Introductie
Historiek
o Algologie (=wetenschap van pijnbestrijding):
o Oorsprong: 1947 (U.S.)
o Oprichting multidisciplinaire vereniging I.A.S.P. in 1973
o België (2005): 9 ‘pijnreferentiecentra’
o België (2009):
Proefprojecten algologische functies opgericht in 73 ziekenhuizen
Oprichting ‘multidisciplinaire pijnteams’ in 36 ziekenhuizen
o Interuniversitaire onderzoekscommissie ingesteld door federale overheid
Epidemiologie (=voorkomen van pijn)
o “Pijn”: vaak de belangrijkste reden waarom iemand behandeling zoekt
Hetzij acuut, hetzij chronisch
o I.A.S.P. international declaration (2010):
"Toegang tot pijnbestrijding is een fundamenteel mensenrecht"
o U.S.: survey (Johannes CB et al, 2010)
30 % van de US bevolking vertoont chronische pijn langer dan 6 maanden =
100 miljoen mensen
Hogere pijn prevalentie: geassocieerd met lagere socio-economische status,
werkloosheid, laaggeschoold (Portenoy RK et al, 2004)
Grote impact op Q-life, werk, recreatieve leven,…(American Pain Foundation
2006)
Incidentie:
- 30 % Low back pain
- 15 % Neck pain
- 15 % migraine
- perifere gewrichtspijn
Chronische pijn: hoge kost voor maatschappij (Gaskin DJ et al , 2012)
o België (pijnrapportstudie federale overheid, 2011)
Vermoedelijk 8,5 % of 938.800 personen met chronische pijn in België op
een bevolking van 11 miljoen
“Ernstige pijnklachten, van lange duur met significante impact op het
functioneren en de levenskwaliteit van de patiënten.”
, I.A.S.P.: International Association for the Study of Pain
o Multidisciplinaire vereniging
o Focus op het belang van “kennis, behandeling en onderzoek over pijn”
o Website: www.iasp-pain.org
o Publicaties:
Journal: “Pain” (maandelijks tijdschrift)
Books
Clinical notes
o World Congress of Pain
o Regionale en nationale afdelingen : Belgian Pain Society
o SIG’s : special interest groups
= werkgroepen gefocust op bepaalde pijn zoals
- Complex regionaal pijn syndroom = Sudeck-atrofie
(steeds meer pijn krijgen ipv pijn mindering na trauma)
- Genetisch <-> pijn
- Musculoskeletale pijn
- Orofocial and head pijn
Publiceert ook richtlijnen voor die soorten pijn
Definities en dimensies van pijn
o Definitie van pijn volgens de IASP:
"Een onaangename sensorische en emotionele ervaring geassocieerd met
feitelijke of potentiële weefselschade of beschreven in termen van
dergelijke schade" (1979).
Pijn hoeft niet samen te gaan met observeerbare weefselschade
Er hoeft geen detecteerbare onderliggende oorzaak te zijn
Pijn = multidimensioneel
- Niet enkel sensorisch maar ook de emotionele ervaring is belangrijk
Belangrijk : pijn = subjectief en indien beschreven door de patiënt ook
“echt”
o Herziene definitie 2020
"Een onaangename zintuiglijke en emotionele ervaring geassocieerd met, of
lijkend op die verband houdt met feitelijke of potentiële weefselschade,"
(2020)
, Aangevuld met 6 keynotes:
- Pijn is altijd een persoonlijke ervaring die in verschillende mate
wordt beïnvloed door biologische, psychologische en sociale
factoren.
- Pijn en nociceptie (= weefselpijn na schade) zijn verschillende
verschijnselen. Pijn kan niet alleen worden afgeleid van activiteit in
sensorische neuronen.
- Door hun levenservaringen leren individuen het concept van pijn.
- Het verslag van een persoon van een ervaring als pijn moet worden
gerespecteerd.
- Hoewel pijn meestal een adaptieve rol speelt, kan het nadelige
effecten hebben op
- Verbale beschrijving is slechts een van de vele gedragingen om pijn
uit te drukken; onvermogen om communiceren doet niets af aan de
mogelijkheid dat een mens (kind) of een dier ervaart pijn
De emotionele component maakt de pijnbeleving uniek voor iedere persoon
Het is belangrijk voor de behandeling of het ‘pijn management’ om chronische pijn te
differentiëren van acute pijn
Dimensies van pijn (Melzack & Casey, 1968)
o Sensorisch - discriminatieve dimensie
Localisatie, intensiteit, kwaliteit (vb scherp, brandend), duur
o Motivationele – affectieve dimensie (hoe ervaart patiënt zijn pijn?)
Onaangename karakter van pijn, mate van hinder (vb ziekmakend)
o Cognitief – evaluatieve dimensie (hoe patiënt zijn pijn beoordeeld)
Plaatst de actuele pijn in een perspectief, beoordeling
Beïnvloed de sensorische en motivationele dimensies
Gebaseerd op de ‘beliefs’ van de patiënt (cultuur, past experiences
Bv: pijn op borst. Patiënt denkt aan hart, longen. De patiënt houdt geen
rekening dat het ook gewoon aan de ribben kan liggen (erger denken dan dat
het is)
o Deze drie dimensies beïnvloeden de “motorisch en gedragscomponenten” als gevolg
van de pijn = respons op de pijn
o Er kan ‘pijngedrag’ ontstaan:
Pijnontwijkingsgedrag
Pijn negeren
Link tussen pijn en bewegen - motorische controle
o “Chronische pijn” kan een aandoening op zich worden
, IASP: bijkomende terminologie om pijn te beschrijven
o Hyperalgesie: toegenomen sensitiviteit
Bv: als je langere tandpijn hebt zal deze volledig uitstralen naar de kaak
o Allodynia: pijnlijke prikkel die normaal niet pijnlijk is
Bv: massage => achteraf pijn terwijl dat niet mag
o Hypoalgesie: afwezigheid van pijn na schadelijke stimulus
Bv: diabeet heeft geen pijn aan tenen
o Dysesthesie: onaangename abnormale sensatie (branderig gevoel, tinteling)
o Neurogene pijn: pijn veroorzaakt door primair letsel in perifere of centraal ZS
o Neuropatische pijn: pijn afkomstig als een direct gevolg van een letsel in
somatosensorisch systeem
o Pijn gedrag: patroon van observeerbare acties, houding, expressies
o Gerefereerde pijn: spontane pijn buiten de zone van het letsel
o Nociceptor: een sensorische receptor die een schadelijke stimulus detecteert en
doorstuurt
o Nociceptieve pijn: pijn komende van de nociceptoren (= vrije zenuwuiteinden)
o Sensitisatie: toegenomen gevoeligheid van neuronen bij een normale input
Behandelingsmodellen
o Biomedische model
Descartes (17de E): alle pijn heeft een directe fysiologische oorzaak
Toepasbaar bij acute pijnen
Voorbeeld:
- Trauma: “enkeldistorsie”
- Pijn = symptoom van initieel trauma
- Medische behandeling gericht op letsel
- Medicatie, kine, bracing,…
o Biopsychosociaal model
Pijn als interactie tussen biologische, psychologische en socioculturele
variabelen.
Schema volgens Loeser J (1982).
Toepasbaar bij chronische pijn
Componenten:
- nociceptie (= detectie)
- pijngewaarwording (perceptie, corticaal)
- pijnbeleving: emotionele distress
- pijngedrag