Grondslagen van de psychologie -
Psychologie
1. Hoofdstuk 1
1. Het begin
Geschiedkundige grondslagen: hoe zijn we gekomen waar we nu zijn?
Conceptuele/filosofische grondslagen: veronderstelling van hoe de wereld in werkelijkheid
in elkaar zit en hoe die onderzocht kan worden
De wereld veranderd sterk
200jaar geleden: meeste mensen jong en arm, geen verplicht onderwijs, werken op
platteland, moeizaam reizen, stil, kerkelijk
50jaar geleden: telefoons aan muren, info uit bib, geen computers/internet
2. Het geschrift
Zeer belangrijk -> geschreven info -> keerpunt van prehistorie naar historie
VOOR: - denken gericht op concrete, praktische problemen, niet begrijpen
- kennis is vluchtig bv. Niet veel mensen kennen de namen van hun
overgrootouders omdat deze niet opgeschreven werden
- mythes en verhalen over ons ontstaan, met contradicties, animisme bv. Geesten
ONTSTAAN
Op 4 plaatsen: China, Egypte en Summerië (=vruchtbare sikkel) en Midden- Zuid Amerika
Gebaseerd op:
Tekens met letterlijke betekenis = pictogrammen = logografisch, veel van nodig om wereld
te begrijpen
Tekens met klanken = fonografisch
Eerste alfabetisch schrift (fonologsich) -> egyptenaren
,EXTERN GEHEUGEN
Maakt cumulatie van kennis mogelijk = bouwen op kennis van anderen: “Dwerg op
schouders reus”
Tegenstrijdigheden zien: rijmen om te onthouden is niet meer nodig, ook belangrijk voor
wetenschappelijke kennis
Socrates = griekse filosoof, volgens hem maakt het studenten lui, omdat ze niets meer
moeten onthouden.
3. De lezer
Tot algemene leerplicht waren er veel mensen die niet konden lezen
Sommige geschriften zijn makkelijker:
scriptio continua = geschrift zonder spaties, moeilijk om stil te lezen
letters en klanken: zelfde letter, andere klank/ zelfde klank, andere letter
logografisch is moeilijker te lezen
Scholastische methode (vanbuiten leren) of kritisch evalueren?
4. Getallen
Voor het geschrift -> Ishango-beentje uit Congo (mens is ontstaan in Afrika)
Subitisatie = pasgeboren kinderen en dieren kunnen 1,2 en 3 definiëren
bv. Als eieren van een vogel gestolen worden merkt die het als er 2-3 waren.
Hierdoor kunnen getallen voorgesteld worden door streepjes tot 3-4
Daarna groepering per 5 (aantal vingers op een hand), vanaf 5 andere naam en teken
NAAMGEVING
Kleine getallen al snel -> alle Indo-Europese landen hebben dezelfde grondwoorden
Getal 9 = nieuw (fr.neuf)
Getallen boven 10 zijn moeilijker: elf = one left, twaalf = two left
Vanaf 20 duidelijk systeem met tientallen en eenheden (vingers tellen)
In Summerië: basis van 60 (= 5x12= aantal kootjes op een hand te tellen met duim)
Nog steeds onze basis in tijdsaanduiding (Babylonisch)
PLAATSGEVING
Grieks en Latijns (met X, I,M,D,..)was niet goed:
Niet economisch
Geen overeenkomst tussen grootte en waarde getal: 50=L, 39=XXXVIIII
PLAATSCODE
,Elk cijfer heeft eigen symbool
Plaats van symbool geeft eenheden, tientallen,… weer: 123= 1+20+300
En de nul? -> eerst . , later 0 ontworpen door Indië
Tot bij ons gekomen via Arabieren-> schreven van rechts naar links dus: 123=100+20+3
5. Vroege beschavingen
Eerst in Vruchtbare sikkel (= Summerië, Egypte, Babylon)-> eerste landbouw
Hun ontdekkingen: wiel, getallen (kalender, beweging hemellichamen),
geometrie(meetkunde) en geschrift
GRIEKSE BESCHAVING:
Bouwt voort op vruchtbare sikkel
Hippocrates: geneeskunde
Begin filosofie:
kritisch nadenken over universum en de mens
Plato
Beschreef als eerste woord ‘filosofie’
Schreef dialogen bv. Van Socrates
Onze wereld is slechts een voorbijgaande afspiegeling van de ideale wereld
(schaduwen in een grot)
Ziel en lichaam zijn verschillend, ziel is verbonden met de kosmos(ideale
wereld) en heeft kennis, om tot die kennis te komen moeten we in onze ziel
kijken, nadenken en redeneren
Observatie is minder belangrijk: dieren kunnen ook waarnemen, maar hebben niet
onze kennis
Wiskunde benadert de ideale wereld want het is afgeleid vanuit ware kennis uit
axioma’s
De ziel heeft 3 delen: 1: Rede: in de hersenen, onsterfelijk
2: Waarneming en Emotie: in het hart, sterfelijk, gescheiden
van rede door nek
3: Honger en Lagere verlangens: in de lever, sterfelijk
, Aristoteles
Leerling van Plato (dus deel van kennis overgenomen van Plato, hij van Socrates)
Onvolledige nota’s bewaard gebleven (ooit in kelder beland en vergeten, later
wel weer gevonden maar onduidelijk, want nota’s van leerlingen)
3 soorten kennis: Productieve kennis-> hoe iets maken?
Praktische kennis -> hoe zich gedragen in verschillende toestanden?
Theoretische kennis-> zoeken naar waarheden over universum
wiskunde, biologie, theologie(kennis over universum)
start met axioma’s = waarheden die juist voelen en duidelijke
plaats hebben in ons beeld van het universum
bv. Er zijn stilstaande sterren en wandelende(Venus, mars,…)
bv. Er zijn 4 elementen op aarde: lucht, vuur, water en aarde
lucht en vuur streven naar het univ, water en aarde naar aarde
kennis over axioma’s komt van: observatie, intuïtie en kennis over universum, logica
maar afwijkende observaties zijn mogelijk zonder dat ze de kennis in twijfel trekken
(theorie=prioriteit <-> nu)
er bestaat een levenskracht -> zorgt ervoor dat sommige dingen leven, anderen niet, zit
vooral in het hart
bestaat uit 3 delen: -Vegetatieve ziel: aanwezige in alle levenden, zorgt voor voeden en
voortplanten
- Dierlijke ziel: beweging, perceptie, geheugen
- Rationele ziel: denken over universum en een deugdzaam leven leiden
ALEXANDRIË:
Uitbreiding van het Griekse rijk door Alexander de Grote
Meer interactie met andere beschavingen -> motor voor groei
Verschuiving van kennisbasis naar Alexandrië(Egypte)
: Euclides, Archimedes, Ptolomaeus