelnemer kent twee verschillende theorieën over taalverwerving: creatieve constructietheorie en interactionele benadering.
- Volgens Chomsky is iedere taalgebruiker creatief: hij maakt nieuwe zinnen vanuit zijn eigen creatieve
vermogen. Daarom wordt deze benadering ook wel de creatieve constructietheorie genoemd.
- Volgens de zogenoemde interactionele benadering leren kinderen taal door imitatie en hun aangeboren
taalleervermogen, maar werkt dat alleen als kinderen veel interactie met hun omgeving hebben. De
interactionele benadering stelt de interactie tussen kind en omgeving dus centraal en onderzoekt aan welke
eisen deze interactie moet voldoen.
, 1.3.3 Taalontwikkelingsfasen
De deelnemer kent de taalontwikkelingsfasen en hun kenmerken (prelinguaal: huilen, vocaliseren, vocaal spel, brabbelen en linguaal:
vroeglinguale fase, differentiatiefase, voltooiingsfase), kan aangeven in welke volgorde de prelinguale en linguale fase van de
taalontwikkeling verloopt.
De deelnemer kan in taaluitingen van kinderen deze taalontwikkelingsfasen herkennen.
De prelinguale periode De periode voordat een kind Huilen = eerste 6 weken
(van 0 tot 1 jaar) zijn eerste woordjes spreekt. Vocaliseren = 6 – 20 weken (zelf klanken
produceren, klinkers en vocalen u,a,e)
Vocaal spel = 4 – 6 maanden (meer variatie in
geluiden door experimenteren brrrr)
Brabbelen = vanaf 7 maanden (herhaling van
klankgroepen dadada, mamama)
De linguale periode Vroeglinguale periode Brabbelen krijgt meer betekenis
(van 1 tot 9 jaar) (van 1 tot 2,5 jaar) Ontwikkelt symboolbewustzijn: woord verwijst
Een kind gaat woorden naar iets
en zinnen als Belangrijk opstap voor: luisteren, imiteren en
communicatiemiddel benomen
gebruiken. Kinderen produceren een-twee en
meerwoordzinnen
Differentiatiefase Kinderen kunnen taal gebruiken los van een
(van 2,5 tot 5 jaar) concrete context.
Kinderen maken het taalleermechanisme eigen
Voltooiingsfase Componenten grammatica worden verder
(van 5 tot 9 jaar) ontwikkeld.
School speelt grote rol.
Taalonderwijs moet goed bij deze fase
aansluiten.
1.3.4 Tweedetaalontwikkeling
De deelnemer kent de verschillen tussen eerste en tweedetaalverwerving met het oog op de factoren taalkennis en tijd en kent de
begrippen simultane en successieve tweetaligheid.
Eerstetaalverwerving = de ontwikkeling speelt zich af binnen vaste, voorspelbare tijdsgrenzen.
Tweedetaalverwerving = kinderen beschikken tijdens de successieve tweedetaalontwikkeling over taalkennis
en ervaring in hun eerste taal en zetten deze in tijdens het leerproces van de tweede taal.
Simultane tweetaligheid = sommige kinderen krijgen vanaf hun geboorte te maken met twee of zelfs drie
talen. Hun ouders kiezen er bewust voor om hen twee- of drietalig op te voeden.
Successieve tweetaligheid = tweedetaalleerders beginnen vaak pas op de basisschool met het leren van
Nederlands, en dat is eigenlijk te laat: deze kinderen hebben een grote achterstand die moeilijk in te halen is.
De deelnemer kent het begrip interferentiefout en kan in een taalgebruikssituatie aangeven of er sprake is van interferentiefouten.
Interferentiefout = Een kind met Turks als moedertaal zegt Daar staat stoel i.p.v. Daar staat de stoel omdat het
Turks in tegenstelling tot het Nederlands geen lidwoorden kent. Dit soort fouten noemen we
interferentiefouten omdat de zinsopbouw van het Turks hier interfereert (inwerkt) op de zinsopbouw in het
Nederlands.
1.3.6 Communicatieve competentie
De deelnemer kan aangeven of een taalgebruiker in een communicatieve situatie grammaticale competentie, tekstuele competentie,
strategische competentie of functionele competentie laat zien.
Grammaticale competentie = alle kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om adequaat te kunnen
communiceren.
Tekstuele competentie = kennis van gesproken en geschreven teksten.
Strategische competentie = het vermogen om strategieën te hanteren om zo bepaalde doelen te bereiken.
Functionele competentie = het vermogen om een taalgebruik aan te passen aan een specifieke situatie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shannonfeenstra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.