FUNDAMENTELE BEGRIPPEN
DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING: DEEL
BEHANDELING
Jaar: 2022-2023, semester 1
Studiepunten: 6
Lector: Annelore Defever + Kathleen Van Snick
OLOD: fundamentele begrippen diagnostiek en behandeling
Examen: Behandeling -> 57%
Diagnostiek -> 28%
Paper -> 15%
Extra info: ICF + therapievormen + didactiek
Hoofdstuk 1: Biopsychosociaal denken (Van Snick)
1.1 Van biomedisch denken
16de-17de eeuw: ontstaan van biomedisch model (o.i.v. moderne wetenschap)
= biomedische manier om naar de mens te gaan kijken
o Mens = fysiek lichaam waar biologische processen ziekte en gezondheid bepalen
o Tegenhanger van bio psychosociaal model
o Kritiek op biomedisch model
Te enge benadering van mens, ziekte en gezondheid
Model werkt goed bij eenvoudige en/of acute aandoeningen, (=
eenvoudige oorzaak, duur relatief kort
Model werkt niet bij chronische en/of degeneratieve aandoening (=
meerdere factoren)
Te categorisch denken over ziekte en gezondheid
2 toestanden
o Ziek (abnormaliteit) = tijdelijke verstoring v/h normale leven
o Gezond = afwezigheid van ziekte (norm)
Scheiding van lichaam en geest
o Kleine kerkelijke verandering
o Verboden: disectie -> de geest zou kapot gaan
onderzoek op menselijk lichaam werd hierdoor acceptabel voor de christelijke kerk
Ziekte = samenwerking van aantal biologische processen
1.2 … Tot biopsychosociaal denken
Biologische processen
o Extern = factoren die van buitenaf op ons afkomen (=infecties,..)
o Intern = factoren die van binnenaf op ons afkomen (=genetische factoren,…)
George Engel -> biopsychosociaal model
o Gebaseerd op interactie tss biologische, sociale en psychologische aspecten van
ziekte
o De verschillende componenten
Biologisch
Alle fysieke + demografische aspecten
o Genetische factoren (bv.lengte)
o Medicatie
o Immuniteit
, Psychologisch
= psychologisch functioneren
o Geheugen
o Overtuigingen (bv. zieke mensen zijn zwakke mensen,
genderdiscussie,…)
o Stress (bv. stress -> korter gedrag)
o Manegementstrategie (= hoe ga jij om met je kleine en grote
kantjes)
o Emoties
o Gedrag
Sociaal
Sociaal netwerk (bv. familie,
vrienden,…)
Socio-economische toestand (bv.
equal pay day)
Interpersoonlijke relaties
Cultuur
Familiale achtergrond (bv. rijk-
arm)
- Vroeger = biomedisch model
o Gezond of ziek
Elke stoornis/beperking linken aan ziekte
- Nu = biopsychosociaal model
o Gezond zijn, maar toch slecht voelen <-> ziek zijn maar toch goed voelen
Voorbeeld ziek zijn maar toch goed voelen -> diabetes
- Ziekte/aandoening bepaalt niet mate van functioneren
o Algemene gezondheidstoestand
o De karaktereigenschappen v/e persoon
o De omgeving waarin iemand leeft
Voorbeeld: kind in rolstoel -> op school geen lift aanwezig -> school
(omgeving) beslist dat het kind niet naar school kan
1.3 De ICF
= international classification of functioning, disability and health (WHO)
- = middel om het biopsychosociaal denken om te zetten naar de klinische
praktijk
o Menselijk functioneren
Perspectief v/h menselijk organisme
Functies
Anatomische eigenschappen
Perspectief v/h menselijk handelen
Activiteit
participatie
Perspectief v/d mens als deelnemer v/h maatschappelijk leven
Activiteit
participatie
o Factoren die op dat functioneren van invloed zijn
- Wat is een classificatiesysteem wel
o Ordening van begrippen en termen binnen een bepaald domein
, o Volgens vooraf opgestelde criteria
o In een hiërarchische structuur
o -> een classificatie heeft als doel de communicatie en de uitwisselbaarheid van
gegevens te verbeteren
- En wat het zeker niet is
o Meetinstrument
o Registratieformulier
o Vragenlijst
o Behandelprotocol
- Waarom ICF?
o Veel classificatiesystemen
Te veel nadruk op manier waarop in het functioneren tot stand komen en
niet de gevolgen ervan
Beschrijving van ziektes, aandoeningen, letsels in ICD11, DSM
-> etiologische classificatiesystemen (= classificatie die vanuit
oorzaak gaat)
o ICF = neutralere positie
o ICF beschrijft het totale menselijke functioneren, alle gezondheidscomponenten
Kan ook positieve elementen vermelden
Geen oorzakelijke verbanden
o ICF en ICD-11 best samen gebruiken
1.3.1 toepassingen
- voorbeelden
o verzamelen van statische gegevens
o basis voor het ontwikkelen van onderzoeksinstrumenten (quality of life)
o basis voor het ontwikkelen van klinische instrumenten
o bij de planning van een sociaal beleid
o basis voor het ontwikkelen van onderwijs instrumenten
1.3.2 opbouw
- 3 grote luiken
o Luik voor “ziekte/aandoening”
o Deel 1: waar functioneren + functioneringsproblemen in beschreven worden
o Deel 2: waar externe en persoonlijke factoren in beschreven worden
1.3.3 terminologie
1.3.3.1 ziekte/aandoening
- Parapluterm voor ziekte,
aandoening, letsel of trauma
- Kan ook andere omstandigheden
beschrijven
o Bv. veroudering, stress,
zwangerschap, genetische
voorbestemdheid,
aangeboren aandoeningen
- Kan teruggevonden worden in
ICD-11 of ICD-10
1.3.3.2 Deel 1: functioneren en
functioneringsprobleem
- Functies en anatomische eigenschappen
o Functies = fysiologisch functioneren van lichamelijke systemen, inclusief
psychologische functies
, Voorbeeld: iemand heeft een bilateraal gehoorverlies -> oor werkt niet
goed = functie
Detectie van geluid, auditieve discriminatie, stem geven,
stemperceptie en woordbegrip
Begin van codering: letter b (body)
oAnatomische eigenschappen = anatomische structuren zoals organen,
ledematen
Voorbeeld: gat in het trommelvlies -> voorbeeld van anatomische
eigenschap
Anatomie v/h oog, middenoor, binnenoor en stemorgaan
Begin van codering: letter s (structures)
Probleem binnen 1 van deze componenten -> stoornis
Bv. dat gehoorprobleem een onderdeel is v/e syndroom -> dan is
syndroom de stoornis en gehoorprobleem de functie
Voorbeelden van stoornissen: dyslexie, visusprobleem, autisme, mentale
beperking, stotteren,…
o Geordend volgens aard, NIET volgens oorzaak
o Zowel + als – aspecten kunnen beschreven worden
- Activiteiten en participatie
o Activiteiten = onderdelen van iemands handelen
Voorbeeld van activiteiten: telefoneren, autorijden,tv kijken, tekst
voorlezen in de klas
Problemen in het component activiteiten = beperking
Voorbeeld van beperking = niet meer kunnen sporten, problemen
tijdens sollicitatiegesprek,…
o Participatie = gaat over iemands deelname aan het maatschappelijk leven
Voorbeelden van participatie: jeugdbeweging, job, school, hobby
o Allebei de codering: letter d (domain)
Probleem in het component participatie = participatieprobleem
Voorbeelden van participatieproblemen: invloed dyslexie op latere
job/studiekeuze, omwille van stotteren geen lid worden van
toneelgezelschap,…
1.3.3.3 Deel 2: externe en persoonlijke factoren
- externe factoren = gaan over iemands fysieke en sociale en attitude-omgeving
o voorbeelden: ondersteuning, dyslexie, aanpassingen (vooral materieel), jaloezie,
dove,…
o 2 niveaus: individueel en maatschappelijk
o Iemands fysieke en sociale omgeving kunnen het functioneren + en –
beïnvloeden
o Codering: letter e
- Persoonlijke factoren = gaat over iemands individuele achtergrond + bestaat uit
kenmerken v/h individu die geen deel uitmaken v/d functionele gezondheidstoestand
o Voorbeelden: geslacht, leeftijd, algemene gezondheid, levensstijl, gewoonten,
sociale achtergrond, onderwijs, beroep, eerdere ervaringen
o Voorbeelden van persoonlijke factoren (+ of -): motivatie, negatief zelfbeeld,
persoonlijkheid, goed geheugen,…
1.3.4 Codering
- Gebruik gemaakt van alfanumerieke code (letters en cijfers)