11 De huid
1 Algemene opbouw van de huid
1.1 Functie en opbouw van de huid
De huid is een uitgebreid orgaan dat de buitenkant van het lichaam bedekt. Het varieert in
structuur van locatie tot locatie, afhankelijk van de specifieke functies, waaronder:
Bescherming tegen schadelijke stoffen van buitenaf
Thermoregulatie
Sensatie (aanraking, warmte, druk, pijn)
Afscheiding van beschermende lipiden, enz.
De huid bestaat uit twee hoofdlagen: de epidermis en dermis, en een variabele derde laag ,
de subcutis.
De epidermis is de oppervlakte-epitheellaag die in contact staat met de externe omgeving.
Uitgroeiingen van deze laag produceren oa. zweetklieren en haarzakjes. De epidermis is van
een basaalmembraan stevig gehecht aan de dermis, de onderliggende bindweefsellaag. In
de dermis vormt de middelste ondersteunende laag met daarin de zweetklieren en
haarzakjes, bloedvaten, zenuwen en zenuwuiteinden, die zijn ingebed in een
elastocollagene stroma geproduceerd door fibroblasten. De onderste laag wordt de
subcutis of hypodermis genoemd. Deze laag varieert in dikte en samenstelling, maar
bestaat meestal voornamelijk uit vetweefsel.
1
,Architectuur van de huid.
Schematische weergaven van de dikke en dunne huid. De meest oppervlakkige laag van de
huid is de epidermis (E). Deze varieert van plaats tot plaats in dikte en is bedekt met
acellulair keratine (K); deze laag is over het algemeen dun, maar dik is op specifieke plaatsen
zoals de voetzool. Onder de epidermis bevindt zich de dermis (D), die twee componenten
heeft: een meer oppervlakkige papillaire dermis (PD) en een dichtere reticulaire dermis
(RD), die het grootste deel van de laag omvat. De dermis bestaat voornamelijk uit collageen,
met enkele elastische vezels en bevat structuren zoals haarzakjes (H) en bijbehorende
talgklieren (SG), eccriene zweetklieren (EG) en kanalen (ED). Onder de dermis bevindt zich
de subcutis (onderhuids weefsel) dat bestaat uit vet- en collageenweefsel (S). Interdigitaties
tussen de epidermis en dermis in dikke huid (a, c) genaamd rete ribbels (RR) bieden een
groter oppervlak voor hechting. De diepste laag van de huid, de subcutis, heeft een
variabele structuur; wanneer deze prominent aanwezig is, bestaat het grotendeels uit
vetweefsel dat wordt doorsneden door fibrocollagene septa. De subcutis bevat het
belangrijkste subcutane netwerk van slagaders en aders van waaruit bloedvaten zich naar
boven uitstrekken en een netwerk vormen (de cutane plexus) bij de dermosubcutane
junctie. Van hieruit dringen kleinere bloedvaten de dermis (BV) binnen, geven vertakkingen
aan de haarzakjes en zweetklieren en culmineren in een oppervlakkig netwerk van kleine
venulen en arteriolen (de subpapillaire plexus). Capillaire lussen van deze plexus strekken
zich naar boven uit in de dermale papillen om dicht bij de dermoepidermale junctie te
komen. Bloedvaten dringen de epidermis niet binnen.
2 De epidermis
2.1 Algemene opbouw
De epidermis is het beschermende epitheel van de huid dat in contact staat met de externe
omgeving
Het epitheel van de huid is een meerlagig plaveiseleptiheel dat keratiniserend is en
epidermis wordt genoemd. Het overheersende celtype is de keratinocyt. Keratinocyten
splitsen zich van de basale laag af om de bovenliggende lagen te vormen, die meer
gespecialiseerd worden en verder differentieren waarbij ze keratines produceren. De
epidermis bestaat uit verschillende lagen: de onderste basale laag (stratum basale) die op
de basale membraan ligt, vlak erboven vinden we de prickle cellaag (stratum spinosum) en
de granulaire laag (stratum granulosum), om bovenaan de keratineuse laag te vinden
(stratum corneum). De basale en prickle cellaag zijn kubusvormig / veelvlakkig van vorm,
terwijl de granulaire en keratinelagen geleidelijk vlakker van vorm worden, net als bij andere
gelaagd plaveiselepitheel (zoals onderandere bij het aangehechte gingivale mucosa). Aan
het oppervlak van het epitheel vormen vlakke keratineplaatjes (squames of "schilfers"
genoemd) een taaie, waterafstotende laag (keratinelaag). De keratinelaag is niet cellulair
maar bestaat volledig uit gecross-linked keratine met een omringende lipidelaag. Deze laag
is gebonden aan het huidoppervlak, ook nadat de cellen die ze produceren uiteindelijk
afsterven. Elke keratineplaat komt ongeveer overeen met de vorm van de keratinocyt kort
voor zijn dood. Hoewel normaal gesproken dun, is de keratinelaag erg dik in de huid die
wordt blootgesteld aan constant trauma, zoals die op de voetzolen en handpalmen. Een
2
, bijkomende laag, de stratum lucidum, wordt ook nog beschreven in de huid van de zool (dus
in het dikke laag epitheel). Dit verwijst naar een smalle, bleek-kleurende laag van compacte
keratine die soms wordt gezien tussen de granulaire laag en de dikke keratinelaag. Het heeft
geen structurele of functionele betekenis en kan een artefact zijn van het kleuren.
K = keratine laag
G= stratum granulosum
P= prickel cell laag
B = basale cellaag
L = langerhans cel
M = melanocyt
3