10 METHODIEKEN ROND INCLUSIE
10.1 VISIES OP DE MAATSCHAPPIJ
10.1.1 Nussbaum en Sen
Mensen moeten mogelijkheden krijgen om een kwaliteitsvol leven uit te bouwen naar
keuze.
Drie achtergestelde groepen: derdewereld, personen met een beperking én dieren.
10.1.2 Nicole Vettenburg
Uitsluiting en ongelijkheid en structurele oorzaken zorgen ervoor dat sommige personen uit
de boot vallen
Hoe wordt dat veroorzaakt volgens Nicole?
• 3 factoren die elkaar versterken
o Individuele factoren
▪ Bepaalde persoonlijkheidstrekken, gebrek aan bepaalde vaardigheden
o Institutionele factoren
▪ Manier waarop de organisatie/ instituties werken
o Structurele factoren
▪ Manier waarop de samenleving georganiseerd is (economische, sociaal,
cultureel vlak)
• De basis is: structurele ongelijkheid en die versterkt de institutionele factoren en
individuele factoren → cumulatief proces
10.1.3 Harry Kunneman
• Presteren, concurreren en consumeren zijn de dominante cultureel en economische
kaders
• Weinig tijd voor trage vragen: levensvragen waarvoor geen snelle technologische
oplossing is
• Dikke ik- gedrag
Dikke ik-gedrag
• Dik zijn door consumptie: welvaart en toch ontevreden
• Zich dik maken: individueel scoren en concurreren ten koste van de ander
• Een dikke huid hebben: moreel onverschillig zijn voor het leed van de ander (het is
zijn eigen schuld, dat is mijn probleem niet)
De positie van de hulpverlener volgens Kunneman
• Hv moeten doelstellingen halen, procedures volgen maar moeten ook aandacht
hebben voor morele waarden zoals ‘rechtvaardigheid’ en ‘autonomie’
• Maar hij moet ook morele kwaliteiten hebben. Spreekt over deugden zoals moed,
eerlijkheid, trouw en ondeugden zoals gemakzucht.
• Hij ijvert voor de normatieve en reflectieve professional Niet enkel regels en
procedures volgen maar ook durven nadenken over morele waarden en normen. Niet
alleen de dingen goed doen (zoals vastgelegd in regels en procedures) maar ook
nadenken over het goede doen.
• Deze houding ook bij de omgeving stimuleren zoals politie, huisvestingsdiensten,
gemeentes.
• Pas dan kan hij ook ruimte en begrip hebben voor de leefwereld van de client.
100
, 10.2 COMMUNITY BUILDING
Uitgangspunten
• Versterken, stimuleren, aanmoedigen van verbindingen tussen elkaar.
• De klemtoon ligt op sterktes en capaciteiten. Wat kunnen mensen voor elkaar
doen? Minder focus op de problemen, negatieve zaken.
• In een dergelijke samenleving is ook plaats voor zorg krijgen in de maatschappij
(community care)= vermaatschappelijking van de zorg.
• Op die manier ontstaat sociale cohesie, sociale inclusie, solidariteit,
gemeenschapszin en wordt de samenleving opgebouwd.
Twee methodieken
• Kwartiermaken
o Hoe kan men werken aan die samenleving
o Specifiek voor mensen met een psychische kwetsbaarheid
• Buurtvlechting
o Eerder binnen de gehandicaptenzorg
10.2.1 Kwartiermaken
10.2.1.1 Terminologie en ontwikkelaar
Term ‘kwartiermaken’ (militaire term, kampement klaarmaken) waarbij een deel van het team
op vooronderzoek en dan volgt de rest van het team. Dit is ook wat de kwartiermaker doet,
kijkt voor zijn cliënten wat die kan doen
Doortje Kal, Nederlandse kwartiermaker.
Hier nu ook in Vlaanderen veel toepassingen o.m. in PC Gent-Sleidinge olv psycholoog
Peter Dierinck.
10.2.1.2 Doelgroep van kwartiermaken
Kwetsbare burgers (van patiënt naar burger)
• Psychische en psychiatrische achtergrond
• Mensen met een verstandelijke beperking
• Mensen met een migratieachtergrond
Vaststellingen
• Worden in de eerste plaats gezien als drager van een diagnose en niet als burger die
recht heeft op woning, werk en zinvolle vrijetijd (=activerend burgerschap).
• Stigmatisering en uitsluiting (=beeldvorming).
• Handelingsverlegenheid bij de burgers.
10.2.1.3 Doelstellingen van kwartiermaken
1. Kwetsbare burger mogen zijn. Geen versmald burgerschapsmodel (werken,
autonomie en zelfredzaam zijn) maar ook zorg mogen krijgen (is niet vies).
2. Werken aan een ‘gastvrije’ samenleving (zinvolle activiteiten, keuzes, emotionele
ondersteuning, medezeggenschap) door ‘niches’ te ontwikkelen (= veilige ruimtes
met voldoende steun zolang nodig).
3. Erkenning van het anders- zijn: ‘vreemde ander’ (anders denken over het anders
zijn).
101