Samenvatting biochemie
Hoofdstuk 1. Inleiding
Miller experiment
Primitieve aarde nabootsen (H2O, N2, NH3, CO2, CO, CH4, H2) en kijken wat er gereageerd
heeft na 1 week
Spontaan ontstaan complexe moleculen (chemische processen): AZ, basen,
mierenzuur, …
Beschrijvende biochemie: Leer van chemische structuren
Dynamische biochemie: Leer van chemische veranderingen
Moleculaire biochemie: Leer werking cel op moleculair niveau
Biochemie: Wetenschap met veel raakvlakken en onderdeel van geneeskunde,
microbiologie, biologie, voedingsleer, landbouw, hematologie, immunologie, genetica, …
Leven: Chemisch reageren in evenwicht
Sterke coördinatie en homeostase noodzakelijk
Hoofdstuk 2. Biomoleculen
Water
Dipoolkarakter
Oplosmiddel
Watersamenstelling organisme: ~ ouderdom, geslacht, [vet]
- Foetus: 94% ~ grote metabole activiteit
- Gemiddelde cel volwassene: 70%
- Fysiologisch water: 0,9%
- Zeewater: 3,4%
Anorganische bestanddelen
= Fe2+, Ca2+, Mg2+, Cl-, H2PO4-, SO42-, I-
NIET: H3PO4, PO43-, H2SO4
Hebben een extreme pH nodig: te zuur/basisch
Functies:
- Mg2+: cofactor voor enzymen
- Ca2+: bloedstolling
- Fe2+: hemoglobine
Kunnen vastgelegd worden met EDTA: moleculaire tang
- K+ en Na+: integriteit celmembraan
,Belang:
- Ionensterkte → invloed op metabolisme
- Buffers: CO32-, HCO3-, H2PO4-, HPO42- → pH regeling in bloed en cel
- Bouwstof: Ca3(PO4)2 → tanden en beenderen (oplossing bij pH 5,5)
- Soms toxisch na ontbinding organisme → SH in EW: H2S
Organische moleculen
Acetyl CoA
Thio-ester
Uit vit. B Amide
Amide
Fosforzuurester
Fosforzuuranhydride
Fosforzuurester
Fosforzuurester
Gluciden
= Koolhydraten
Monosachariden
Belangrijkste glucide in de cel: glucose
- Energieleverancier
- Bouwstof
- Opgelost in de cel
- Staat op zichzelf en wordt omgezet
- Lage normaalwaarde opgelost glucose, maar wel belangrijk
- Glucosetekort: glucosetransporter/glut-receptoren (glucose zelf is
te groot om doorheen de membraan te kunnen)
- Afbraak: glycolyse → Krebbs cyclus
- Opstapelen: glycogeen (= reserve polysaccharide in dierlijke
systemen in lever – en spiercellen) → glycogeen kan
groeien/krimpen en heeft glycogenine als primer aan het uiteinde
,Glucose-6-fosfaat Sorbitol Fructose
Ribose 2-Deoxy-D-ribose N-Acetyl-D-glucosamine
Disachariden
Sacharose/bietsuiker/rietsuiker
Witte suiker (keuken): raffinage
Invertsuiker: levensmiddelenindustrie
o Sacharose industrieel geknipt
o Mengsel glucose en fructose
o Zeer zoet
Polysachariden
Glycogeen
- -glucoseblokjes 1-4 lineair aan elkaar gezet
- Vertakkingen: 1-6
Mureïne
- Stikstofacetylglucosamine
- 1-4 verbonden
- Gebonden met EW en pepitden
, Zetmeel
- Lijkt op glycogeen, maar heeft een lagere vertakkingsgraad
Cellulose
- Papier, katoen, …
- Plantencelwanden
- Omgekeerde 1-4 verbinding = 1-4 verbinding
- Moeilijk knippen door de mens: geen enzymes voor
<-> Bepaalde bacteriën, m.o., dieren wel
- Structuurpolysacharide
Pectine
- Middenlamel celwand
- Kleeft plantencellen samen
- Vormen geleien: jam, snoep, …
Lignine
- Houtstof in hout, vezels, nootschalen, …
- Versteviging
Chitine
- Skelet schaaldieren en insecten
- Celwand schimmels
Glycoproteïnen en glycolipiden